Persbericht van Likoed Nederland, 27 augustus 2013.
Aan Nederlandse bedrijven wordt door het Nederlandse ministerie van Buitenlandse Zaken afgeraden om mee te werken aan openbare voorzieningen in Judea en Samaria (de ‘Westbank’), zoals openbaar vervoer en waterzuivering, zo meldt de firma Haskoning.
Het ministerie schendt daarmee het internationaal recht. Dit was het oordeel van het Franse Gerechtshof van Versailles in mei 2013 in een vergelijkbaar geval, de aanleg van een tramlijn in Oost-Jeruzalem.
Het Gerechtshof oordeelde – heel logisch – dat Palestijnen net als iedereen recht hebben op openbare voorzieningen en dat Israël met de aanleg van voorzieningen juist handelt volgens de Geneefse Conventies. Israël zou volgens de uitspraak van het Gerechtshof integendeel in strijd met het internationaal recht handelen als Israël de Palestijnen geen toegang tot voorzieningen zou geven, maar alleen aan Israëli’s.
Zo een racisme tegen Arabieren zou toch afschuwelijk zijn? Maar een dergelijke apartheid is dus wat het Nederlandse ministerie van Buitenlandse Zaken blijkbaar wil aanmoedigen.
Het wordt nog vreemder. Het gebied waar het om gaat is het zogenaamde gebied C, waar Israël volgens de Oslo-akkoorden rechtmatig het bestuur uitoefent. Deze Oslo-akkoorden zijn gegarandeerd door de VN en de Europese Unie – inclusief Nederland. Nu werkt Nederland echter het Israëlische bestuur aldaar tegen. Ook hierdoor handelt Nederland dus in strijd met internationale verdragen, en dus het internationaal recht.
Ook inhoudelijk is het een onbegrijpelijk advies. Meer dan tweehonderdduizend mensen – vooral Palestijnen – hebben last van de vervuiling, door het ontbreken van goede waterzuivering. Daardoor is de betreffende Kidron rivier nu feitelijk een open riool, dat stankoverlast geeft, het grondwater vervuilt en water verspilt. Het ministerie wil dat blijkbaar laten voortduren en zo de Palestijnen bewust laten lijden onder voortdurende milieuvervuiling.
Bovendien is dit nu juist een project waar de Palestijnse Autoriteit en Israël goed samenwerken, vanwege het gemeenschappelijk belang. Maar die samenwerking wil het ministerie blijkbaar frustreren.
Tot slot zou het opvolgen van dit advies van het ministerie ook nog ten koste gaan van de werkgelegenheid in Nederland, in deze crisistijd.
Hoe is het mogelijk dat het Nederlandse ministerie een advies afgeeft dat humanitair, juridisch en economisch niet te verdedigen is?