Door Evelyn Gordon. Vertaling: Brabosh, 2 februari 2014.
Als u het verschil zou willen begrijpen tussen mensen die werkelijk pro-Palestijns zijn en degenen die zichzelf geregeld maar ten onrechte dit etiket toeëigenen, is het de moeite waard om het interview te lezen in The Jewish Daily Forward met Daniel Birnbaum, de CEO van SodaStream.
De kop van het artikel was natuurlijk Birnbaum ‘s bekentenis dat het hebben van een fabriek in een ‘nederzetting’ op de Westelijke Jordaanoever nederzetting een pijnlijke zaak is [‘a pain in the ass’] en hij die daar vandaag ‘nooit’ zou lokaliseren.
Maar de meest frappante opmerking was zijn antwoord op de vraag waarom hij in dat geval, niet de fabriek op de Westelijke Jordaanoever sluit en haar activiteiten overbrengt naar een nieuwe faciliteit van SodaStream in het gebied van de Negev, die meer dan voldoende capaciteit heeft:
De reden om te blijven is uit loyaliteit met de ongeveer 500 Palestijnen die behoren tot 1.300 medewerkers van de fabriek, zegt Birnbaum. Terwijl andere medewerkers eventueel kunnen verhuizen naar de andere kant van de Groene Lijn als de plant zou verplaatst worden, zouden de Palestijnse arbeiders van de Westelijke Jordaanoever dat niet kunnen en zouden daar financieel onder lijden, betoogde hij.
“We gaan onze medewerkers niet onder de bus gooien om tegemoet te komen aan om de politieke agenda van om het even wie te promoten,” zei hij, eraan toevoegend dat hij “simpelweg niet kan zien hoe het de zaak van de Palestijnen kan vooruit helpen indien we ze zouden ontslaan.“
De moslim Palestijnen van de West Bank die werken in de fabriek SodaStream in Ma’ale Adumim voorbij de Groene Lijn, krijgen dagelijks extra tijd om hun religieuze gebeden op te zeggen [bron].
Met andere woorden, Birnbaum is bezorgd over de werkelijke levende Palestijnen wier families moeten eten. Dat is een zorg die opvallend afwezig is onder de gebruikelijke ‘pro-Palestijnse’ types, die zich weinig zorgen maken over het welzijn van de gewone Palestijnen ‘, tenzij het gebeurt om hun primaire doel te dienen, met name Israël aanvallen.
Zie, bijvoorbeeld, de schokkende onverschilligheid van zogenaamde ‘pro- Palestijnse’ groepen voor de letterlijke verhongering van de Palestijnen in Syrië (vermits Israël dat niet kan verweten worden), of de inspanningen van de Nederlandse en Duitse regeringen om de projecten die afvalwater en stortplaatsen betreffen en die voornamelijk de Palestijnen ten goede komen, willen stilleggen omdat ook Joodse kolonisten ervan zouden profiteren.
Maar het is een zorgpunt dat wèl intens gedeeld wordt door de gewone Palestijnen zèlf, zoals een opiniepeiling uit 2010 aantoonde: Een overweldigende meerderheid van 60 procent tegenover 38 procent Palestijnen, kanten zich tegen het idee dat zijzelf zouden moeten weigeren om in de nederzettingen te werken. Echte Palestijnen maken zich zorgen over het voeden van hun families en ze willen niet worden uitgesloten van banen die hen in staat stellen om dat te doen.
Toch is dat precies wat de boycotters van bedrijven zoals SodaStream voornamelijk zouden willen bereiken. Hoewel SodaStream zegt dat het de West Bank niet zal verlaten, hebben andere Israëlische bedrijven besloten dat ze al dat gedoe niet hoeven en verplaatsten hun bedrijf binnen de Groene Lijn en zetten prompt hun voormalige Palestijnse werknemers aan de deur zonder het minste vooruitzicht op werk. Talloze anderen kozen ervoor om niet te investeren op de Westelijke Jordaanoever en er een bedrijf te beginnen, net zoals Birnbaum toegeeft dat hij dat vandaag ook niet meer zou doen.
Momenteel werken er ca. 20.000 Palestijnen in de nederzettingen. Het wegwerken van hun banen zou het aantal werklozen op de Westelijke Jordaanoever met 14 procent laten toenemen, nauwelijks een nuttige propositie voor een economie die nu al lijdt onder 19 procent werkloosheid.
Deze zelfde minachting voor feitelijke Palestijnen kenmerkt ook andere vormen van anti-Israël boycots. Neem bijvoorbeeld, de inspanning om een academische boycot op te leggen aan Israël. Zoals die Palestijnse apotheek professor, die begrijpelijkerwijs bang is om zijn naam te geven, tegenover de New York Times deze maand vertelde, “dat meer dan 50 Palestijnse professoren werden gevormd in gezamenlijke onderzoeksprojecten met Israëlische universiteiten, gefinancierd door internationale agentschappen,” en “zonder die subsidies, het Palestijnse academisch onderzoek zou instorten omdat geen enkele dollar op andere plaatsen beschikbaar was.”
Boycot voorstanders beweren dat door het verminderen van de Israëls academische vrijheid, zij zoeken naar het ‘vergroten’ van de Palestijnse academische vrijheid. Maar in feite, zoals deze Palestijnse professor toegeeft, is de Israëlische academische wereld de levensader die zijn Palestijnse tegenhanger in leven houdt. Dus hoe zou het doden van academisch onderzoek in de Palestijnse universiteiten de “academische vrijheid van de Palestijnen dan kunnen vergroten?” Het zal dat natuurlijk niet doen, maar wat zou dat nu nog die ‘pro-Palestijnse’ meute kunnen schelen? Geen gram dus.
In feite is het enige waarover deze zelfbenoemde ‘pro-Palestijnen’ zich zorgen om maken is om Israël te ondermijnen. Vandaar dat het hoog tijd wordt om hen niet langer te verwaardigen met de naam ‘pro-Palestijns.’ Ze zijn anti-Israël, puur en simpel. En dat is hoe we ze werkelijk ook zouden moeten heten.
Gerelateerd
- ‘We need 1,000 SodaStreams around here'(The Telegraph)‘
- De salarissen van de Palestijnen op de Westbank komen voor 28% uit Israël!
- De anti-Israëlische manipulatie van het internationale recht.