Video van Prager University. Dutch translation above, full English transcription below. Vertaling: Likoed Nederland, 24 augustus 2018.
Waarom zou een Arabische moslim in het Israëlische leger dienen?
Omdat hij trots is op het land dat hem vrijheid en kansen geeft en dat wil verdedigen, net als veel andere Israëlische Arabieren.
Mohammad Kabiya, reservist van de Israëlische Luchtmacht vertelt zijn opmerkelijke verhaal:
“Ik ben een Arabier. Ik ben een moslim. En ik houd van mijn land.
Sterker nog, ik ben bereid om ervoor te sterven.
Daarom dien ik in het leger.
Ik hoef dit niet te doen. Ik wil dit doen.
Omdat mijn land speciaal is, zoals er geen ander bestaat.
Het is vrij, divers, vol leven.
Maar toch willen andere landen – landen die niet zo vrij zijn en niet zo divers – de complete vernietiging van mijn land.
Op het moment dat mijn land zijn waakzaamheid zou verslappen, zou het worden vernietigd.
Mijn land is Israël.
Ik ben opgegroeid en woon nog steeds in een klein dorp dat de naam heeft van de stam van mijn Arabische bedoeïenen familie. Onze wortels gaan diep in dit land.
Toen Arabische legers in 1948 de nieuwe staat Israël binnenvielen, overwoog mijn familie om ons dorp te verlaten. Sommigen van hen deden dat. Maar toen de Joodse leiders dat hoorden, smeekten ze ons om te blijven: “Dit is ons land, voor zowel Arabieren als Joden. Blijf en wij zullen samenwerken om het op te bouwen.”
Mijn familie is gebleven. Mijn ouders zijn hier geboren, zij hebben hier hun leven geleefd, zijn hier hun eigen familie begonnen – in Israël.
In 2002 was ik een tiener. Het was een gewelddadige tijd. Palestijnse zelfmoordterroristen bombardeerden Israëlische burgers, gevaarlijk voor zowel Arabieren als Joden. Israëlische troepen gingen naar de Westbank om hen af te stoppen. Als gevolg hiervan werden veel Palestijnen gedood.
Ik werd verscheurd. Ik dacht er over na aan welke kant ik stond: Israël of de Palestijnen? Is het mogelijk om tegelijk een Arabier en een Israëliër te zijn? De vraag werd nog moeilijker toen ik mannen uit mijn eigen dorp het uniform van het Israëlische leger zag dragen. Alleen Joden moeten in het leger dienen. Niemand heeft deze Arabische mannen gedwongen om mee te doen; zij kozen daar zelf voor. “Waarom?” vroeg ik hen.
Zij zeiden: “Ons huis is hier, in Israël. Ons huis wordt aangevallen.
De Joden zijn onze buren in dit huis. Zij worden aangevallen. We vechten samen.”
Toch bleef ik worstelen.
Ik ging in Nazareth naar de middelbare school in Nazareth. In tegenstelling tot het dorp waar ik ben opgegroeid, identificeerden de meeste van de Arabische scholieren zich als Palestijnen. Ook al zijn het burgers van Israël.
Sommige van mijn studievrienden haatten Israël. Zij begrepen mij niet: ”Je bent een Palestijn, dus je moet Israël haten.”
Toen ik zei dat ik dat niet deed, omdat wij veel meer vrijheid en kansen hadden dan andere Arabieren waar dan ook in het Midden-Oosten noemden ze me een verrader.
Na de middelbare school ging ik elektrotechniek studeren aan het Technion, een vooraanstaande Israëlische universiteit. Tijdens mijn eerste semester was Israël door zwaar raketvuur uit Gaza genoodzaakt om een tegenaanval te lanceren.
Niet lang nadat de oorlog begon, was ik getuige van een groep Arabisch-Israëlische studenten die hun solidariteit betuigden met Hamas, de Palestijnse terreurorganisatie die Gaza bestuurt en Israël met geweld wil vernietigen.
Wisten deze studenten niet dat die raketten net zo gemakkelijk op hen gericht konden worden?
Hamas maakte het niet uit wie ze doodden, alleen dat de raketten in Israël terecht kwamen.
Waren mijn Arabische mede-studenten vergeten dat Israël een paar jaar eerder Gaza had verlaten? Dat daar geen enkele Israëliër meer woonde?
Die dag verliet ik de school om bij het Israëlische leger te gaan, de IDF. Een paar maanden later ging ik bij de Israëlische luchtmacht. Na maanden training kwam ik bij de eenheid van de reddingshelikopters.
Het was onze taak levens te redden. We hebben ons nooit beziggehouden met wie de mensen waren die onze hulp nodig hadden. We hebben Syrische burgers gered die gewond zijn geraakt in de burgeroorlog van hun land, Palestijnse kinderen uit Gaza die dringende medische zorg nodig hebben en ontelbare Israëli’s van elke religieuze en etnische achtergrond. Een leven – of het nu islamitisch of joods, Palestijns of Israëlisch is – is een leven.
Op de basis was ik de enige bedoeïen van de 6.000 soldaten. Maar dat deed er niet toe. Het enige wat er toe deed, was om Israël veilig te houden, ons huis. We kwamen uit alle delen van het land en uit vele delen van de wereld.
We waren van elke gradatie van huidskleur. Ons gezamenlijke doel schiep een diepe band.
Momenteel studeer ik aan de universiteit van Haifa. De helft van de studenten is Arabisch. Al enkele keren heb ik de met Palestijnse vlag zien zwaaien tijdens een betoging of protest op de campus.
In Israël kun je dit doen omdat je vrij bent, Joden en Arabieren.
Wat wil je nog meer weten?
Why would an Arab Muslim serve in the Israeli military? Because he, like many Israeli Arabs, proudly defend the nation that has given them freedom and opportunity. Mohammad Kabiya, Israeli Air Force reservist, shares his remarkable story:
“I am an Arab. I am a Muslim. And I love my country. In fact, I’m prepared to die for it. Which is why I serve in its army.
I don’t have to do this. I want to do this. Because my country is a special place, unlike any other.
Free. Diverse. Vibrant.
Yet, other countries—countries not so free, not so diverse—call for my country’s complete destruction. The moment my country lets its guard down, it will be destroyed.
My country is Israel.
I grew up and still live in a small village named after my family’s Bedouin Arab tribe. Our roots in this land run deep.
In 1948, when Arab armies invaded the new state of Israel, my family thought of leaving our village. Some of them did. But when the Jews’ leaders heard that, they implored us to remain. “This is our country, for both Arabs and Jews,” they said. “Stay, and we will work together to build it.”
My family stayed. My parents were born here, made their lives here, started their own family here—in Israel.
In 2002, I was a teenager. It was a violent time. Palestinian suicide bombers were blowing up Israeli civilians—a danger to Arabs and Jews alike. Israeli troops entered to the West Bank to stop them at their source. As a result, many Palestinians were killed.
I was torn. Whose side was I on, I thought: Israel’s or the Palestinians’? Is it possible to be an Arab and an Israeli? The question became even more difficult when I saw men from my own village wearing the uniform of the Israeli army. Only Jews are required to serve in the military. No one forced these Arab men to join; they chose to. “Why?” I asked them.
“Our home is here, in Israel,” they said. “Our home is under attack. Our neighbors in this home are Jews. They are being attacked. We fight together.”
Still, I struggled.
I went to high school in Nazareth. There, unlike the village where I grew up, most of the Arab students identified as Palestinians even though they are citizens of Israel.
Some of the students—my friends—hated Israel. They couldn’t understand me. “You’re a Palestinian”, they said, “so you must hate Israel.” When I said that I didn’t, that we had far more freedom and opportunity than Arabs anywhere in the Middle East, they called me a traitor.
After high school, I went on to study electrical engineering at Technion, a leading Israeli university. During my first semester, heavy rocket fire from Gaza forced Israel to launch a counterattack.
Not long after the war began, I witnessed a group of Arab-Israeli students expressing their solidarity with Hamas, the Palestinian terror organization that controls Gaza and is committed to Israel’s violent destruction.
Did these students not understand that those rockets could just as easily be aimed at them? Hamas didn’t care who they killed as long as they landed inside the borders of Israel. Had my fellow Arab students forgotten that Israel had left Gaza a few years before? That there wasn’t a single Israeli living there?
That day, I dropped out of school to join the Israeli army, the IDF. A few months later, I was a soldier in the Israeli Air Force. After months of training, I was assigned to the Search & Rescue Helicopter Unit.
Our job was to save lives. We never concerned ourselves with the identity of the people who needed our help. We rescued Syrian civilians wounded in their country’s civil war, Palestinian children from Gaza requiring urgent medical care, and countless Israelis of every religious and ethnic background. A life—whether it is Muslim or Jewish, Palestinian or Israeli—is a life.
On a base of 6,000 soldiers, I was the only Bedouin. But it didn’t matter. The only thing that mattered was keeping Israel—our home—safe. We came from all parts of the country and from many parts of the world. We were every shade of skin color. Our shared goal created a deep bond.
Today, I am a student at Haifa University. Half of the students are Arab. More than once, I have seen the Palestinian flag being waved at a rally or protest on campus. In Israel, you can do this because, whether you are a Jew or an Arab, you are free.
What more do you need to know?
I am Mohammad Kabiya for Prager University.”
Uiteraard leest u meer over de situatie van Arabische Israëli’s in de tweede druk van het succesvolle ‘150 Palestijnse fabels’, in fabel 2: Arabieren in Israël.
Het boek ‘150 Palestijnse fabels’ kreeg al lovende recensies, wordt unaniem geprezen door lezers en is het bestverkopende boek over Israël op Bol.com.
De tweede druk van de Nederlandse editie en de net verschenen eerste druk van de Engelstalige editie zijn in Nederland met een kleine korting te bestellen bij Likoed Nederland, inclusief bezorgen:
Maak 19,50 over op NL10INGB0004356789 t.n.v. Likoed Nederland en stuur een mail naar info@likoed.nl om het verzendadres door te geven.