Door Fiamma Nirenstein. Vertaald uit het Engels door: Wachteres & Henk V., 24 december 2013.
Terwijl er altijd beloftes worden afgelegd om het antisemitisme tegen te gaan, wordt het bestaan ervan niet eens toegegeven op plaatsen waar dit het meest regelmatig en het duidelijkst zichtbaar voorkomt; bij de media en de ‘intellectuelen’ aan de universiteiten, bij bepaalde NGO’s, in internationale instellingen, zoals de Verenigde Naties en haar afdelingen, binnen de Europese Unie, in ‘liberale’ organisaties die ogenschijnlijk de mensenrechten bevorderen – en als een manier van leven, maar ook als een manier om de identiteit van de islamitische wereld te versterken.
Het antizionisme vandaag de dag, van Malmö tot Qom, ontstaat en vermenigvuldigt zich geheel vanuit vooroordelen. De meeste van de kwaadaardigste critici van Israël hebben zelfs nog nooit een voet in dat land gezet.
Dergelijke leugens hebben niet alleen succes gehad, ze zijn tot de gangbare opvatting geworden. Er komt geen protest vanuit de politieke partijen, of vanuit de meeste culturele groeperingen, op enkele uitzonderingen na.
Het huidige probleem voor de Joden over de hele wereld is niet het antisemitisme, maar een nieuwe tak daarvan: de ’Israëlfobie’.
De meest effectieve strijd van het Jodendom over de hele wereld en van zijn bondgenoten zou op dit moment niet de strijd tegen het antisemitisme moeten zijn, hoewel Israëlfobie er een onderdeel van is, maar tegen de Israëlfobie zelf.
In Europa vonden op ruime schaal plechtigheden plaats om de Kristalnacht van 9 november 1938 te herdenken: geen Jood zou ongelukkig kunnen zijn vanwege de sympathie rond die herdenkingen, vanwege de openlijke verkondiging dat het nodig was om die te herdenken, vanwege de absolute verwerping van elke vorm van antisemitisme, en zelfs nog meer vanwege de afwijzing van elke genocidale ijver tegen de Joden. De Duitse bondskanselier Angela Merkel, een van de vele vastberaden sprekers, zei dat de Duitsers hun “sterke karakter moeten laten zien en beloven dat antisemitisme, in welke vorm dan ook, niet getolereerd wordt.” Dat standpunt werd gedeeld door alle Europese leiders en het was prettig om te horen.
Helaas zijn deze woorden slechts een goedkope manier om het probleem aan te pakken. Door deze woorden worden andere beloften niet in toom gehouden – bijvoorbeeld die om de Joodse wereld te vernietigen, te beginnen met Israël. Als de strijd tegen het antisemitisme werkelijk was gevoerd met gebruikmaking van herinneringen en geschiedenis, dan zouden veel programma’s, zoals studies over de Holocaust in scholen, films op tv, reizen naar Auschwitz, interreligieuze dialogen, dan zou de historische schande van raciale wetten een diepere weerklank in de Europese ziel hebben gehad.
Zelfs de Opperste Leider van Iran, Ali Hosseini Khamenei, omhelst af en toe de een of andere lokale Jood en verklaart dat hij niets tegen Joden heeft. In de islamitische wereld heeft de verplichting om Joden te doden een speciaal religieus karakter, zoals blijkt uit het handvest van Hamas – waarin de Joden ervan worden beschuldigd dat zij alle oorlogen hebben veroorzaakt en er worden beloftes gedaan om hen allemaal te doden, een voor een, tot aan de laatste Jood – evenals andere standpunten die worden ingenomen door de moederorganisatie van Hamas, de Moslimbroederschap. In andere landen, zoals Turkije, verloopt de dialoog anders: de doodstraf is in eerste instantie op Israël van toepassing en pas in tweede instantie op de Joden.
Hoe dan ook, haat tegen Israël, of Israëlfobie, lijkt een fundamenteel element van de hedendaagse islamitische ideologie, maar houdt daarbij niet op.
De term Israëlfobie lijkt voort te komen uit een vooringenomenheid over en een irrationele haat tegen Israël. Het woord werd, voor zover ik weet, voor de eerste keer gebruikt door Richard Prasquier, voorzitter van de CRIF (de overkoepelende organisatie van de Joodse gemeenschappen in Frankrijk) en betekende vermoedelijk het tegenovergestelde van ‘islamofobie’, een term die gebruikt wordt om ‘enorme culturele vooroordelen met een racistisch karakter jegens de religie van de profeet’ te definiëren, waarbij de legers van de mensenrechtenverdedigers bedacht zijn op elk element van discriminatie tegen mensen van het islamitische geloof.
Daarentegen is ‘Israëlfobie’ doortrokken van eeuwenoude antisemitische stereotypen, die nu een intens eigen leven zijn gaan leiden, vaak rijk aan hedendaagse verzinsels – bijvoorbeeld dat historisch gezien de Joden nooit in Jeruzalem hebben gewoond, dat IDF soldaten de organen van Palestijnen verzamelen, dat de ‘scheidingsmuur’, die gebouwd is om terroristen buiten te houden, een vorm van apartheid is – en door middel van deze onwaarheden ontstaat er weer haat tegen de Joden. Israëlfobie is een barrière van haat die zich gekristalliseerd heeft rond een stuk grond, rond een idee. Het hedendaagse antizionisme, van Malmö tot aan Qom, ontstaat en vermenigvuldigt zich geheel door vooroordelen tegen Israël: veel van zijn meest wrede critici hebben zelfs nog nooit een voet in deze staat gezet.
Deze aanvallen op Israël worden al te vaak opgebouwd uit verwoestende klassieke antisemitische projecties, leugens en verdraaiingen om Israël niet meer te hoeven erkennen – het bloedsprookje dat Joden niet-Joodse kinderen doden en hun bloed gebruiken om matzes te bakken; dat ze onmetelijk hebzuchtig zijn; dat ze onverschillig zijn en barbaars wreed tegenover iedereen die niet-Joods is. Zelfs gelegitimeerde geopolitieke besluiten – zoals het recht op zelfverdediging, of dat je pas kunt verwachten je grondgebied voor altijd te kunnen houden als je gezworen vijanden wellicht eens besluiten je niet meer met vernietiging te bedreigen, terwijl uitstel daarvan niets oplevert; waarbij komt dat in het geval waarin andere landen worden beschuldigd van ‘bezetting’, die landen worden genegeerd, zoals Turkije in Cyprus, Pakistan in Kasjmir of China in Tibet, terwijl alleen Israël aan de schandpaal wordt genageld. Deze beschuldigingen worden niet alleen vaak vertaald in vonnissen tegen Israël, maar ze vinden ook hun weerslag op elke Jood.
Dergelijke leugens hebben niet alleen enig succes gehad, ze zijn algemeen geldend geworden. Er wordt noch door de politieke partijen noch door de meeste culturele groeperingen tegen geprotesteerd, op enkele uitzonderingen na. Bovendien telt het tegengaan van deze leugens of het respecteren van historische waarheden niet mee: feiten verdwijnen gewoon uit beeld. Dus, omdat politieke correctheid rechtstreeks antisemitisme niet toestaat, staan alle tv- presentatoren klaar om iets aardigs tegen de Joden zeggen, zoals een ‘anders soortige religie’ en dat ze worden gewaardeerd als een ‘minderheid’ – anti-Israëlisme zit niet alleen in de lift, het is modieus en snobistisch. Het spreken over ‘dat onbelangrijke landje’ zoals de Franse ambassadeur in Londen, Daniel Bernard, dat deed, is gemeengoed geworden.
Daniel Schwammenthal heeft in de ‘Wall Street Journal’ geschreven dat er voorheen sprake was van antisemitisme zonder Joden, nu is er antisemitisme zonder antisemieten.
Niemand – zelfs het grootste deel van de Joodse leiders niet – zal publiekelijk antisemitisme aan iemand toeschrijven, behalve misschien aan een incidentele neonazigroepering. Terwijl er altijd plechtige beloftes zijn gedaan om te strijden tegen het antisemitisme wordt het bestaan ervan, waar het in zijn meest voorkomende en voor de hand liggende vormen wordt gevonden, niet eens erkend: bij universitaire en media ‘intellectuelen’; bij bepaalde NGO’s, in internationale instellingen zoals de Verenigde Naties en haar organisaties, binnen de Europese Unie, in ‘liberale’ verenigingen die ogenschijnlijk de mensenrechten bevorderen – en het is zowel een manier van leven als een mogelijkheid om de identiteit van de islamitische wereld te versterken. Onlangs, tijdens een diner met een diplomaat op hoog niveau, terwijl we het toenemende antisemitisme in Europa bespraken, reageerde hij met absolute verbazing: “Ik heb nog nooit in mijn leven een antisemiet ontmoet”, verzekerden hij en zijn vrouw mij: “Ik weet zeker dat veel van mijn beste vrienden hetzelfde zouden zeggen: deze gebeurtenissen zijn sporadisch en worden uitgevoerd door extremistische groeperingen, vooral van uiterst rechts.” Dat is echter niet het geval.
Niemand, noch aan de rechter noch aan de linker zijde, gelooft dat Israëlfobie een schending van de mensenrechten is, of verdedigt het Joodse volk tegen dit allesomvattende vooroordeel, waardoor de geschiedenis en het karakter van het Joodse volk met leugens worden bedekt. Een aanval op Israël wordt eerder gezien als legitieme kritiek op een soeverein land; de heropleving van het antisemitisme (want dat is het) tegen het Joodse volk wordt daarom niet van belang geacht.
Europese Joden, en zelfs een groot aantal Amerikaanse Joden, hebben – mogelijk in de hoop te voorkomen dat zij het doel worden van een dergelijke kilte en misschien in de hoop dat zij, als ze met de massa meedoen, een betere aansluiting vinden bij hun niet-joodse buren – de situatie ontweken om Israël volledig te steunen en in plaats daarvan lijken ze terughoudend en opportunistisch te zijn. Tijdens een bijeenkomst met de Italiaanse minister van Buitenlandse Zaken, kort na de eenzijdige erkenning van Palestina door Italië bij de VN, durfde geen van de vertegenwoordigers op de bijeenkomst van internationale Joodse leiders, afgezien van deze auteur, te vragen om verantwoording af te leggen voor die gebeurtenis.
Elke evidente leugen kan over Israël worden verteld; die zal altijd een enorme echo van instemming krijgen. De realiteit en de feiten worden altijd uitgewist.
In zijn laatste boek ‘The Devil That Never Dies: The Rise and Threat of Global Antisemitism’, maakt Daniel Goldhagen een lijst van lasterlijke opmerkingen die anderen hebben gemaakt over Israël, zoals: Israël is een bron van wanorde voor de buurlanden, is de oorzaak van de dictaturen in het Midden-Oosten, is de grootste bedreiging voor de wereldvrede, is de nazi van onze tijd, het inspireerde de oorlog tegen Irak, het controleert het Amerikaanse beleid; het wakkert de haat tegen de Amerikanen en het Westen aan, het pleegt genocide op de Palestijnen, het wil de Al Aqsa Moskee vernietigen, het vermoordt Palestijnse kinderen, het vergiftigt waterbronnen en mensen, enzovoort … Het Israëlische beleid inzake seksuele non-discriminatie is “pinkwashing” met de motivering dat de houding van respect tegenover homo’s, in tegenstelling tot de islamitische landen waar zij worden vervolgd, alleen maar dient voor propagandadoeleinden.
Er is ook veel werk gedaan om het geboorterecht van de Joden in Israël af te breken, door te beweren dat hun relatie met het land niet bestaat, dat deze indirect is of heel wisselend. Een andere opvatting waarin Israëlfobie is verpakt is ‘illegaal’, waarbij vaak verwezen wordt naar de bezetting van gebieden, maar ook naar zelfs het bestaan van een land dat nooit door zijn buren werd aanvaard, vanaf dag één, toen vijf Arabische legers het aanvielen in de hoop het uit te roeien voordat het zelfs maar kon beginnen.
Van alle Aziatische of Afrikaanse democratieën is, volgens Goldhagen, Israël de meest solide en de oudste; en, als het 57ste lidstaat van de VN – vóór Spanje, Italië, Duitsland – is er geen moment verstreken zonder dat haar bestaan bedreigd werd door het terrorisme en door de religieuze en tribale haat van de islamitische wereld, vaak in gezelschap van Europa.
Terwijl het zich verdedigde, heeft Israël 30.000 man verloren, wat verhoudingsgewijs gelijk staat aan 1.180.000 Amerikanen. Het heeft 4000 mensen verloren aan het terrorisme, het equivalent van 157.000 Amerikanen. Toen, na weer een defensieve oorlog, Israël Jordanië uiteindelijk terugdrong en de Westelijke Jordaanoever, die Jordanië had bezet, veroverde, bood het onmiddellijk aan om het land terug te geven – alleen maar om te zien dat het aanbod werd afgewezen door de Arabische Liga in de vorm van de drie ‘Nee’s’ van Khartoem: “Geen vrede, geen erkenning, geen onderhandelingen”.
Toen Israël vrede met Egypte sloot, had het er geen probleem mee om het Sinaï-schiereiland terug te geven, tot op de laatste centimeter van het land. Maar de verantwoordelijkheid voor de problemen om de vrede met Egypte te handhaven wordt altijd alleen maar aan Israël toegeschreven, dat nooit iets heeft gezegd of gedaan dat ook maar enigszins lijkt op de agressie van zijn buren. Toch wordt het beschuldigd van de ergst mogelijke misdaden en van morele verachtelijkheid – beschuldigingen, die landen zoals Zuid-Afrika bijvoorbeeld onderschrijven, zonder ook maar moeite te doen om na te gaan of die waar zijn, terwijl er wordt beweerd dat Israël een land is waar Apartheid wordt beoefend en het ministers wordt verboden om er naartoe te reizen. Het maakt niet uit of zijn democratische instellingen en mensenrechten de hoogste waarderingscijfers krijgen van het ‘Freedom House’. Het is onverklaarbaar dat de VN onlangs Israël veroordeelde voor misstanden op de Golanhoogten, terwijl Israël in feite gewonde Syriërs aanneemt en hen zelf verzorgt in ziekenhuizen, terwijl hun eigen leider, Bashar Assad, hen aan stukken scheurt.
Het gevolg van Israëlfobie is, niet verrassend, dat het antisemitisme dat gekoppeld wordt aan Israël, toeneemt. Volgens een studie van de Duitse Friedrich Ebert Stichting uit 2011 denkt 63% van de Polen en 48% van de Duitsers dat ‘Israël bezig is met een uitroeiingsoorlog tegen de Palestijnen’. Ondertussen denkt 41% van de Britten en 42% van de Hongaren hetzelfde, evenals 38% van de Italianen. In de enquête reageerden 55% procent van de Polen en 36% van de Duitsers als volgt: “Gezien het beleid van Israël kan ik begrijpen waarom mensen Israël niet graag mogen”. Geënquêteerden in de andere onderzochte landen waren het eens met deze percentages, die variëren van 30-40%. Volgens een enquête van het Bureau van de Europese Unie voor de Grondrechten (FRA) heeft 48% van de geïnterviewde Europese Joden gehoord of gelezen over de beschuldiging dat ‘Israëli’s zich ten opzichte van de Palestijnen gedragen zoals de nazi’s dat ten opzichte van de Joden deden’. In Italië, net als in België en Frankrijk, meldde 60% procent hetzelfde.
De algemeen erkende ‘lezing’, zoals die nu luidt, hoewel die onwaar is, zegt dat er een ‘historisch Palestina’ was, dat de perfide Joodse ‘kolonisten’ bezetten en van waaruit zij de lijdende bevolking verdreven, maar deze ‘lezing’ ligt aan de basis van de haat die leidt tot de giftige mythen van de apartheidsmuur, het slopen van huizen ? de vervolging van de Palestijnen en hun kinderen, die werden geslagen en gedood, de zionistische cipier die Gaza in een kooi opsluit en, omgekeerd, de verheerlijking van terroristen, de wijdverbreide rechtvaardiging van aanslagen en raketten die op Israël regenden; het corrupte gebruik van Europese publieke middelen, de afwijzing van het bestaan van een staat voor het Joodse volk, ondanks de aanvaarding van een aantal zelfverklaarde islamitische ‘republieken’ zoals Pakistan en Iran; en Israël dat beschouwd wordt als een archeologisch overblijfsel van het kolonialisme, het imperialisme en een reïncarnatie van alle kwade krachten, vooral van het nazisme.
Daniel Schwammenthal noemt ook Jack Straw, de voormalige Britse minister van Buitenlandse Zaken, die de vorige maand in het Lagerhuis zei dat AIPAC, de pro-Israël lobby in Amerika, “ervoor gezorgd heeft dat zijn ongelimiteerde fondsen een van de grootste obstakels voor vrede tussen de Israëli’s en de Palestijnen zijn” – opnieuw een valse verklaring, maar, zegt Schwammenthal, de veronderstelling dat een grote groep Amerikanen Israël kan ondersteunen, volgens Straw, is beslist zo onaannemelijk dat de gevolgen onmogelijk zo rampzalig kunnen zijn als eraan wordt toegeschreven. Wat werkelijk ongelooflijk lijkt, is dat mensen zoals de Griekse componist Michael Theodorakis of Jose Saramago, een Portugese schrijver, Israëls behandeling van de Palestijnen vergeleken met de behandeling van Joden in Auschwitz en dat zij, tezamen met zoveel andere intellectuelen en notabelen, volledig konden worden aangeworven voor de Israël-fobische strijd.
Bij een andere ongelooflijke gelegenheid publiceerde in Duitsland de ‘Badische Zeitung’, tijdens de herdenking van de Kristalnacht, een cartoon van Horst Haitzinger, waarin een slak met het hoofd van een duif naar de vredesbesprekingen met Iran gaat. Dit is een klassiek geval van antisemitische verdachtmakingen, waarin Joden worden afgebeeld als gifmengers, saboteurs en oorlogshitsers en de premier van Israël, Benjamin Netanyahu, wordt weergegeven terwijl hij telefoneert en zegt: “Ik heb gif voor duiven en slakken nodig”.
Er lijken drie belangrijke redenen te zijn waarom Israëlfobie bestaat :
- Zo’n wereldwijde verspreiding van de aanwezigheid van moslims die wij nooit eerder hebben gezien, met inbegrip van de globalisering van de islam op het internet, de verspreiding van zijn anti-Israël propaganda en de macht die zij uitoefenen via instellingen. De verspreiding van de cultuur van ‘mensenrechten’, waarin iedereen die een underdog lijkt te zijn ‘goed’ is en iedereen die geen underdog of slachtoffer is, moet daarom wel ‘slecht’ zijn.
- De huidige Amerikaanse regering heeft oprecht geijverd voor een positieve relatie tussen Amerika en de islam die, naast het feit dat die politiek twijfelachtig is , ruimte in de wereld schept voor het meest brute antisemitisme. De afname van de Amerikaanse invloed heeft een vacuüm achtergelaten dat wordt opgevuld door allerlei soorten alternatieven voor de democratie – ideologisch en anderszins- van de al-Nusra Beweging tot aan de Moslimbroederschap, alsmede Rusland, China en Afghanistan.
- De huidige regering heeft waarschijnlijk deze rampzalige neveneffecten niet voorzien, maar het lijkt duidelijk dat bij het ontwerpen van het beleid dat het gebruik van het woord ‘jihad’ in officiële Amerikaanse documenten verbood, niemand stil heeft gestaan bij de gedachte hoe vaak die term werd gebruikt om het terrorisme te verklaren tegen, bijvoorbeeld, Israël. En als het gaat om het internationale beleid van deze president, ziet kennelijk niemand hoe relevant dit punt is. Haat tegen de Joodse staat, zelfs in de meest extreme vorm, werd blijkbaar niet geacht van enige politieke betekenis te zijn, en werd daarom, in de afgelopen jaren, niet onderworpen aan een ideologische of morele sanctie.
Wat betreft de betrekkingen met Iran is het duidelijk dat president Obama en de minister van Buitenlandse Zaken John Kerry de wereld naar de acceptatie van een militair nucleair programma voeren, van een land dat zich in het openbaar herhaaldelijk heeft uitgesproken over genocidale bedoelingen. De Amerikaanse onderhandelaars lijken gemakkelijk een overeenkomst te hebben geaccepteerd die elke beïnvloeding bij toekomstige onderhandelingen teniet doet. De overeenkomst had alleen maar voordeel voor Iran en feitelijk geen voordeel voor het Westen, dat Iran bijstond in zijn zoektocht naar nucleaire wapens, in plaats dat het de verrijking stopte, in overeenstemming met de zes VN-resoluties. Die resoluties bevatten geen verbetering van de mensenrechtensituatie voor Iraanse burgers en die gingen niet in op de Iraanse dreigingen om een mede lidstaat, Israël, uit te wissen, wat volgens het VN-handvest illegaal is.
Ook uit de soennitische wereld komen voortdurend bedreigingen tegen Israël. In Egypte zei Mohamed Badie, de geestelijke leider van de Moslimbroederschap: “We zullen doorgaan met de vlag van de jihad tegen de Joden te zwaaien, onze eerste en grootste vijanden”. Sheikh Yusuf al – Qaradawi zei: “Allah heeft de Joden een aanhoudende straf voor hun corruptie opgelegd. De laatste vond plaats onder leiding van Hitler. Er is alleen maar een dialoog met hen mogelijk door het zwaard en het geweer. We bidden tot Allah dat hij elke laatste van hen doodt”. Nieuw is het totale gebrek aan reactie op deze standpunten.
In het verleden hebben Amerikaanse presidenten altijd ofwel gezinspeeld op een verbod op de meest racistische en gevaarlijke aspecten van de islam met betrekking tot Israël, de Joden en de christenen of ze hebben dit duidelijk uitgesproken. Dit is niet het geval met de huidige Amerikaanse regering. Niemand in die regering heeft ooit tegen Iran, waarmee die op het punt staat om een overeenkomst te ondertekenen, gezegd dat de islam Israël niet kan beschouwen als ‘een rotte wortel die vernietigd moet worden’.
Niemand in die regering heeft ooit de Palestijnen verteld dat het ‘niet bevorderlijk’ is om elke dag, vooral tijdens de onderhandelingen, te herhalen dat Israël een moorddadig, racistisch, genocidaal land is – een beschuldiging die onlangs door Sa’eb Erekat, de hoofdonderhandelaar van de Palestijnse delegatie werd geuit.
Kortom, door schijnbaar de islam de vrije hand te geven, waar men niets voor terug krijgt, heeft de huidige Amerikaanse regering het mogelijk gemaakt de meest ernstige vijandige berichten, zowel Israël-fobische als anders soortige, te verspreiden zonder de nodige voorzichtigheid. Zonder Amerika als permanente bewaker worden alle niet-islamitische landen een levende prooi voor hun tegenstanders.
En over mensenrechten gesproken, de organisaties die daar, ironisch genoeg, ogenschijnlijk voor opkomen hebben geen middel geschuwd om Israël aan te vallen. Israël, een van de landen die het meest nauwgezet waakt over de handhaving van mensenrechten, ondanks de bijna onmogelijke omstandigheden waarin een klein land zich onder militaire, economische en diplomatieke aanvallen bevindt – vaak onder alle drie en vrijwel elke dag sinds haar geboorte. De aanval van mensenrechtengroeperingen kan niet het gevolg zijn van het observeren van feiten. Als pure feiten werden waargenomen, zou Israël of in of in de buurt van de top van een lijst van landen die de mensenrechten belichamen, moeten staan. Antiwesterse landen echter, die de meerderheid vormen in de Verenigde Naties, begonnen in 1975 het zionisme met het racisme te associëren – waarmee feitelijk ‘Westers imperialisme’ werd bedoeld. De aanklachten werden destijds naar voren gebracht en gefinancierd door antisemitische NGO ‘s, wat culmineerde in de Durban conferenties van de VN. Op dat moment werden de mensenrechten inhoudelijk omgevormd om te worden gebruikt als een schild waarachter men de aanvallen tegen Israël kon laten escaleren en ook om VN-‘vredestroepen’ in Afrika te beschermen tegen het ‘voedsel voor seks’ schandaal, waar ze kinderen, die zij zouden moeten beschermen, seksueel misbruikten.
De structurele ziekte met betrekking tot het ‘anti-imperialisme’ ontstond in de geschiedenis van een politieke vleugel, die, in een tijd waarin het communisme totalitarisme bleek te zijn, ervoor heeft gekozen om er niet over te klagen, maar om aan zijn kant te vechten tegen het kapitalisme, het imperialisme en tegen wat toen ook maar op ‘onrechtvaardigheid’ leek.
De Joden echter, met hun geschiedenis van lijden en dood, komen niet langer overeen met dat beeld en zij zijn, meer dan enig ander welgesteld blank persoon in het Westen, ammunitie voor de oorlog tegen een ‘bourgeoisie’ of middenklasse maatschappij. De marxistische economische visie van de klassenstrijd kan worden gezien als een ‘win –lose’ situatie – wat betekent dat als ik ‘win’, dan moet dat zijn gebeurd doordat ik iemand anders, die ‘verloor’, heb uitgebuit. De kapitalistische economische visie kan daarentegen worden gezien als denken in een ‘win-win’ situatie: als jij wint, wint iedereen: in de opkomende vloed liften alle boten mee. Het is deze kapitalistische opvatting die samenlevingen heeft opgestuwd naar onvermoede successen. Vanuit het marxistische model van winnaars versus verliezers – populair in het begin van de 20e eeuw, totdat werd bewezen dat dit in landen zoals Rusland en Cuba catastrofaal was, waar de enige winnaars de weinige mannen waren die verantwoordelijk waren voor de revolutie – ontstond het gebruik van de kwestie van de mensenrechten, vaak als een tactisch en politiek wapen tegen iedereen die maar even welgesteld leek – vooral tegen Israël, waarschijnlijk als de belichaming van een natie van meestal blanke mensen die, ondanks zoveel voortdurende inspanningen om ze uit te wissen, zelfs niet afgeremd werden.
De jaren 1960 luidde ‘radicaal–chic’ verbale agressie in, die nog steeds in gebruik is, waarbij de wereld plotseling wordt gevuld met ‘fascisten’. Als zodanig werden Margaret Thatcher, George Bush, Silvio Berlusconi en Ronald Reagan beschouwd, gevolgd door schrijvers en zangers – simpelweg omdat ze geen communisten waren. En dus ook Israël, een vriend van Amerika, maar die veroorzaakte kennelijk het lijden van de Palestijnen (een arme Arabische Derde Wereld moslimbevolking die, hoewel niemand daar ooit over spreekt, gewend is aan wreed en autoritair leiderschap naar zijn eigen volk toe), werd een ‘fascistisch’, ‘imperialistisch’ land: omdat het zich niet in het ‘juiste’ kamp bevond, dat van de ‘volksdemocratieën’ – die allemaal in feite dictaturen zijn, toen en nu.
Het ontbreken van een duidelijke veroordeling van het Europese terrorisme, dat op allerlei manieren werd goed gepraat – bijvoorbeeld door te spreken over kameraden die een paar fouten hadden gemaakt – werd vergezeld door het internationale terrorisme tegen Israël: van de aanval tijdens de Olympische Spelen van 1972 in München tot de verheerlijking van de terroristen die onlangs door Israël werden vrijgelaten en voor wie Mahmoud Abbas de rode loper uitlegde, en ze werden door de Palestijnse Autoriteit beloond met een cheque voor 50.000 dollar elk, plus een maandelijkse toelage. Een van deze onlangs vrijgelaten terroristen had een vader die met zijn dochtertje naast hem, in de auto reed, gedood; een ander had een overlevende van de Holocaust met een pikhouweel vermoord en nog een ander viel een man aan die in Gaza werkte op een kantoor dat hulp gaf aan de Palestijnen en scheurde hem in stukken.
Deze gebeurtenissen zijn een onderdeel van Israëlfobie in een wereld die wetten aanneemt om een rookvrije omgeving te hebben, maar geen wetten tegen kinderhuwelijken of eerwraak of vrouwenbesnijdenis en die nooit de behoefte heeft gevoeld om het terrorisme tegen Israël onder handen te nemen, of de mensenrechten waarvoor de Israëli’s in aanmerking zouden moeten komen.
Een paar maanden geleden maakte Catherine Ashton zich publiekelijk erg kwaad over de toestand van een Palestijnse gevangene die voor een hongerstaking had gekozen, maar ze nam geen standpunt in over de moordpartijen in Syrië, zelfs niet over die op de Palestijnen in het Yarmouk vluchtelingenkamp, waar veel Palestijnen werden afgeslacht door de luchtaanvallen van het Assad-regime.
Ondertussen weten de Joden dat zij, als ze binnen de vastgestelde grens van ‘Never Again’ blijven, zij sympathie, begrip en bescherming ondervinden. Anderzijds is Israël ’terra incognita’, waar elke kritiek, zo lijkt het, wordt beschouwd als ‘legitiem’.
Maar Israëlfobie heeft niets te maken met legitieme kritiek op de staat Israël: deze is niet gebaseerd op welke waarneming van de werkelijkheid dan ook. Het is een obsessie, de duidelijkste uitingen van de VN-resolutie ‘zionisme is racisme’ van 1975; de woede waarmee onlangs negen moties tegen Israël werden aangenomen in de Algemene Vergadering van de VN, die zelfs werden becommentarieerd door een vertaler, die per ongeluk in een open microfoon sprak; terwijl de Algemene Vergadering van de VN een totaal van 23 soortgelijke resoluties aannam, waarin alle wettige zelfverdediging tot wreedheid van een ‘racistisch’ en moorddadig land wordt.
Er moet een strategie komen die de gevolgen van de Israëlfobie in ogenschouw neemt. Die zou de geschiedenis van Israël, haar waarden, haar optreden/handelingen, haar recht om zich te verdedigen moeten bevatten. Net als het verbale en fysieke geweld waaraan het voortdurend wordt blootgesteld.
Het is ook noodzakelijk om te blijven vechten tegen het antisemitisme. Elke andere optie zal het terrorisme – tegen zowel de Joden als de niet-Joden – in de gelegenheid stellen om te groeien.