Door Howard Jacobson, Joodse schrijver, winnaar van de Man Bookerprijs. Vertaling en inkorting: Likoed Nederland.
De vraag is retorisch. Wanneer zal de Joden ooit de holocaust vergeven worden?
Het antwoord is: nooit.
De schokkende psychologische waarheid is dat mensen de last van schuld van zich afwerpen door de zaak om te draaien. Daardoor wordt de schuldlast geplaatst op hen die we het onrecht hebben aangedaan. Zo kunnen de daders zichzelf voorstellen als slachtoffers. De Romeinse geschiedschrijver Tacitus beschreef dit al: “Het is onderdeel van het menselijk leven om degene die je leed hebt aangedaan te haten.”
Aan hen die we leed hebben aangedaan, geven we de schuld – door het mobiliseren van afkeer en zelfs haat.
Dit is om het leed dat we hebben aangedaan te kunnen rechtvaardigen. Waaruit moet volgen dat degenen die het meeste leed is aangedaan – zoals bij de holocaust – het meest beschuldigd zal worden.
Ontkenning van de holocaust volgt dit patroon. De Joden worden daarbij beschuldigd van het veroorzaken van de goddeloosheid die de holocaust zou rechtvaardigen – als die gebeurd zou zijn.
De Joden verdienden in feite dat leed, vanwege de manier waarop zij de holocaust op cynische wijze misbruiken voor hun huidige politieke en financiële doelen. Of eigenlijk, wat ze hadden moeten lijden.
Joodse reactie
Moet deze verschrikkelijke logica – die ervoor zorgt dat een onherstelbare fout nooit vergeven zal worden – ons tot een even verschrikkelijke voorzichtigheid brengen? Moeten wij ons motto wijzigen van ‘nooit vergeten’ naar ‘nooit noemen’? Is zwijgen het enige middel dat we kunnen inzetten dat er geen herhaling zal komen?
De oprichting van de staat Israël was juist bedoeld om antwoord te geven op deze vraag. In veel opzichten doet het dat, en in veel opzichten juist niet. Voor sommige Joden, is het juist Israël waarover we ons mond moeten houden. Een dergelijke weigering van medeleven met de slachtoffers van de holocaust – gegrond in het moderne herkauwen van de laster van de hebzuchtige en harteloze Jood – is een daad van retrospectieve schuld.
Dit heeft zeker politieke implicaties. Maar er is ook een belangrijke niet-politieke les die hieruit getrokken kan worden. Als Joden niet vergeven kunnen worden, dan is het tevergeefs voor Joden om te streven om de manier waarop de wereld hen ziet te wijzigen. Dat is het tevergeefs dat de Joden proberen om hun imago te verbeteren, een vriendelijker houding aan te nemen of om hun hoofd in schaamte te laten hangen.
Dat is het tevergeefs te veronderstellen dat we zo de verwrongen logica van het ons niet vergeven van de holocaust ongedaan kunnen maken. Dit heeft een psychologische oorzaak, en daarom kan het niet morgen verdwijnen.
Zelfs niet als Israël elk betwist sprietje gras aan haar buren gaf en elke rijke Jood ’s nachts in een armoedzaaier veranderde.
Antizionisten
In een sofistische twist weerlegt de antizionist de Joodse gevoeligheid voor beledigingen en schildert zich zo af als slachtoffer van een misdrijf dat niet heeft plaats gevonden. Hij wil niet beschouwd worden als een antisemiet en hij wil zich geen antisemiet voelen, maar wordt een antisemiet omdat hij de Joden niet kan vergeven zijn geweten te belasten door zich af te vragen of hij werkelijk een antisemiet is.
Het routinematig beschuldigen van je critici van gebruik van smerige tactieken is zelf een veel voorkomende, smerige tactiek.
Een bekend voorbeeld is het roepen dat er Joden zouden roepen dat alle kritiek van antizionisten te kwader trouw zou zijn. Het syllogisme gaat als volg:
- Niet alle critici van Israël zijn antisemieten.
- Ik ben een criticus van Israël.
- Daarom ben ik geen antisemiet.
Op deze manier is antizionisme verklaard tot een onaantastbaar gebied. Begin er over, en je wordt er van beschuldigd “antisemitisme” te hebben geroepen (of je dat gedaan hebt of niet). En omdat het roepen van “antisemitisme” fout is, mag antizionisme niet onderzocht worden.
Door de helse logica van deze magische cirkel, is de antizionist dubbel vrijgepleit: In de eerste plaats omdat kritiek is teruggebracht tot slechts een “tactiek”, en ten tweede omdat er geen sprake kan zijn van antisemitisme, het is altijd alleen maar antizionisme.
Kritiek op Israël functioneert zo als een soort antiseptisch bad of mikwe – hoe veel antisemitische onzuiverheden er ook in je zitten, je komt er uit zo geurig als een bruid die wacht op haar bruidegom.
Ontkenning van de holocaust was het begin hiervan. Als de holocaust een verzinsel is, verandert in één klap het slachtoffer in schuldige. Daarmee kon men de Joden weer – net als vroeger – beschuldigen van het verspreiden van leugens.
Antisemitisme
En door de Joden te zien als de voornaamste initiators van zowel het christendom als het socialisme – explosies in het menselijk denken, noem het ongeëvenaarde bevrijdingen of ongeëvenaarde rampen – dragen wij veel verantwoordelijkheid. Voor het niet rustig kunnen slapen van de mensheid. Het niet-vergeven worden gaat een lange weg terug. Kunnen we zeggen dat het begint – niet met dat wij Christus gedood zouden hebben – dat is echt te eenvoudig – maar met dat wij hem bedacht hebben?
Freud had het over de landen in Europa die de laatsten waren om af te zien van wat hij “barbaarse polytheïsme ” noemde – de boom-aanbidders van Litouwen, bijvoorbeeld. Hij speculeerde dat die het meest gretig de Jodenhaat omarmden van de jaren 1930 en ’40. Freud suggereert dat ze, nostalgisch naar hun heidendom verlangden. “Hun Jodenhaat was in feite haat van het christendom”.
Het gevolg hiervan voor Joden is dat we hoe dan ook altijd eindigen als het vlees in de sandwich, verantwoordelijk voor het heidendom of voor het christendom, afhankelijk uit welke hoek de wind waait. Je kunt je afvragen of niet sommige gevallen van christelijk antisemitisme gewoon uitingen zijn van christelijke ontevredenheid met het christendom zelf.
In het verleden kon die vijandigheid openlijk worden geuit. Augustinus zei: “Laten we de Joden aanschouwen in al hun ellende, zodat we ons kunnen verheugen in wat er van hen geworden is.”
In meer liberale tijden evolueerden meer slinkse strategieën van kwaad spreken. Slechts weinig westerse intellectuelen of geestelijken kunnen zich vandaag de dag veroorloven om hun antisemitisme openlijk te uiten, of zelfs maar toegeven aan zichzelf zij dergelijke emoties herbergen. Maar de logische noodzaak van een alibi blijft. Dus nu wordt de Jood gewantrouwd, niet voor wat hij is, maar vanwege het antisemitisme waarvan hij de oorzaak is. Dit geldt helemaal voor de Jood die het woord antisemitisme in de mond durft te nemen.
En daarom zouden Joden moeten afzien van het recht om antisemitisme te definiëren, of te bepalen of ze slachtoffers zijn van antisemitisme, of zelfs of zij het ooit waren. Joden zouden hebben gefaald om de lessen van de holocaust te leren en die in Israël te implementeren. Ze blijven immers ook in andere delen van de wereld konkelen, lobbyen en uitbuiten. In die redenering hebben ze elk recht op normaal fatsoen verspeeld, en al helemaal hun wettelijke rechten op het gebied van bescherming tegen rassendiscriminatie.
Zo werden vrijdenkers bevrijd van de schande van het denken van antisemitische gedachten. Aangezien zoiets als antisemitisme niet kan bestaan, kan er ook geen reële beschuldiging van antisemitisme zijn.
De deur staat nu wijd open voor degenen die echt geloven dat ze enkel liefde in hun hart hebben, om argeloos door te lopen naar haat.