Door Alex Feuerherdt. Vertaling: E.J. Bron, 22 maart 2015.
Bij de Verenigde Naties bestaat een “commissie van vakmensen voor de juridische positie van de vrouw”, de “United Nations Commission on the Status of Women” (CSW).
Zij bestaat sinds 1946 en behoort tot de economische en sociale raad van de VN, een van de zes belangrijkste organen van de VN (waartoe bijvoorbeeld ook de Algemene Vergadering, de Veiligheidsraad en het Internationaal Gerechtshof behoren). De commissie heeft zich de seksegelijkheid ten doel gesteld, ze komt op voor de universele rechten van vrouwen en bekijkt hoe zich de desbetreffende situatie in de wereld ontwikkelt.
Eenmaal per jaar komt de uit 45 leden bestaande commissie in het VN-hoofdkwartier in New York bijeen om de stand van zaken te bespreken, overleg te voeren over te nemen politieke stappen, resoluties aan te nemen en programma´s te besluiten. Ze is de hoogste en belangrijkste instelling van de VN wat betreft vrouwenrechten.
Afgelopen vrijdag is de 59e jaarvergadering van de vrouwenrechtencommissie ten einde gegaan. En daarbij werd ook een resolutie aangenomen, waarin een land – let wel, één land – veroordeeld wordt voor het schenden van vrouwenrechten. Dit land krijgt daardoor van de VN een soort speciale status verleend, in ieder geval echter schijnen zijn schendingen ongebruikelijk ernstig en daardoor bijzonder noemenswaardig te zijn.
Om welk land gaat het hier dus? Wellicht om Pakistan, waar procentueel de meeste vrouwen onder geweld door hun partners lijden? Of om Soedan, waar 88% van de vrouwen onder de 50 jaar onderhevig zijn aan genitale verminking en waar de minimumleeftijd voor een meisje 10 jaar bedraagt? Om Saoedi-Arabië, waar vrouwen lichamelijke straffen krijgen als ze niet de voorgeschreven kleding dragen en waar ze niet mogen autorijden of zonder een mannelijke begeleider mogen reizen?
Of misschien om de “Islamitische Republiek” Iran, waar vrouwen wegens overspel dood gestenigd kunnen worden, geen voorzitter van een rechtbank mogen zijn, een rigide hoofddoekdwang moeten opvolgen en de toestemming van hun man nodig hebben om buitenshuis te werken? Om Syrië, waar het regime verkrachtingen en andere vormen van geseksualiseerd geweld tegen vrouwen inzet als oorlogsstrategie? Om China, waar sprake is van gedwongen abortussen en sterilisaties tegen vrouwen? Of om een van die talrijke landen, waarin “eermoorden”, vrouwenhandel, gedwongen prostitutie en het hele palet aan ontbrekende politieke, individuele en sociale rechten voor vrouwen aan de orde van de dag, dus “normaal” zijn?
Nee, dit land, dat als enige door de “United Nations Commission on the Status of Women” in een resolutie expliciet werd veroordeeld, is – serieus – Israël.
“De Israëlische bezetting blijft de belangrijkste hindernis voor Palestijnse vrouwen wat betreft hun progressies, hun zelfstandigheid en hun integratie in de ontwikkeling van hun samenleving.”
Ron Prosor, de ambassadeur van Israël bij de Verenigde Naties, kon wat dat betreft alleen maar met zijn hoofd schudden:
“Als er nog meer bewijzen nodig waren dat de VN tegenover Israël vooringenomen is, dan hebben we die vandaag gekregen. Van de 193 VN-lidstaten slachten tientallen onschuldige burgers af en hebben wetten aangenomen waarmee vrouwen naar de rand van de desbetreffende samenleving gedrongen worden. Maar zij krijgen hier allemaal een bewijs van onschuld.”
Ook de mensenrechtenactiviste Anne Bayefsky was sprakeloos dat de VN de joodse staat eens temeer aan de VN-schandpaal nagelde en hem verantwoordelijk maakte voor de miserabele situatie van Palestijnse vrouwen – “en niet de Palestijnse mannen. Niet religieuze decreten en tradities. Niet een cultuur van geweld.” Men zou de schuldige zijn aan een wantoestand, bijvoorbeeld dat slechts 17% van de Palestijnse vrouwen tot de beroepsbevolking behoort, echter 70% van de Palestijnse mannen, aan de “joodse zondebok toe”.
Maar dat is geen wonder, als je bedenkt dat ook Iran tot de commissieleden behoort en Soedan zelfs plaatsvervangend voorzitter van de commissie is.
De resolutie, op initiatief van de Palestijnen en Zuid-Afrika in de vergadering van de VN-vrouwenrechtencommissie ingebracht, werd met 27 “Ja”-stemmen aangenomen. Slechts twee commissieleden stemden tegen, namelijk de VS en Israël zelf.
Bovendien waren er 13 blanco stemmen – waaronder de leden van de Europese Unie.
In deze breedtegraden vindt men het dus in ieder geval niet volledig onjuist om in Israël de nummer één onder de globale schenders van vrouwenrechten te zien.
Terwijl het niet duidelijker kan zijn dat dit volkomen belachelijke onzin is, die alleen bedacht kan worden door doorgedraaide antisemieten. Dat zo´n besluit desondanks – of juist daarom – kan worden aangenomen, spreekt eens temeer boekdelen met betrekking tot het oneindige thema “De VN en de joodse staat”.
Kamervragen VNL over de ongerijmde VN-beschuldiging aan het adres van Israël inzake vrouwenrechten
Vragen van de Leden Van Klaveren en Bontes (VNL) aan de minister van Buitenlandse Zaken en de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over de ongerijmde VN-beschuldiging aan het adres van Israël inzake vrouwenrechten.
1. Bent u bekend met het bericht ‘Top violator of women’s rights around the world? It’s Israël says UN’?
2. Kunt u aangeven waarom de VN-organisatie CSW (Commission on the Status of Women) tijdens haar jaarlijkse bijeenkomst van alle 193 VN-leden, alleen Israël veroordeelt?
3. Deelt u onze afkeuring over het gegeven dat landen als Iran en Soedan, waar vrouwen in veel opzichten überhaupt geen rechten kennen, zitting hebben in deze VN-commissie (Soedan zelfs als vice-voorzitter)? Zo neen, waarom niet?
4. Ziet u in dat de conclusie van deze commissie, om te stellen dat Israël de grootste schender van vrouwenrechten ter wereld is, kant noch wal raakt?
5. Zo neen, hoe verhoudt deze conclusie zich volgens u t.o.v. de situatie in Iran waar vrouwen regelmatig gestenigd worden in geval van overspel, nooit rechter mogen worden en slechts buitenshuis mogen werken indien manlief toestemming geeft?
6. Hoe oordeelt u daarnaast over de situatie van vrouwen in Saoedi-Arabië waar hun getuigenis slechts de helft waard is van die van een man, waar zij zonder man niet mogen reizen, waar zij slechts de helft erven van wat hun broers krijgen en lijfstraffen ontvangen indien zij zich anders kleden dan de staat hen voorschrijft?
7. Hoe kijkt u in dit opzicht verder aan tegen Soedan, waar geen verbod bestaat op huiselijk geweld, bijna 9 op de 10 vrouwen tot 50 jaar genitaal zijn mismaakt en de minimum leeftijd om te trouwen voor meisjes 10 jaar is?
9. In hoeverre ziet u, i.t.t. deze commissie, wel in dat Palestijnse mannen, een cultuur van geweld, de islamitische levensbeschouwing en traditie, oorzaken zijn die invloed hebben op de situatie van vrouwen in de Palestijnse gebieden?
10. Bent u bereid de absurde conclusie van deze commissie in VN-verband aan te kaarten en het gevaar van het anti-Israëlische sentiment als onderwerp te agenderen? Zo neen, waarom niet?