Brief aan Catherine Ashton, Hoge Vertegenwoordiger van de Europese Unie voor Buitenlandse Zaken, 4 augustus 2013.
De brief is ondertekend door ruim duizend internationale juristen.
Excellentie,
Wij, de ondergetekenden, juristen uit de hele wereld die zich bezig houden met internationale vraagstukken die zich nauw betrokken voelen bij het Israëlisch-Palestijnse conflict, roepen met respect u en de EU op om de richtlijn inzake etikettering in te trekken.
Dit op basis van juridisch foutieve en onjuiste aannames met betrekking tot zowel de wettigheid van de Israëlische nederzettingen als de status van wapenstilstandslijnen van voor 1967 en de grens van Israël.
Bovendien negeert de redenering van de richtlijn negeert de historische en de wettelheijke rechten van Israël en het Joodse volk in en op de gebieden Judea en Samaria, met inbegrip van de internationaal erkende rechten van het Joodse volk als de inheemse bevolking van het gebied.
- De reeds lang gehuldigde opvatting van de EU over de onwettigheid van de Israëlische nederzettingen is een onjuiste interpretatie van de betreffende bepalingen van het internationaal recht en in het bijzonder artikel 49 van de Vierde Conventie van Genève.
Die is niet van toepassing op de unieke omstandigheden van de Israëlische status in het betreffende gebied, noch was het ooit van toepassing – of bedoeld van toepassing te zijn – op de situatie van Israël in Judea en Samaria.
- De EU heeft – net als andere internationale organisaties – gezaghebbende bronnen consequent genegeerd. Dit geldt voor het officiële commentaar van Internationale Comité van het Rode Kruis in 1958 en de gepubliceerde standpunten van vooraanstaande internationale juristen.
Zij verklaren allen de behoefte aan de bepaling in artikel 49 vanwege de deportaties, gedwongen migratie, evacuatie, deportatie en verwijdering van meer dan 40 miljoen mensen door de nazi’s tijdens de Tweede Wereldoorlog.
Dit heeft geen relevantie voor de Israëlische nederzettingen in Judea en Samaria.
- De EU negeert daarbij volledig de overeenkomst die het zelf als getuige heeft mede-ondertekend: de Israëlisch-Palestijnse interim-overeenkomst uit 1995 .
In afwachting van een permanente overeenkomst inzake de status van het gebied is daarin door de partijen overeen gekomen hoe de bevoegdheden en het gezag uitgeoefend zullen worden in de gebieden die zij respectievelijk beheren.
Deze bevoegdheden omvatten planning, ruimtelijke ordening en bouw. Zoals de partijen overeen zijn gekomen betreffen de problemen van de nederzettingen en Jeruzalem kwesties voor verdere onderhandeling.
Besluiten van de EU ondermijnen zodoende het onderhandelingsproces en zijn strijdig met de status van de EU als mede-ondertekenaar.
- De wettigheid van de aanwezigheid van Israël in het gebied komt voort uit het historische, inheemse en wettelijke rechten van het Joodse volk om zich te vestigen in het gebied, zoals vastgelegd in rechtsgeldige en bindende internationale juridische besluiten, die erkend en aanvaard zijn door de internationale gemeenschap. Deze rechten kunnen niet worden ontkend of betwist worden.
Het omvat de San Remo Verklaring uit 1922, die unaniem door de Volkerenbond is aangenomen. Deze onderschrijft de oprichting van een nationaal tehuis voor het Joodse volk in het historische gedeelte van het Land Israël (met inbegrip van de gebieden van Judea en Samaria en Jeruzalem), evenals de Joodse bewoning daar.
Dit werd vervolgens internationaal bekrachtigd in het Mandaat van de Volkerenbond. De voortdurende rechtsgeldigheid daarvan, tot de dag van vandaag, is vastgelegd in artikel 80 van het Handvest van de Verenigde Naties. Dat herbevestigt de geldigheid van alle eerder aan staten en volkeren toegekende rechten in reeds bestaande internationale besluiten, inclusief die van de Volkerenbond.
- De conclusie met betrekking tot de grenzen van Israël zoals erkend door de EU is niet minder misleidend en historisch en juridisch onjuist.
De wapenstilstandslijnen van voor 1967 (de zogenaamde “groene” lijn) zijn nooit als grenzen beschouwd. De resolutie van de VN-Veiligheidsraad 242 in 1967, die is gesteund door de Europese leden van de Veiligheidsraad, riep op tot “veilige en erkende grenzen” om de wapenstilstandslijnen van voor 1967 te vervangen.
De Europese leiders hebben dit principe nogmaals onderschreven in hun Verklaring van Venetië in 1980. Door hardnekkig te blijven verwijzen naar de wapenstilstandslijnen van voor 1967 ondermijnt de EU de toekomstige onderhandelingen over dit onderwerp, door vooraf de uitkomst daarvan te voorzien.
- Dit geldt ook voor het herhaalde gebruik door de EU van de terminologie “bezette Arabische” of “Palestijnse gebieden” om te verwijzen naar Judea en Samaria. Dit heeft geen enkele feitelijke of juridische basis. Het gebied is nooit zodanig aangewezen.
Het gebruik van deze terminologie gaat in tegen het concept van onderhandelingen (zoals ondersteund door de EU) om het geschil met betrekking tot deze gebieden op te lossen en om hun permanente status te bepalen.
Excellentie.
Het standpunt van de EU en de nu ondernomen actie met deze richtlijn met betrekking tot Israëlische nederzettingen in Judea en Samaria is naar onze mening onverenigbaar met de positie van de EU als lid van de internationale Kwartet. Het ondermijnt haar verlangen om een nuttige rol te spelen bij het onderhandelingsproces tussen Israël en de Palestijnen.
In alle oprechtheid kan de EU niet veronderstellen dat zij schone handen houdt bij de bewering dat zij een onpartijdige rol in het onderhandelingsproces wil spelen. De EU heeft partij gekozen en ondermijnt, met haar acties tegen Israël, het onderhandelingsproces.
De positie en acties van de EU tegen Israël zijn des te meer ongelukkig in het licht van de tragische Joodse geschiedenis in Europa. Die kan niet worden genegeerd of vergeten. Wij hadden verwacht dat de EU zich dit zouden hebben gerealiseerd bij de wijsheid en de logica van haar acties.
Klik hier voor meer artikelen over het internationaal recht.