Boekrecensie van Likoed Nederland, 16 februari 2020.
Onlangs heeft Kees Broer het zeer lezenswaardige boek ‘Vijftig jaar Palestina Komitee’ gepubliceerd.
Kees heeft zelf een extreemlinks verleden. Hij heeft daar echter al lang afstand van genomen. Hij staat nu bekend als een grote vriend van Israël.
Toch blijft hij geïnteresseerd in het wel en wee van extreemlinks. Hij schrijft daarover geregeld op zijn blog ‘Keesjemaduraatje’.
Het was ook aanleiding voor hem om in het archief te duiken van het Nederlands Palestina Komitee (NPK). Dat werd hem niet in dank afgenomen. De toegang tot het archief werd hem ontzegd. Hij had toen van de tweeduizend belangrijkste archiefstukken echter al foto’s gemaakt.
Kees is van oorsprong antropoloog. Het boek hinkt daardoor enigszins op twee gedachten, tussen wetenschappelijk verantwoord en een interessante geschiedenis vertellen.
Maar wat het boek bij uitstek laat zien is dat het moeilijk is om pro-Palestijns te zijn zonder terreur goed te praten.
Dat kan ook bijna niet anders natuurlijk: de Palestijnse samenleving verheerlijkt geweld, jihad, terreur en terroristen. Het blijkt uit uitzendingen van de Palestijnse televisie. Ook kan iemand die de Westbank of de Gazastrook bezoekt niet om de vele posters heen op muren die gedode terroristen bejubelen. De laatste weken werd op een nieuw vredesplan ook weer gereageerd met oproepen tot rellen en terreuraanslagen.
De band met terreur was zichtbaar vanaf de start van de NPK. Eén van de oprichters was de Palestijn Mahmoud Rabbani. Hij stond destijds vooral bekend als honorair consul van Koeweit. Maar hij was ook fondsenwerver voor terreurorganisatie Fatah. Dat was in een tijd dat volgens een ambtsbericht van de Binnenlandse Veiligheids Dienst in 1973 Fatah ook Joodse doelen in Nederland verkende voor het plegen van aanslagen. Het logo van de NPK bestond destijds uit een Palestijnse terrorist met sjaal en geweer.
Dit gaat door tot op de dag van vandaag. Zo ging de laatste jaren een bestuurslid van het NPK, Benji de Levie, trots op de foto met Hamas-terroristenleider Haniyeh. Een ander bestuurslid, Ibrahim Al-Baz is als terrorist veroordeeld voor explosieven-smokkel en een recente voorzitter, Wim Langkamp, noemde zelfmoordaanslagen op burgers “legitiem”.
Het laatste laat maar weer zien wat voor abjecte onzin door pro-Palestijnse propagandisten schaamteloos wordt verspreid.
Want de Palestijnen hebben vredesverdragen met Israël gesloten, waarin juist hun belangrijkste verplichting is om te stoppen met terreur. Natuurlijk is het niet ‘legitiem’ om internationale verdragen stelselmatig te schenden.
Maar het is nog veel erger: het opzettelijk vermoorden van willekeurige burgers om politieke redenen is een oorlogsmisdaad in het internationale recht. Hoe kan je in hemelsnaam oorlogsmisdaden ‘legitiem’ noemen?
Het is exemplarisch voor het NPK. Voortdurend wordt – ook officieel naar buiten toe – de vele terreur verdedigd met allerlei bizarre kronkelredeneringen.
Zo is het grootste probleem van de aanslag op de Olympische Spelen van München in 1972, waarbij 12 Israëlische atleten bruut vermoord werden, voor de NPK dat: “de gerechtvaardigde strijd van het Palestijnse volk in een verkeerd daglicht wordt geplaatst”.
Bij de terreuraanslag op een school in Ma’alot in 1973, waarbij 30 mensen werden gedood, waarvan 23 kinderen, wordt zelfs verklaard: “de verantwoording voor de tragische afloop ligt bij de Israëlische regering.”
Daarnaast blijken leidende figuren van de NPK zelf betrokken geweest bij terreur, bijvoorbeeld door trainingen voor terroristen te volgen (in Jemen) en de smokkel van bom-tekeningen.
Kees Broer veronderstelt dat het hoofdbestuur daar niets van wist, hij heeft althans hierover niets teruggevonden in hun archief. Maar ja, natuurlijk legt iemand geen kennis van strafbare feiten vast in notulen.
Ondanks dat is ook zijn conclusie dat:
”de leden van het NPK de Palestijnse strijd niet steunen ondanks het terroristische geweld, maar eerder dankzij het gebruik van terreur. Het gebruik van geweld door onderdrukte groepen in de derde wereld heeft een grote aantrekkingskracht op linkse activisten.”
Toch kon oud-voorzitter Bertus Hendriks jarenlang als ‘onafhankelijke deskundige’ zijn mening over het Midden-Oosten geven in de media.
Die steun aan de PLO blijft paradoxaal:
“Vijftig jaar steun verlenen aan een hypocriete, corrupte en gewelddadige organisatie, en tegelijkertijd met het morele vingertje naar de staat Israël zwaaien. Het is absoluut een grote prestatie.”
Over antisemitisme heeft Kees Broer ook weinig aanwijzingen gevonden in het archief. Hij ziet de motivatie van de NPK daarom vooral in de extreemlinkse hoek (anti-imperialistisch). Maar ook voor antisemitische uitspraken zal gelden dat die niet gauw zullen zijn vastgelegd. De schrijver van het voorwoord, professor Meindert Fennema, benoemt deze drijfveer wel, in ieder geval bij sommigen.
Nogmaals, voor wie de pro-Palestijnse beweging een beetje kent is het weinig verrassend dat het gaat om terreur “ontkennen, goedpraten, meedoen”. Dit is daarom de ondertitel van het boek.
Dat betekent niet dat het niet een grote verdienste is van Kees Broer dat hij dit door minutieus, jarenlang onderzoek bij het NPK heeft aangetoond. Dat maakt dit boek van groot belang.