Gebaseerd op een artikel van dr. Martin Sherman. Vertaling: Brabosh.
“Sinds de tijd van Dr. Goebels is er nooit een geval geweest waarin voortdurende herhaling van een leugen zulke grote vruchten heeft voortgebracht … Van alle Palestijnse leugens is er geen leugen groter of verpletterend dan diegene die oproept tot de oprichting van een afzonderlijke Palestijnse staat op de Westelijke Jordaanoever … ”
Naarmate de nieuwe verkiezingen naderbij komen, zal het ‘Palestijnse probleem’ waarschijnlijk opnieuw een groot deel van het inter- (en intra-) partijdebat domineren. In veel opzichten is dit debat volledig overbodig. Immers, een eenvoudig mentaal experiment zal voldoende zijn om de sluier van leugenachtigheid weg te nemen die de Palestijnse grieven tegenhoudt.
Om dit aan te tonen, stel je zo maar eens voor dat de Zesdaagse Oorlog van 1967, waarin verschillende Arabische legers hun strijdkrachten bundelden met het onverholen voornemen om Israël te vernietigen, nooit had plaatsgevonden. Stel je voor dat Israël niet gedwongen was om een preventieve aanval uit te voeren in zelfverdediging om het openlijk uitgeroepen doel te verhinderen van de Arabieren om volledige genocide te plegen, resulterend in de overname van Judea & Samaria (ook bekend als de ‘West Bank’) – waarvan de Palestijnen thans beweren daar zich daar hun langverlangde thuisland bevindt.
Vraag jezelf dan af: als die oorlog niet had plaatsgevonden, waar zou ‘Palestina’ dan zijn? Per slot van rekening, maar voor deze oorlog, zou de ‘Westelijke Jordaanoever’ niet zijn gevallen onder de Israëlische regering. Dan zouden de Palestijnen absoluut geen grieven hebben tegen de Joodse staat en zouden er geen aanklachten zijn van Israël dat ‘de Palestijnse gebieden bezet’ en de ‘Palestijnen’ uit hun ‘thuisland’ zou verdrijven. Ja toch?
Helaas is dit helemaal niet het geval. Beschuldigingen van ‘bezetting’ van Palestijns land en de onteigening van de Palestijnen waren wijdverspreid lang voordat Israël de controle had over ook maar één vierkante centimeter van de ‘Westelijke Jordaanoever’. Inderdaad, al op 8 maart 1965, meer dan twee jaar vóór de Zesdaagse Oorlog, riep Gamal Abdel Nasser, president van Egypte, zijn bloedstollende intentie uit: “We zullen Palestina niet binnengaan met zijn grond bedekt met zand, we zullen het binnengaan met zijn grond verzadigd van bloed“. Joods bloed welteverstaan.
Maar waar refereerde hij aan ‘Palestina’? Het waren zeker niet de ‘Westelijke Jordaanoever’ en Gaza, die respectievelijk onder de Jordaanse en Egyptische heerschappij stonden. Het zou alleen het territorium kunnen zijn binnen de grenzen van vóór 1967 van Israël – de grenzen waar Israël onder druk wordt gezet om terug te keren om te zorgen voor … vrede.
Evenzo werden wilde sentimenten uitgedrukt door Ahmad Shukeiri, de voorganger van Yasser Arafat als voorzitter van de PLO. Inderdaad, slechts enkele dagen voorafgaand aan het uitbreken van de Zesdaagse Oorlog, in een ietwat voortijdige triomf van de overwinning, kraaide hij: “D-Dag nadert. De Arabieren hebben hier 19 jaar op gewacht en zullen niet terugdeinzen voor de bevrijdingsoorlog … “
Onheilspellend dreigde PLO-leider Shukeiri: “Dit is een strijd voor het vaderland – het is ons of de Israëli’s. Er is geen middenweg … We zullen Israël en zijn inwoners vernietigen en wat betreft de overlevenden – als die er zijn – liggen de boten gereed om hen te deporteren.“
Ook hier is Shukeiri’s gebruik van de woorden ‘bevrijding’ en ‘thuisland’ onthullend … en vernietigend voor de huidige Palestijnse eisen. Ze waren tenslotte duidelijk niet van toepassing op de ‘Westelijke Jordaanoever’ of de Gazastrook, omdat beide onder Arabische heerschappij stonden en zeker niet als het ‘thuisland’ werden beschouwd waarnaar de Palestijnse ‘bevrijdings’-inspanningen waren gericht.
De ware betekenis van deze termen komt met sterke duidelijkheid naar voren uit de tekst van de oorspronkelijke versie van het Palestijnse Nationale Covenant van 1964, een volledige drie jaren voordat de ‘Westelijke Jordaanoever’ onder Israëlische regering viel.
Daarin staat in artikel 16: “De bevrijding van Palestina … is noodzakelijk vanwege de eisen van zelfverdediging” en “het Palestijnse volk kijkt uit naar steun … bij het herstellen van de legitieme situatie naar Palestina … en zijn bevolking in staat te stellen om nationale soevereiniteit en vrijheid uit te oefenen.”
Maar artikel 24 bepaalt precies wat niet was opgenomen in het ‘vaderland’ van ‘Palestina’ en waar niet werd gezocht naar soevereiniteit. Inderdaad, het wijst ondubbelzinnig de Palestijnse beweringen af naar “elke territoriale soevereiniteit over de Westelijke Jordaanoever in het Hasjemitische koninkrijk Jordanië en Gaza.”
Het is moeilijk om een meer gezaghebbende bron voor te stellen om de Palestijnse bewering dat de ‘Westelijke Jordaanoever’ en de Gazastrook hun ‘oude thuisland’ vormen, zo vals mogelijk te verklaren. Dit schept uiteraard de opmerkelijk abnormale situatie die we vandaag hebben.
Aan de ene kant beweren de Palestijnen dat ze bereid zijn af te zien van al het grondgebied dat zij opeisten als hun ‘thuisland’ van vóór 1967, maar anderzijds verlangen zij hardnekkig naar hun ‘thuisland’ na 1967 een heel ander gebied, dat zij expliciet uitsloten van de eisen van hun vorige vaderland.
Het zou moeilijk zijn om een historisch precedent te vinden van een dergelijke dramatische metamorfose van een beoogd ‘thuisland’, waarin er geen overlap is van een enkele vierkante centimeter tussen het oorspronkelijk beweerde gebied en dat wat slechts enkele jaren later wordt opgeëist.
Kortom: Tot aan de Zesdaagse Oorlog van juni 1967 waren wat de PLO betreft de Gaza en de Westbank géén historisch Palestijns thuisland, vermits Gaza door Egypte werd bezet en de Westbank door Jordanië was geannexeerd. Die bocht van 180° zal er pas komen pas nàdat Israël deze gebieden heroverde op de Arabieren…!
Dit is geen triviale kwestie. Voor een gevoel van nationalisme wordt gedreven door een gevoel van verbondenheid, onlosmakelijk verbonden met geografische locaties in het thuisland, waar grote evenementen plaatsvonden die een duidelijk nationaal historisch geheugen en daaruit voortvloeiende coherente nationale identiteit genereerden.
Maar als dergelijke natie-genererende sites zich bevonden in Palestina vóór 1967, wat voor soort sites zouden er dan in Palestina nà 1967 kunnen zijn dat een gevoel van natie zou kunnen voortbrengen – aangezien de Palestijnen zelf toegaven dat dit tot 1967 niet bestond als deel van hun thuisland? Sterker nog, als de ‘Westelijke Jordaanoever’ tot 1967 deel was van het ‘Hasjemitische koninkrijk’, hoe zijn het dan opeens Palestijnen geworden met een langverlangd vaderland, dat ze tot dan toe zo gewillig afwezen aan een buitenaardse potentaat?
Het is duidelijk dat de aspiraties van de Palestijnen niets te maken hebben met hun gehechtheid aan het land, maar alles te maken heeft met de onthechting van Joden uit het land, dat wil zeggen. de Joden uit elk deel van het land drijven tussen de rivier de Jordaan en de Middellandse Zee. Sterker nog, zelfs binnen de regels van vóór 1967, lang voordat de vermeende ‘grondoorzaken van het conflict’ (.ie ‘bezetting’ en ‘nederzettingen’) van vandaag deel uitmaakten van het discours, en nog minder feiten op de grond, werd Israël veroordeeld als een koloniale, fascistische, expansionistische macht.
Luidens Artikel 19: “Het Zionisme is een kolonialistische beweging in haar begin, agressief en expansionistisch in haar doel, racistisch in haar configuraties en fascistisch in haar middelen en doelen. Israël, in zijn hoedanigheid van speerpunt van deze destructieve beweging en als de pijler van het kolonialisme, is een permanente bron van spanning en onrust in het Midden-Oosten.”
De implicatie van vóór 1967 is duidelijk. Om blijvende ‘spanning en onrust’ in de regio te verwijderen, moet hun ‘bron’ – Israël – worden verwijderd. Het is duidelijk dat de enige denkbare ‘eenvoudig-Engelse’ vertaling voor de ‘bevrijding van het thuisland’ de ‘vernietiging van Israël’ moet zijn. Het Palestijnse Nationale Covenant van 1964 werd vervangen door een versie uit 1968, die in de vorm van ‘de bevrijding’ van Palestina, ‘bleef de vernietiging van Israël als een noodzakelijke voorloper voor de vrede in het Midden-Oosten verdedigen – in flagrant expliciete bewoordingen.
Artikel 22 stelt dat de “bevrijding van Palestina de Zionistische en imperialistische aanwezigheid zal vernietigen en zal bijdragen aan de totstandkoming van vrede in het Midden-Oosten.” Alle gedachten die deze verwijzing was naar de ‘bezette gebieden na 1967’ worden snel verdreven door artikel 19, waarin wordt verklaard: “De verdeling van Palestina in 1947 en de oprichting van de staat Israël zijn volledig illegaal, ongeacht het verstrijken van de tijd …“
Artikel 20 duikt zelfs nog verder terug in de geschiedenis – tot 1917 – om de geldigheid van de Joodse staat in een deel van het Heilige Land te ontkennen: “De Balfour-verklaring, het Palestijnse mandaatsysteem en alles wat daarop is gebaseerd, worden als nietig beschouwd. . De beweringen van historische en spirituele banden tussen Joden en Palestina zijn niet in overeenstemming met de feiten van de geschiedenis en de opvatting van wat een soevereine staat vormt.“
Dus, teruggaand op ons mentale experiment en de oorspronkelijke vraag die het stelde: Als de Zesdaagse Oorlog van 1967 nooit had plaatsgevonden en de ‘Westelijke Jordaanoever’ onder de heerschappij van het Hasjemitische Koninkrijk was gebleven, waar zou ‘Palestina’ dan zijn? Het onvermijdelijke antwoord zou zijn: waar ook de Joden zijn … Is het te veel om te hopen dat eenvoudige waarheden de houding zullen bepalen in de volgende verkiezingen?