Historische steun van niet-Joden aan het zionisme. Verzameld door C. Nooij, quotesofzion.weebly.com, 20 januari 2014.
Al 2.000 jaar wensen Joden elkaar toe “volgend jaar in Jeruzalem”.
Deze uitspraken laten zien dat het zionistische ideaal ook onder niet-Joden al zeer oud is.
“De bodem van Palestina geniet nog steeds van haar sabbatten en wacht slechts op de terugkeer van haar verbannen kinderen en de toepassing van industrie, evenredig aan haar agrarische capaciteit, om nogmaals in universele weelderigheid uit te barsten en om datgene te zijn, wat ze was in de dagen van Salomon.”
– John Lindsay, 20e Graaf van Crawford, Schotse pair en kolonel. 1702– 1747.
“Ik sta erop dat de Hebreeën meer hebben gedaan om de mens te beschaven dan elke andere natie (…)
Ze zijn de meest glorieuze natie die ooit de aarde heeft bewoond. De Romeinen en hun rijk waren slechts een bubbel in vergelijking tot de Joden. Ze hebben religie gegeven aan driekwart van de wereld en hebben de zaken der mensheid meer en gelukkiger beïnvloed dan elke andere natie, zowel de antieke als de moderne. (…)
Ik zou willen dat u aan het hoofd had gestaan van honderdduizend Israëlieten… en met hen naar Judea was gemarcheerd, en dat u dat land veroverd en weer in het bezit van uw volk gebracht had. Want ik wens de Joden oprecht een onafhankelijke staat in Judea toe.”
– John Adams, 2e Amerikaanse president. 1735 – 1826.
“Wat het 5000 jaar geleden deed, doet het Joodse volk nog. Tot 17 keer heeft het de vernietiging van Jeruzalem meegemaakt maar niets kan het beletten zijn blik op Zion te richten.(…) Deze legitieme meesters van Judea worden als slaven en vreemdelingen in hun eigen land beschouwd. (…) De Perzen, Grieken en Romeinen zijn van de aarde verdwenen en een klein volk dat deze grote beschavingen voorafging bestaat nog zonder vermenging in de ruïnes van hun vaderland.”
– François René de Chateaubriand, Franse schrijver, politicus en historicus. 1768 – 1848.
“Sta dan op, met vreugde, verbannenen! Een oorlog zonder voorgaande in de annalen der geschiedenis, gevoerd uit zelfverdediging door een volk waarvan de erfelijke landerijen door haar vijanden werden beschouwd als buit om te verdelen, willekeurig en op hun gemak, door een enkele pennenstreek van de kabinetten, wreekt haar eigen schaamte en de schaamte van de meest afgelegen naties, lang vergeten onder het juk van slavernij, en ook, de bijna tweeduizend jaar oude schande die u is opgelegd; en, al lijken tijd en stand van zaken het minst gunstig te zijn voor een herformulering van uw aanspraken of zelfs voor de uitdrukking ervan, en om inderdaad de complete verlatenheid ervan af te dwingen, wordt u op dit eigenste moment, en tegen alle verwachtingen in, Israëls erfgoed aangeboden!
Het jonge leger waarmee Voorzienigheid mij herwaarts heeft gestuurd, geleid door gerechtigheid en vergezeld door de overwinning, heeft Jeruzalem tot mijn hoofdkwartier gemaakt en zal het, binnen enkele dagen, naar Damascus verplaatsen, een nabijheid die niet langer angstaanjagend is voor Davids stad. Rechtmatige erfgenamen van Palestina!”
– Napoleon Bonaparte, 1e Franse Keizer. 1769 – 1821.
Zie ook: De Joden zijn de rechtmatige erfgenamen van Palestina.
“Ik verheug mij erop, om in Palestina een sterke wacht van Joden te zien, gesticht in bloeiende landbouwnederzettingen en klaar om zichzelf op de bergen van Israël tegen alle aanvallers staande te houden. Ik kan mij in dit leven niets glorieuzers toewensen dan een aandeel te mogen hebben hun daarbij te helpen.”
– George Gawler, Engelse luitenant-kolonel en 2e gouverneur van Zuid-Australië. 1795 – 1869.
“Groot-Syrië is een land zonder natie dat een natie zonder land nodig heeft… bestaat er zoiets? En óf dat bestaat: de oude en rechtmatige heren van deze bodem, de Joden!
Deze uitgestrekte en vruchtbare regio’s zullen binnenkort geen heerser hebben en dus geen bekende en erkende macht om heerschappij te vorderen. Het gebied moet aan iemand toegewezen worden…
Er is een land zonder natie; en nu wijst God, in Zijn wijsheid en barmhartigheid, ons een natie zonder land aan.”
– Anthony Ashley Cooper, 7e graaf van Shaftesbury, Engelse politicus en filantroop. 1801 – 1885.
“De terugkeer van de vervolgde Joden naar hun nationale thuis in Palestina is een nobele droom die door vele Amerikanen wordt gedeeld. Mijn chiropodist is een Jood, die mij zo vaak op de been heeft geholpen, dat ik er geen bezwaar tegen heb zijn volksgenoten te helpen.”
– Abraham Lincoln, 16e Amerikaanse president. 1809 – 1865.
“Waarom geven we Palestina niet aan hen terug? Naar Gods distributie van de naties is het hun thuis, een onvervreemdbaar bezit waaruit zij onder dwang werden verdreven. Onder hun bebouwing was het een uitzonderlijk vruchtbaar land, dat miljoenen Israëlieten voorzag, die zijn heuvels en valleien vlijtig bebouwden. Zij waren landbouwkundigen en producenten en ook een natie van groot commercieel belang – het centrum van beschaving en religie.”
– George Eliot, Engelse schrijfster, romanschrijfster en journaliste. 1819 – 1880.
“Tot op deze dag heeft geen natie zich kunnen vestigen als een natie in Palestina, geen nationale unie en geen nationale geest heeft daar gezegevierd. De bonte, verarmde stammen die het bezet hebben, hebben het slechts naar believen als huurders bezeten, tijdelijke landeigenaren, klaarblijkelijk wachtend op diegenen die recht hebben op de permanente bezitting van de bodem.– John William Dawson, Canadese geoloog en antropoloog. 1820 – 1899.
“Het idee zelf is natuurlijk, fraai en rechtvaardig. Wie kan de rechten van de Joden in Palestina betwisten? Allemachtig, historisch gezien is dit echt uw land. Wat een geweldig spektakel zal het zijn als een volk zo vindingrijk als de Joden wederom een onafhankelijke natie zal vormen, geëerd en tevreden, in staat haar bijdrage te leven aan de behoeftige mensheid in het veld van normen en waarden, zoals in het verleden.”
– Yousef al-Khalidi, Arabische burgemeester van Jeruzalem. 1829 – 1907.
“Waarom zouden de machten, die in 1878 op basis van het verdrag van Berlijn Bulgarije aan de Bulgaren en Servië aan de Serviërs gaven, nu Palestina niet aan de Joden terug moeten geven? Deze provincies, net als Roemenië, Montenegro en Griekenland, werden van de Turken afgenomen en aan hun natuurlijke eigenaren gegeven. Behoort Palestina niet rechtmatig de Joden toe? (…)
De algemene wet van verzuim is niet van toepassing op de Joden wat betreft Palestina, aangezien zij het land nooit verlaten hebben. Ze hebben geen verdrag ondertekend, ze hebben zich niet eens overgegeven. Ze bezweken simpelweg, na het meest wanhopige conflict, aan de overweldigende kracht van de Romeinen. (…)
Volgens Gods distributie der volkeren is Palestina hun thuis – een onvervreemdbaar bezit waaruit zij onder dwang werden verdreven… Laat ons hen nu terugbrengen naar het land waarvan zij zo wreed werden beroofd door onze Romeinse voorouders.”
– William Eugene Blackstone, Amerikaanse evangelist. 1841 – 1935.
“Voor iemand die de geschiedenis van het Hebreeuwse volk bestudeerd heeft is het onmogelijk om niet te geloven dat zij op een dag weer in hun historische nationale thuisland vergaderd zullen worden en aldaar een nieuwe en nog geweldigere fase van hun bijdrage aan de bevordering van de menselijkheid zullen betreden.”
– Warren Harding, 29e Amerikaanse president. 1865– 1923.
“Ook al was hun staat vernietigd, het Joodse ras zelf had overleefd en hetzelfde geldt voor haar nationale geest. (…)
Ik wil u verzekeren van mijn sympathie voor deze beweging, die een van de geweldigste bewegingen is van dit ogenblik. Alle liefhebbers van de democratie kunnen niet anders dan de beweging, die er naar streeft om uw wonderlijke en historische natie, die zoveel heeft bijgedragen aan de beschavingen van de wereld en die terecht een plaats binnen de familie der volkeren verdient, te herstellen, van ganse harte te steunen en met enthousiasme te verwelkomen.”
– Sun Yat-sen, 1e Chinese president (ROC). 1866 – 1925.
“De parel van Zion was geworden tot een drekhoop, tot één der armste steden, waar het vuil op sommige plaatsen dozijnen voeten hoog lag. Het land, vloeiende van melk en honing, was een woestijn geworden onder de eeuwenlange Turkse heerschappij, doch in den loop van nog geen halve eeuw is daar grote verandering in gekomen. Bomen zijn geplant om het wegspoelen der aarde te verhinderen, en om in de moerassige streken van het dal Jizreël het water te absorberen. En daar, waar gebrek aan water is, worden putten geboord voor besproeiing.
Er is met ongelofelijke inspanning gewerkt om Palestina tot het land te maken van belofte en toekomst. Streken waar de grond zo kaal en verzilt is, dat een schaap of geit zich er niet voeden kan, werden door irrigatie en moderne landbouwtechniek herschapen tot bloeiende plantages en landbouwgronden. Doch die landbouw neemt slechts een vijfde der Joodse bevolking in beslag, de overigen zijn in de handel of industrie.
Waar een goede kwart eeuw geleden nog geen enkele fabriek in Palestina te vinden was, heeft men nu bloeiende diamantslijperijen, leer- en textielfabrieken.“
– Johannes de Heer, Nederlandse evangelist. 1866 – 1961.
“Sommige mensen mogen de Joden en sommigen ook niet; maar geen nadenkend mens kan twijfelen aan het feit dat zij zonder enige twijfel het indrukwekkendste en opmerkelijkste ras zijn die ooit op de wereld verscheen. (…)
Wij hebben aan de Joden een ethisch systeem te danken, die, zelfs indien we het in zijn geheel van het bovennatuurlijke scheiden, zonder twijfel het kostbaarste bezit der mensheid is, in feite gelijk in waarde aan de vruchten van alle kennis en geleerdheid bij elkaar. (…)
Het is klaarblijkelijk juist dat de verstrooide Joden een nationaal centrum en een nationaal thuis behoren te hebben en herenigd behoren te worden, en waar anders dan in Palestina, waarmee ze meer dan 3000 jaar lang intiem en grondig geassocieerd zijn?”
– Winston Churchill, 61e Britse premier. 1874 – 1965.
Zie ook: Churchill: het enorme resultaat van de Joden in Palestina.
“Palestina, dat eeuwenlang desolaat is geweest, is nu zijn jeugd en vitaliteit aan het vernieuwen door middel van het enthousiasme, de harde arbeid en zelfopoffering van de Joodse pioniers die aldaar zwoegen in een geest van vrede en sociale gerechtigheid.”
– Herbert Hoover, 31st Amerikaanse president. 1874 – 1964.
“Wij beschouwen het Joodse volk niet als een vijand waarvan het de wens is ons te verbrijzelen. In tegendeel. Wij beschouwen de Joden als een broederlijk volk, dat onze vreugden en moeilijkheden deelt en ons helpt bij het opbouwen van een gemeenschappelijk land. We zijn er zeker van dat er in de toekomst geen ontwikkeling van ons land zal plaatsvinden zonder Joodse immigratie en financiële steun, zoals kan worden afgelezen uit het feit dat de steden die deels door Joden worden bewoond, zoals Jeruzalem, Jaffa, Haifa, en Tiberias een gestage vooruitgang boeken, terwijl Nablus, Akko, en Nazareth, waar geen Joden wonen, gestaag achteruit gaan.”
– Hasan Bei Sjoekri, Turk en 2e burgemeester van Haifa. 1876 – 1940.
“Het Amerikaanse volk, altijd ijverig wat betreft de menselijke vrijheid, heeft vol sympathieke interesse de inspanning aangezien van de Joden om de banden met hun oude thuisland te hernieuwen en om de Joodse cultuur te herstellen op de plaats waar het eeuwenlang gebloeid heeft en waarvandaan het naar de verre hoeken van de wereld gedragen werd. Dit jaar markeert het twintigste jubileum van de Balfour-verklaring, de hoeksteen van de hedendaagse wederopbouwactiviteiten in het Joodse thuisland.
Die twee decennia zijn getuige geweest van een opmerkelijke gewaarwording van de vitaliteit en visie van de Joodse pioniers in Palestina. Het zou een bron van trots moeten zijn voor Joodse burgers van de Verenigde Staten dat zij ook een aandeel hebben in dit geweldige werk van herleving en herstelling.”
– Franklin D. Roosevelt, 32e Amerikaanse president. 1882 – 1945.
“Wij zullen de Joden meest hartelijk welkom thuis heten. Ik verheug mij, en mijn volk verheugt zich samen met mij, op een toekomst waarin wij u zullen helpen en u ons zult helpen, zodat de landen waarin we wederzijds interesse hebben wederom hun plaatsen mogen nemen in de gemeenschap van de beschaafde volkeren van de wereld.”
– Koning Faisal I van Irak. 1885 – 1933.
“Het Joodse experiment is een bewuste poging, van het minst Europese volk in Europa, om tegen de stroming der tijden in te gaan en om nogmaals terug te keren naar de Oriënt, waarvandaan zij gekomen zijn. (…)
De kolonisten zullen naar het land dat zij enige eeuwen voor de christelijke jaartelling bewoonden monsters van alle kennis en technieken van Europa meenemen. Ze stellen voor om zich te vestigen te midden van de huidige Arabisch sprekende bevolking van het land, een volk van verwante herkomst, doch met een totaal verschillende sociale toestand. Ze hopen hun leefwijze aan het klimaat van Palestina aan te passen en het door middel van de uitvoering van hun vaardigheid en kapitaal zo sterk georganiseerd te maken als een Europese staat. (…)
Het succes van hun programma zal onvermijdelijk de verheffing van de aanwezige Arabische bevolking tot hun eigen materiële niveau met zich meebrengen (…) en de consequenties zullen van het allergrootste belang zijn voor de toekomst van de Arabische wereld. Het zou wel eens een bron van technische voorziening kunnen blijken, die hen onafhankelijk maakt van het industriële Europa en in dat geval zou de nieuwe confederatie uit kunnen groeien tot een formidabel element van een wereldmacht. (…)
Geheel sprekend als niet-Jood, zie ik de Joden als de natuurlijke importeurs van westerse kennis die zo noodzakelijk is voor de landen van het Nabije Oosten. (…) Hoe eerder de Joden bebouwen, des te beter: Hun koloniën zijn lichtpuntjes in een woestijn.”
– T. E. Lawrence (‘Lawrence of Arabia’), Welsh officier, archeoloog, spion en schrijver. 1888 – 1935.