Het is slechts 22 kilometer van Jeruzalem naar Ramallah, maar de twee steden vormen twee aparte werelden.
Dertig minuten na ons vertrek uit Jeruzalem zien wij borden met grote rode tekst in het Hebreeuws, Arabisch en Engels:
“De toegang is voor Israëlische burgers verboden. Levensgevaarlijk en in strijd met de Israëlische wet.”
Wij bezoeken het vluchtelingenkamp Al-Amari, net ten oosten van Ramallah. Dit is een van de 19 vluchtelingenkampen op de Westbank. Het bevindt zich in gebied ‘A’, dat onder volledige controle van de Palestijnse Autoriteit staat.
In werkelijkheid weigert de Palestijnse regering verantwoordelijkheid te nemen of te zorgen voor de 7.000 inwoners van het kamp.
Wij gaan het kamp binnen door een poort met daarop een grote sleutel, symbool van de Palestijnse wens om terug te keren naar gebied waar zij voor de Arabisch-Israëlische oorlog van 1948 woonden. De straten liggen vol afval. De rioolbuizen lopen langs de buitenkant van de gebouwen. Sommige vertonen barsten.
Er wordt ons verteld dat de buizen af en toe ontploffen in de smalle steegjes. De luiken van winkels zijn voorzien van posters van ‘martelaren’ die zijn gedood terwijl ze terreuraanslagen pleegden tegen Israëliërs.
Een jongen komt uit een gang met een echt lijkend speelgoedgeweer. Hij vuurt een straal kogeltjes in onze richting en raakt een van de vrouwen in de groep. Ze wrijft de getroffen plek maar zegt dat het gaat. Wij lopen sneller door en passeren andere jongens met speelgoedgeweren.
Iemand in de groep vraagt zich hardop af hoe lang het zal duren voordat die speelgoedwapens in hun handen vervangen worden door echte wapens.
We rijden vervolgens naar Ramallah. Het contrast is opvallend.
Ramallah is een welvarend kosmopolitisch centrum. Het is schoon en modern. Het heeft musea, culturele centra en cafés.
Wij gaan naar het kantoor van het Palestijns Olympisch Comité, waar wij de voorzitter Jibril Rajoub ontmoeten. Hij is ook plaatsvervangend secretaris van het Centraal Comité van Fatah en een kandidaat om de 82-jarige Abbas op te volgen.
Hij spreekt met onze groep over het opbouwen van vertrouwen tussen Israëli’s en Palestijnen, het mooie van geweldloos verzet en het bevorderen van de normalisatie van de betrekkingen met Israël. Dit moet het optimistische standaard verhaal zijn dat hij aan Amerikaanse groepen geeft, hoewel hij het ook heeft over een “racistische en fascistische bezetting, een kanker en apartheid”.
Ik stel een vraag over de salarissen aan Palestijnse terroristen, die ongeveer zeven procent van de Palestijnse begroting uitmaken. Verrast door mijn vraag schreeuwt Rajoub dat het “een idiote vraag” is en dat zijn regering een “sociale verantwoordelijkheid” heeft om de 7.000 gevangenen te ondersteunen. Hij slaat met zijn vuist op tafel en verklaart: “Natuurlijk moeten wij betalen. Als wij niet betalen, zal Iran betalen.”
Vervolgens vraag ik hoe hij kan spreken over geweldloos verzet als hij betalingen aan terroristen goedpraat.
Hij explodeert opnieuw van woede, bonkt op tafel en noemt mijn vraag “absurd”.
Iemand anders vraagt waarom de Palestijnse Autoriteit de mensen in het vluchtelingenkamp niet helpt.
Rajoub verwerpt de vraag: “Wat verwacht u van mij dat ik voor de vluchtelingen doe? Dat is het probleem van Netanyahu.”
Als wij Ramallah uit rijden, komen wij langs een gedenkteken (foto).
Het monument bestaat uit een kaart van het gebied tussen de Middellandse Zee en de Dode Zee, vermoedelijk bedoeld om de gewenste grenzen van een toekomstige Palestijnse staat aan te geven.
Op het monument is de 19-jarige Muhannad Halabi afgebeeld.
In oktober 2015 pleegde Halabi een aanslag in Jeruzalem, waarbij hij rabbijn Rabbi Nehemia en Aharon Bennett vermoordde. Halabi stak ook de vrouw van Bennett en hun 2-jarige zoon neer, voordat hij werd gedood door de Israëlische politie.
Het monument naast de snelweg werd gemaakt in opdracht van de gemeente Surda-Abu Qash, waar Halabi woonde. Na de aanval beschreef de burgemeester de gedode terrorist als “de trots van en een eerbewijs voor het hele dorp.”
Kort na de aanval werd hij ook geëerd door de bovengenoemde Rajoub door een sportwedstrijd naar hem te vernoemen.
De aanval van Halabi was het begin van de golf steekpartijen, schietpartijen en auto-ramaanvallen tegen Israëli’s in 2015-2016.
Die aanvallers en hun families ontvangen momenteel salarissen van de Palestijnse Autoriteit en de cyclus van ophitsing, terreur, verheerlijking en beloning gaat onverminderd door.
Zolang dat zo is, blijven Jeruzalem en Ramallah aparte werelden, ondanks de afstand van slechts 22 km.
Uiteraard leest u meer over de Palestijnse geweldsverheerlijking in de tweede druk van ‘150 Palestijnse fabels’, in fabel 37: Geweld.
Het boek ‘150 Palestijnse fabels’ kreeg al lovende recensies, wordt unaniem geprezen door lezers en is het bestverkopende boek over Israël op Bol.com.
De tweede druk van de Nederlandse editie en de net verschenen eerste druk van de Engelstalige editie zijn in Nederland met een kleine korting te bestellen bij Likoed Nederland, inclusief bezorgen:
Maak 19,50 over op NL10INGB0004356789 t.n.v. Likoed Nederland en stuur een mail naar info@likoed.nl om het verzendadres door te geven.