Persbericht van Likoed Nederland, 8 december 2013.
De Europese Unie heeft onlangs bevestigd dat er geen internationaal juridisch probleem is om een verdrag te sluiten met een bezettende macht, ook als dat verdrag betrekking heeft op dat bezette gebied of op zaken doen met dat bezette gebied.
Dit bleek recent uit de voorlopige goedkeuring van een visserijovereenkomst met Marokko, dat ook betrekking heeft op het grondgebied van de bezette Westelijke Sahara.
Marokko is de Westelijke Sahara in 1975 binnengevallen en houdt het sindsdien bezet. De EU erkent – net als de rest van de wereld – de Westelijke Sahara niet als deel van Marokko.
Desondanks heeft de juridische adviseur van het Europees Parlement in een officieel advies uitgesproken dat het verdrag met Marokko conform het internationale recht is.
Overigens is dit standpunt ten aanzien van de Westelijke Sahara volgens de Amerikaanse professor in het internationaal recht Eugene in overeenstemming met eerdere standpunten van het internationale recht, zoals een advies in 2002 door de juridische adviseur van de VN-veiligheidsraad en een uitspraak van het Franse Hof van Beroep deze zomer.
De EU heeft dus gelijk betreffende de Westelijke Sahara – wat betekent dat de EU juridisch automatisch fout zit met haar standpunt over Israël.
Want volgens Kontorovich is het EU-verdrag met Marokko in tegenspraak met twee centrale elementen van de juridische behandeling van Israël:
- De EU zegt dat elke toepassing van verdragen die ook voor (door Israël) bezette gebieden gelden het internationaal recht zouden schenden, doordat dit impliceert dat de EU daarmee het bestuur van deze gebieden door Israël erkent. Bij de Westelijke Sahara blijkt dit geen enkel probleem.
- De EU zegt dat het geen cent wil besteden aan Israëlische activiteiten in betwiste gebieden, terwijl Europa – in het geval van de Westelijke Sahara – Marokko zelfs betaalt voor de exploitatie van de natuurlijke rijkdommen van dit bezette gebied.
Dit terwijl er grote verschillen zijn in de situatie van de Westbank ten opzicht van de Westelijke Sahara, in het nadeel van die laatste:
- Bij de Westelijke Sahara worden de visgronden geplunderd, ten nadele van de lokale vissers. Bij de Westbank gaat het om economische activiteiten van Israël, die niet ten nadele gaan van de Palestijnen. Integendeel, die profiteren van de werkgelegenheid in de Israëlische industrie: een derde van de salarissen van de Palestijnen in autonoom Palestijns gebied komt van Israëlische werkgevers. (2)
- Bij de Westbank gaat het om een betwist gebied waar slechts 4% Palestijnen van de Westbank wonen. De overige 96% leeft in autonoom Palestijns gebied, onder Palestijns zelfbestuur.
- Israël heeft sterke historische en juridische aanspraken op het betwiste gebied. (3)
In het geval van de bezetting van Noord-Cyprus door Turkije gaat de EU zelfs nog een stap verder: daar wordt de bezetting bewust gefinancierd. Er worden aan het bezette Noord-Cyprus subsidies – onder meer voor infrastructuur – verstrekt van momenteel 28 miljoen euro per jaar (bijna een procent van het bruto nationaal product van Noord-Cyprus).
De conclusie kan niet anders zijn dat de EU bezwijkt onder de anti-Israëlische druk van de 57 islamitische staten van de wereld. De EU behandelt de Joodse anders dan islamitische landen.
En probeert dat te verbloemen door zich te beroepen op tegenstrijdige verhalen over ‘internationaal recht’.
Dat bij die islamitische groep landen zitten die zelf een bezetting handhaven zoals Marokko en Turkije vormt geen bezwaar, die bezettende landen mogen wel ongeremd zaken doen met de EU.
Noten:
(1) Bron: Palestijnse Centraal Bureau voor de statistiek.
(2) Zoals VN-veiligheidsraad resolutie 242 die stelt dat Israel recht heeft op veilige grenzen en of artikel 80 van het Handvest van de VN. Dat bekrachtigt het unanieme besluit van de wereldgemeenschap in 1922 om het gebied aan het Joodse volk toe te wijzen en in artikel 6 oproept om “nieuwe Joodse nederzettingen te bevorderen.”
Update 10 december 2013: Minister Timmermans bevestigt tijdens zijn bezoek aan Israël de dubbele standaard tussen de joodse staat en islamitische landen.