Inleiding
Israël’s staat van dienst op de naleving van het internationaal recht is opmerkelijk sterk. In veel beslissingen heeft het Israëlische Hooggerechtshof veranderingen aanbevolen aan de Israëlische regering, leger en veiligheidsdiensten omdat het beleid volgens de rechtbank in strijd was met het internationaal gewoonterecht. De rechtbank heeft zelfs ingegrepen bij op dat moment plaats vindende gevechtssituaties. De Israëlische regering heeft een bijna onberispelijke staat bij de naleving van deze gerechtelijke bevelen.
Misschien juist omdat Israëls tegenstanders zijn zich bewust van deze realiteit, hebben zij een proces in gang gezet van het manipuleren van het internationaal recht, zodat regels worden bedacht die alleen voor Israël gelden, en niet voor andere staten of situaties.
De essentie van een rechtssysteem is echter dat de wet voor iedereen van toepassing is. Het uitwerken van op maat gemaakte regels van het internationale recht, alleen van toepassing wanneer het Israël betreft, ondermijnt het internationaal recht en kunnen een wegslijpend en afbrokkelend effect op de rechtsstaat in het algemeen hebben.
De pogingen om Israël te brandmerken als een staat die regels van het internationaal recht schendt zijn uitgegroeid tot een steeds terugkerend kenmerk van de “juridische oorlogvoering” tegen Israël. Want hoewel geen staat perfect is op dit gebied, is Israël’s staat van dienst op de naleving van het internationaal recht zoals gezegd opvallend sterk. Overduidelijke voorbeelden van regels die alleen voor Israël zouden gelden en niet voor andere staten of situaties:
Resoluties van de Algemene Vergadering van de VN
Volgens het VN-Handvest hebben de resoluties van de Algemene Vergadering van de VN de status van aanbevelingen aan staten en zijn deze niet bindend. (1)
Zij hebben geen status in het internationaal recht en geen enkele staat kan “schuldig” zijn aan het overtreden van dergelijke resoluties. Het zijn politieke statements, gedicteerd door een groep van staten die een meerderheid van stemmen over een bepaald onderwerp kan opbrengen op een gegeven moment.
Een goed voorbeeld is resolutie 194 (II) van 1948, die maatregelen voorstelt voor het Arabisch-Israëlische conflict, waaronder de kwestie van de vluchtelingen. (2) Al de Arabische staten die VN-leden waren op dat moment, stemden tegen de voorgestelde resolutie, aangezien zij bezwaar maakten tegen elke vorm van erkenning van Israël. (3) De Algemene Vergadering heeft vervolgens dat deel van de resolutie dat de vluchtelingen betreft opnieuw aangenomen. (4)
De Palestijnse rechtspositie is dat dit artikel is dus op wonderbaarlijke wijze is omgezet in een bindende regel van het internationale recht. De juridische werkelijkheid is echter dat zelfs wanneer de Algemene Vergadering nogmaals over een dergelijke resolutie stemt, deze toch onverbindend blijft. In de woorden van een toonaangevende Franse jurist, “Er is geen enkele grondslag om aan te nemen dat door herhaling niet-normatieve resoluties kunnen worden omgezet in positief recht, door middel van een soort bezwerend effect.” (5)
Geen enkele staat aanvaardt resoluties van de Algemene Vergadering als bindend voor zichzelf. Toch is het vaak gehoorde claim dat Israël resoluties van de Algemene Vergadering zou “schenden”. Blijkbaar is er een interpretatie van het VN-Handvest die alleen van toepassing is op Israël.
Resoluties van de VN-Veiligheidsraad
Die anti-Israëlische strategen die zich er bewust van zijn dat resoluties van de Algemene Vergadering zijn, proberen Israël te beschuldigen van het overtreden van resoluties van de Veiligheidsraad. Ook hier negeren de critici de expliciete regels in het VN-Handvest.
Resoluties van de Veiligheidsraad zijn slechts bindend indien de Raad, handelend in overeenstemming met hoofdstuk VII van het Handvest, verklaart dat er een daad van agressie is geweest door een staat of dat de actie van een staat een bedreiging voor de wereldvrede of veiligheid. (6)
De Veiligheidsraad heeft nog nooit een dergelijke uitspraak inzake Israël gedaan, noch wat dat betreft heeft het ooit een dergelijke verklaring gedaan met betrekking tot de Arabische agressie tegen Israël.
Net als de Algemene Vergadering is de Veiligheidsraad een politiek orgaan en zijn resoluties een politieke stellingname, geen juridische uitspraken. De leden van de VN hebben zich ertoe verbonden om resoluties van de Veiligheidsraad te implementeren, alleen als de besluiten zijn aangenomen krachtens hoofdstuk VII. Toch heeft deze bepaling van het Handvest niet verhinderd dat Israël er van wordt beschuldigd niet-bindende resoluties van de Veiligheidsraad te “schenden”.
‘Illegale’ bezetting
Er is een legitieme discussie over de vraag of de Westbank feitelijk het grondgebied is van een vijandelijke soevereine staat en dus onderworpen aan de regels van militaire bezetting. Echter, voorbijgaand aan dit debat is de stelling van bijna alle anti-Israëlische publicisten dat de Israëlische militaire bezetting sowieso illegaal is. (7)
Echter, het internationale recht laat militaire bezetting duidelijk toe in een gewapend conflict.
Het is hierbij vermeldenswaard dat de VN-Veiligheidsraad de Israëlische bezetting nooit illegaal heeft verklaard. Terughoudendheid van de Veiligheidsraad in het veroordelen van de Israëlische bezetting als illegaal hoeft niet noodzakelijkerwijs voort te komen uit sympathie met het beleid van Israël, maar eerder uit het besef dat de bezetting volkomen legaal is, als gevolg van een gewapend conflict. (8)
De permanente leden van de raad herinneren zich ongetwijfeld de geallieerde bezetting van Duitsland en Japan na de Tweede Wereldoorlog, duidelijk juridisch in overeenstemming met de wetten van gewapend conflict. Meer recent werd de Amerikaanse bezetting van Irak na de eerste Golfoorlog universeel beschouwd als een rechtshandeling, waarvan de wettigheid zelfs expliciet bevestigd werd door de Veiligheidsraad. (9)
Het toepassen van de wetten van de militaire bezetting van de Westbank mag Israël niet veel eer in de public relations hebben verdiend, maar het is wel legaal. En het alternatief, namelijk het toepassen van de Israëlische wet in het gebied, zou als annexatie worden beschouwd.
Het feit dat Israël legaal op treed, heeft echter haar tegenstanders niet afgeschrikt van pogingen om voor de Israëlische handelingen een nieuw internationaal juridisch begrip uit te vinden: “illegale bezetting.”
Het ‘recht op terugkeer’ van de Arabische vluchtelingen
In overeenstemming met het internationaal recht, moet een staat haar onderdanen toestaan op zijn grondgebied. Het is dus mogelijk om te spreken van een “recht op terugkeer” van de onderdanen naar de staat van hun nationaliteit.
Israël is partij in internationale verdragen die verwijzen naar het recht – met enkele beperkingen – van personen om terug te keren naar “hun eigen land.” (10) De belangrijkere regionale mensenrechtenverdragen bepalen nader dat de uitdrukking “eigen land” alleen geldt voor onderdanen van dat land. (11) Sommige academici geloven dat een dergelijk recht ook moet ook gelden voor permanente bewoners (12) maar blijkbaar heeft geen enkele staat die stelling overgenomen. Overheden interpreteren de regel in die zin dat het recht alleen geldt voor onderdanen.
Echter, de manipulatie van de regels zoals die wordt voorgesteld door de Arabische staten, is dat er “een gevestigde norm in het internationaal recht en praktijk” zou zijn – namelijk het recht van alle Palestijnse Arabische vluchtelingen van “terugkeer” naar Israël, hoewel ze noch onderdanen noch permanente inwoners van Israël zijn. (13)
De interpretatie van de zinsnede “Palestijnse vluchtelingen” in deze context is bovendien uitgebreid tot alle nakomelingen. De Arabische eis is nu dat toch het internationale recht hen een recht op “terugkeer” naar Israël zou verlenen. Dit terwijl de betrokken persoon is geboren in een ander land als zijn ouders en grootouders, ze de nationaliteit van een andere staat kunnen hebben en ingezetenen van een andere staat zijn. Er wordt geschat dat onder deze definitie meer dan vijf miljoen mensen een “recht op terugkeer” naar Israël zouden claimen. Een dergelijke interpretatie van het begrip “vluchteling” of “recht op terugkeer” wordt nergens anders dan bij het Israëlisch-Palestijnse conflict van toepassing verklaard. Hieraan moet worden toegevoegd dat het vasthouden van de Palestijnse onderhandelaars aan hun eis dat Israël zo een “recht” moet erkennen, het zeer moeilijk maakt om tot een pragmatische oplossing voor het probleem te komen.
‘Apartheidsmuur’
Er is een duidelijke poging om Israël zwart te maken met de afschuwelijke beschuldiging van racisme en apartheid door het omschrijven van de veiligheidsbarrière van Israël als een “apartheidsmuur”. (14) Elk grenshek dient om gebieden te scheiden en men kan hopen op een wereld zonder grenzen. Echter, zolang Israël te maken heeft met terroristische daden, is het volstrekt legitiem. Net zoals dit voor andere staten geldt, om een barrière op te werpen tegen terreur aanslagen en illegale grensoverschrijdingen te voorkomen. (15)
Zij die het hek als “apartheidsmuur” bestempelen, verwijzen veelvuldig naar het advies van het Internationale Hof van Justitie over deze zaak. (16) Ze wijzen er echter niet op dat in dit advies het Internationaal Hof van Justitie geen enkele verwijzing maakte naar “apartheid” of analogie van “apartheid.” Bovendien, hoewel de rechters kritiek op de route van de ‘muur’ als zijnde buiten de 1949 “Groene” Wapenstilstandslijn (17), was het hof zorgvuldig om Israëls recht om in beginsel zo een veiligheidshek te bouwen niet te ontkennen.
Apartheid is gedefinieerd als (18) “rassenscheiding; speciaal het sociale en politieke beleid van rassenscheiding en discriminatie afgelegd door de blanke overheid in Zuid-Afrika 1948-1994″. Een woordenboek definitie is “de voormalige politiek van segregatie en politieke en economische discriminatie van niet-Europese groepen in de Republiek Zuid-Afrika”. (19) Onder de opvallende kenmerken van het Zuid-Afrikaanse apartheidbeleid waren: verbod op huwelijken tussen blanken en mensen van andere rassen, (20) het verbod op buitenechtelijke seksuele relaties tussen blanke en zwarte mensen (21), het verbieden aan een zwarte persoon omgeschoold werk te verrichten in de stedelijke gebieden, behalve in die rubrieken aangewezen voor zwarte bezetting, (22) het verbieden van stakingen door zwarten, (23) het voorkomen dat Afrikanen een opleiding zouden krijgen die zou leiden tot het “streven naar posities in de samenleving die hen niet zou worden toegestaan”. (24) Zwarte studenten was verboden om aan de grote witte universiteiten te studeren. (25) In alle openbare voorzieningen, zoals restaurants, zwembaden, en het openbaar vervoer waren borden opgehangen: “Alleen voor Europeanen” en “Alleen voor niet-Europeanen”, om deze wetgeving te handhaven. (26) Zelfs de meest rabiate tegenstanders van Israël moet zich vermoedelijk ongemakkelijk voelen in het beweren dat dit de feitelijke situatie in Israël zou zijn.
Bewust van het feit dat beschuldigingen van feitelijke apartheid in het moderne Israël elke grond missen, is de beschuldiging daarom dat het feit dat Israël een Joodse staat is, zou bewijzen dat er sprake is van ‘apartheid-achtige “situatie. (27) Een website schrijft dat “apartheid begon en is geworteld in de stichting van de koloniale Joodse staat.” (28) De kern van de beschuldiging tegen Israël ligt in de vaak herhaalde aanklacht dat haar racisme “duidelijk wordt gesymboliseerd in de Joodse vlag van Israël, het volkslied en de nationale feestdagen.” (29) Deze aanklagers hebben echter geen woord van kritiek tegen de tientallen vrije en democratische landen die christelijke kruisen in hun vlaggen hebben opgenomen, noch tegen de talrijke islamitische staten met de halve maan als symbool van de islam als hun staatssymbool. Opnieuw blijkt er een speciale wettelijke definitie van apartheid te zijn waar het Israël betreft.
Misschien wel de meest huiveringwekkende indicatie van het werkelijke doel achter de “Israël is apartheid” campagne wordt geopenbaard in een van de meest actieve websites die dat propageert. Zij schrijven dat de doelstelling van de “vervolging voor de misdaad van apartheid” is om “de ware meerderheid in staat te stellen om de macht over hun eigen land te herkrijgen, met de bescherming van de rechten van etnische minderheden.” (30) Met andere woorden, het ware doel achter de apartheid-campagne is het ontkennen van de legitimiteit van de staat Israël en de vaststelling dat het beste dat de Joodse bevolking in Israël kan hopen is dat van een “beschermde” etnische minderheid in een Arabische Palestijnse staat.
De juridische status van een wapenstilstandslijn
Een Israëlische regering moet er mogelijk over beslissen of de Wapenstilstand demarcatielijn tussen Israël en Jordanië van 1949- in de volksmond bekend als de ‘Groene Lijn’ – aan de onderhandelingstafel de basis zal vormen voor een grens tussen Israël en een toekomstige Palestijnse staat. Deze kwestie wordt echter vaak manipulatief gepresenteerd als een juridisch axioma; dat de Groene Lijn heeft al de status van een wettelijk bindende grens.
De 1949 Israël-Jordanië Wapenstilstandsovereenkomst bepaalt echter dat de Groene Lijn een wapenstilstands-demarcatielijn (31) en dat het niet “mag worden uitgelegd als het aantasten van rechten, in welke zin dan ook, van een ultieme politieke overeenkomst tussen de partijen”. (32)
De wapenstilstandsovereenkomst bepaalt vervolgens expliciet dat: “De wapenstilstands demarcatielijnen … worden overeengekomen door de partijen, zonder van invloed te zullen zijn op toekomstige territoriale overeenkomsten of grenslijnen of claims van beide partijen die daarop betrekking hebben”. (33) Dus noch Israël noch Jordanië hebben de Groene Lijn ooit beschouwd als hun internationale grens. Vóór 1967 hebben Jordanië en de andere Arabische staten ervan afgezien om de Groene Lijn als grens te erkennen. Dat was vanwege hun onwil om de legitimiteit van Israël te accepteren, zelfs binnen de Groene Lijn.
Door ondertekening van een vredesakkoord hebben Israël en Jordanië nu onderling erkend dat de wapenstilstand is beëindigd. (34) In overeenstemming met het internationale recht overleven internationale grenzen de beëindiging van verdragen waarmee die zijn ingesteld. Dit is echter niet van toepassing op een wapenstilstand of wapenstilstands-demarcatielijnen. Het tijdelijke karakter van een wapenstilstand of een wapenstilstandslijn is zodanig dat de geldigheidsduur ervan verstrijkt met het verstrijken van de wapenstilstand of wapenstilstand.
Daarom is er formeel niet langer sprake van enige juridische geldigheid van de Groene Lijn.
VN-Veiligheidsraad Resolutie 242 die door alle partijen bij het geschil als een kader voor vredesonderhandelingen is aanvaard, maakt geen enkele verwijzing naar de Groene Lijn. Het vredesverdrag Israël-Jordanië verwijst naar de “grens definitie van het mandaat” bij het definiëren van het Israëlisch-Jordaanse grens; weer werd niet verwezen naar de Groene Lijn. (35)
De Algemene Vergadering van de VN heeft het Internationaal Hof van Justitie gevraagd om een advies inzake de “juridische gevolgen van de bouw van een muur in de bezette Palestijnse gebieden”, zonder verwijzing naar de Groene Lijn. De schriftelijke verklaring van de Arabische Liga gericht aan het Internationaal Hof in deze zaak verwijst naar “de wapenstilstandslijn die nu de grens tussen Palestina en Israël markeert”. De verklaring gaat echter verder met op te merken dat “Het doel van de wapenstilstand was om geen territoriale, vrijheidsbenemende of andere rechten, aanspraken of belangen van een partij te erkennen.” (36) De Jordaanse rechter Al-Khasawneh in zijn afzonderlijk advies schreef dat: “Er is geen implicatie dat de Groene Lijn een permanente grens is.” (37) Zelfs het definitieve rechterlijke advies, waarin scherpe kritiek op Israël wordt geuit voor de route van de “muur”, zegt expliciet dat zijn advies “houdt niet de implicatie dat de Groene Lijn een permanente grens zou zijn.” (38)
Toch is dat wat vaak geclaimd wordt waar het Israël betreft, dat een tijdelijke wapenstilstandslijn de juridische status van een permanente grens zou hebben.
‘Bezet’ Gaza
Sinds de eenzijdige Israëlische eenzijdige terugtrekking uit Gaza in 2005 is er geen Israëlische controle meer over de Gaza gebied. Het gebied wordt bestuurd door Hamas. Er is geen Israëlische militaire regering in Gaza. De wetgeving in Gaza is van Hamas, zowel strafrechtelijk als civiel. Hamas controleert de economie, de belastingen, de rechtbanken, de politie en de gevangenissen. Het heeft eigen, zwaar bewapende milities. De Hamas-regering is overduidelijk niet door Israël benoemd en is niet ondergeschikt aan Israël. Onder welke algemeen geaccepteerde wettelijke norm dan ook, is Gaza dus niet door Israël bezet.
Israël handhaaft een blokkade in een poging om te voorkomen dat wapens worden ingevoerd in Gaza, dit betekent echter geen ‘bezetting’. Bovendien heeft Gaza ook een landgrens met Egypte, waarover Israël geen enkele controle heeft.
Het internationaal recht vereist dat wil een gebied beschouwd worden onder bezet, dat het gebied staat “feitelijk onder het gezag van het vijandige leger.” (39)
Het Internationaal Hof van Justitie heeft uitgesproken dat “grondgebied wordt beschouwd als bezet als het feitelijk onder het gezag staat van het vijandige leger, en de bezetting geldt alleen voor het grondgebied waar deze bevoegdheid is vastgesteld en kan worden uitgeoefend.” (40)
In een latere zaak heeft de rechtbank dit standpunt bevestigd, daarin staat dat “Bezetting vereist de uitoefening van het daadwerkelijke gezag door de buitenlandse troepen.”(cursivering van mij) (41)
Ook een rapport van het Internationale Comité van het Rode Kruis (ICRC) over dit onderwerp komt tot de conclusie dat “bezetting kan niet plaats vinden uitsluitend door de uitoefening van macht van buiten de grenzen van het bezet gebied, hiervoor zijn een aantal buitenlandse ‘laarzen op de grond’ nodig.” (42) Het ICRC rapport verwijst naar “de traditionele regels over bezetting met hun sterke nadruk op de feitelijke basis van een voortdurende aanwezigheid in het gebied”. (43).
Om politieke redenen wil de PLO voor Gaza de status van “bezet” gebied. (44) Het is echter verrassender dat het Internationale Comité van het Rode Kruis blijft volhouden dat Gaza onder Israëlische bezetting staat. (45) Wederom lijkt er een unieke definitie van “bezetting” te zijn, die alleen van toepassing is op Israël.
Regels voor gewapende conflicten
Het recht van gewapende conflicten behoort tot de goed uitgewerkte regels van het internationale recht en veel van de verdragen hierover worden tot het internationale gewoonterecht beschouwd. Democratische staten waaronder Israël nemen deze regels op in de instructies en militaire handboeken van hun strijdkrachten.
Echter, ten aanzien van Israël is er een recente poging om twee nieuwe regels uitvinden:
- Proportionaliteit in gevecht
De regels voor gewapende conflicten vereisen evenredigheid in twee contexten.
Ten eerste is het verboden om een militair doelwit aan te vallen of het zal leiden tot een aantal burgerslachtoffers dat buitensporig zou zijn in verhouding tot het militaire voordeel dat behaald zou kunnen worden. (46)
Ten tweede dienen de maatregelen van zelfverdediging in verhouding te staan tot de bedreiging. (47)
Ten aanzien van Israël lijkt een nieuwe regel te zijn ontwikkeld: dat in het feitelijk gevecht Israël geen wapens mag gebruiken die niet in verhouding staan tot de wapens die door terroristische groepen worden gebruikt. Ten aanzien van andere landen bestaat een dergelijke regel niet. Integendeel, alle legers proberen uiteraard om superieure krachten en wapens te gebruiken tegen vijandelijke posities en strijdkrachten. Deze universele militaire praktijk kan toch niet voorkomen dat Israël wordt beschuldigd van het gebruik van “disproportioneel” geweld in gevechtssituaties.
- Burgerslachtoffers
Burgerslachtoffers zijn, ongelukkig genoeg, een gemeenschappelijk kenmerk van gewapende conflicten. Dit geldt in het bijzonder wanneer een vijand haar wapens tussen burgers plaatst, zoals Hamas in Gaza en Hezbollah in Libanon. Het is een schending van het recht inzake gewapende conflicten om opzettelijk te schieten op burgers, en een staat kan aansprakelijk worden gesteld voor roekeloos of nalatig gedrag daarin.
Echter, voor zover het Israël betreft worden alle vijandelijke burgerslachtoffers gepresenteerd als het resultaat van een “oorlogsmisdaad”, ook al wordt erkend dat Israël grote inspanningen doet om burgerslachtoffers te proberen te voorkomen. (48)
Zelfverdediging alleen tegen aanvallen van staten
Misschien wel de meest flagrante poging tot manipulatie van het internationaal recht was het meerderheidsbesluit van het Internationaal Hof tegen Israël dat in hield dat Israël geen recht van zelfverdediging heeft tegen terroristen komen vanaf het grondgebied dat onder controle staat van de Palestijnse Autoriteit had. De rechtbank besloot dat het niet eens zou onderzoeken of de veiligheidsbarrière van Israël een legitieme daad van zelfverdediging was tegen terroristische aanslagen. De rechter baseerde zijn beslissing op de uitleg van artikel 51 van het VN-Handvest, dat erkent “het inherente recht tot individuele of collectieve zelfverdediging bij een gewapende aanval op een Lid van de Verenigde Naties.”
Het Hof interpreteerde artikel 51 dat verplicht moet zijn dat een aanval afkomstig is van een buitenlandse staat, hoewel er geen vermelding in het VN-Handvest staat van een dergelijke verplichting.
De rechtbank stelde daarop bruusk vast dat “artikel 51 van het Handvest niet relevant is in deze zaak.” (49) De conclusie was dat Israël dan ook geen recht van zelfverdediging had tegen terroristische daden vanuit gebied dat onder controle van de Palestijnse Autoriteit staat. De Britse, Nederlandse en Amerikaanse rechters van het hof waren de enigen die weigerden in te stemmen met deze verrassende uitleg. (50)
Deze vreemde uitspraak van de rechtbank niet is gevolgd door andere staten, en een academisch auteur merkt op dat “de praktijk suggereert sterk dat de internationale gemeenschap het recht erkent om geweld te gebruiken in zelfverdediging tegen niet-statelijke actoren op buitenlands grondgebied, als vaststaat dat men de buitenlandse staat niet kan vertrouwen om zelf terroristische activiteiten te voorkomen en te bestrijden.” (51)
Conclusie
Israël heeft een goede staat van dienst bij het voldoen aan het internationale recht en haar gerechtelijke systeem zorgt ervoor dat Israël dit zal blijven doen. Echter, de essentie van een juridisch systeem is dat de wet voor iedereen van toepassing is. Dit principe wordt ondermijnd door de pogingen van de vijanden en tegenstanders van Israël om het internationale recht te manipuleren als onderdeel van hun juridische oorlogsvoering tegen Israël.
Het ontwerpen van op maat gemaakte regels van het internationale recht die alleen van toepassing zijn op Israël, ondermijnt het internationale recht en kunnen een afbrokkelend en corroderend effect hebben op de rechtsstaat in het algemeen.
- Klik om meer artikelen te lezen met de trefwoorden: burgerslachtoffers, internationaal recht, veiligheidshek en Verenigde Naties.
Noten
- “Behalve voor bepaalde interne aangelegenheden, zoals de begroting, kan de Vergadering haar leden niet binden. Het is geen wetgever in die zin, en zijn resoluties zijn puur aanbevelingen.” “De Assemblee is in wezen een vergaderzaal.” Malcolm Shaw, International Law, zesde editie (2008), p. 1212.
- AVVN-resolutie 194 (III), UN GAOR, 3de sessie, deel I, 1948, Resoluties, pp 21-24.
- Israël was geen lid van de VN op dat moment.
- Artikel 11 van AVVN-resolutie 194 (III), UN GAOR, 3de sessie, deel I, 1948, Resoluties, pp 21-24.
- Prosper Weil, ‘Towards Relative normativity in International Law, “77 American Journal of International Law 413 (1983).
- “De meeste resoluties van de Raad bevatten alleen vermaningen of aanbevelingen.” “Een hoofdstuk VII resolutie is daarom typerend geworden voor een juridisch bindende uitspraak.” Anthony Aust, Handbook of International Law 2005 (2009), p. 214.
- Bijvoorbeeld: “Europa is uiteindelijk medeplichtig aan de onderdrukking van de Palestijnen door de financiering van de illegale Israëlische bezetting.” Http://www.counterpunch.org/2013/03/13/funding-and-denouncing-israeli-occupation
- In een zaak door de PLO ingediend tegen het Franse bedrijf dat de Jeruzalemse light rail bouwde, heeft het Franse Hof van Beroep heeft onlangs bevestigd dat de bezetting legaal is.
- S/RES/1483 (2003).
- Artikel 5 – (d) (ii), Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van rassendiscriminatie 1965, in werking getreden 4 januari 1969, 660 NG 195; artikel 12 (4), Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten 1966, in werking getreden 23 maart 1976, 999 UNTS 171.
- Amerikaans Verdrag inzake de Rechten van de Mens 1969, juli 1978 in werking getreden 18, 9 ILM 673 (1970), het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 1950, in werking getreden 3 september 1953, 213 NG 221; Protocol nr. 4 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 1963, in werking getreden 2 mei 1968, ETS 46. Dat het recht op terugkeer is beperkt tot onderdanen wordt ook weerspiegeld in de “Verklaring van beginselen van internationaal recht op massale verdrijving, ” 62 International Law Association Conference Report 13 (ILA 1986), de artikelen 1, 2, 3, 7.
- Zie, bijvoorbeeld, Oriol Casanovas, “La Protection Internationale des Refugies et des Personnes Déplacées dans les conflits Armes,” 306 Recueil des Cours 2003 (2005) 86.
- Refugees background, Palestine Liberation Organization, Onderhandelingzaken Departement, permanente status Issues.
- Die kritiek op de bouw hebben de neiging om het woord “muur” te gebruiken en noemen het een “scheidingsmuur”. In feite is slechts een kleine deel van de totale lengte van de barrière (minder dan 3 procent) een tien meter hoge betonnen muur. Een organisatie heeft een driehonderd pagina verhandeling gepubliceerd die “bewijst” dat Israël apartheid toe past: ‘Bezetting, kolonialisme, apartheid? Een herbeoordeling van de praktijken van Israël in de bezette Palestijnse gebieden volgens het internationaal recht.’ Democracy and Governance Programme of the Human Sciences Research Council of South–Afrika.
- Voor voorbeelden van andere democratische staten die soortgelijke omheiningen hebben gebouwd, zie: http://www.jewishvirtuallibrary.org/jsource/Peace/fence.html
- ICJ Advies, Juridische gevolgen van de bouw van een muur in de bezette Palestijnse gebieden, 9 juli 2004.
- Zie de kritiek van de auteur van de rechterlijke uitspraak over de kwestie, R. Sabel, “The International Court of Justice Decision on the Separation Barrier and the Green Line,” Israel Law Review 38, 1-2 (2005), p. 316.
- Het Statuut van het Internationaal Strafhof definieert apartheid als een van de misdaden tegen de menselijkheid, zijnde “onmenselijke handelingen …. begaan in de context van een geïnstitutionaliseerd regime van systematische onderdrukking en overheersing door een raciale groep over een of alle andere raciale groepen en ingesteld met de bedoeling tot het handhaven van die regeling “(artikel VII van het Statuut van het Internationaal Strafhof).
- http://www.merriam-webster.com/dictionary/apartheid
- Wet op het verbod van gemengde huwelijken, Wet nr. 55 van 1949.
- Zuid-Afrikaanse Immoraliteit Wijzigingen Wet, Wet nr. 21 van 1950, gewijzigd in 1957 (Wet 23).
- Zuid-Afrikaanse Bantu bouwvakkers Wet, Wet nr. 27 van 1951.
- Zuid-Afrikaanse Inheemse Arbeid (geschillenregeling), Wet van 1953.
- Zuid-Afrikaanse Bantu onderwijs Wet, Wet nr. 47 van 1953.
- Zuid-Afrikaanse Uitbreiding van de Universiteit Onderwijs Wet, Wet nr. 45 van 1959.
- Zuid-Afrikaanse Reservering van Aparte Voorzieningen Wet, Wet nr. 49 van 1953.
- “Israël heeft zichzelf gemaakt tot een witte koloniale kolonistenstaat, het nabootsen van Zuid-Afrika van voor het einde van de apartheid.” Lisa Rofel, antropologie, UC Santa Cruz.
- De Palestijnen ondersteunende Anti-Apartheid Muur Campagne.
- Daryl J. Glaser, “Zionisme en apartheid: een morele vergelijking, ‘Ethnic and Racial Studies 26, 3 (2003), pp 403-421,403, 408.
- Geocities: savepalestinenow/internationallaw/
- 1949 Hasjemitisch Koninkrijk Jordanië-Israël Algemene Wapenstilstands Overeenkomst, 656 UNTS 304, artikel III, paragraaf 2.
- Artikel VI, paragraaf 8, ibid.
- Artikel VI, paragraaf 9, ibid. Artikel 5 (2) van het Israëlisch-Egyptische Wapenstilstandsverdrag heeft een nog meer expliciete disclaimer, waarin staat: “Het dient niet te worden opgevat in de zin van een politieke of territoriale grens en wordt gehanteerd zonder vooruitlopen op de rechten, aanspraken en posities van een partij bij de wapenstilstand voor wat betreft de uiteindelijke oplossing van de Palestijnse kwestie. “
- Terwijl het Israël-Jordanië Vredesverdrag niet uitdrukkelijk bepaalt dat dit de wapenstilstandsovereenkomst vervangt, zijn de twee overeenkomsten overduidelijk onverenigbaar.
- Artikel 3 (1), 1994 Vredesverdrag tussen de staat Israël en het Hasjemitisch Koninkrijk Jordanië. In Bijlage I (a) Artikel 2 (A) (7) van het Verdrag wordt bepaald dat het deel van de grens tussen Jordanië en de Westelijke Jordaanoever op de kaart wordt gemarkeerd als een “administratieve grens tussen Jordanië en het grondgebied dat onder Israëlische militaire regering kwam controle in 1967.”
- Schriftelijke Verklaring van de Liga van Arabische Staten, januari 2004, paragrafen 1.2, 5.15.
- Aparte conclusie, rechter Al-Khasawneh, punten 10, 11.
- C/2004/03, paragraaf 35.
- Artikel 42 van het Den Haag van 1907.
- ICJ Advies, Juridische gevolgen van de bouw van een muur in de bezette Palestijnse gebieden, 9 juli 2004, paragraaf 78.
- ICJ, gewapende activiteiten op het grondgebied van de Congo (Democratische Republiek Congo v. Uganda), besluit van 19 december 2005, Para.173.
- ICRC, Bezetting en andere vormen van bestuur van Buitenlands Gebied, Rapport opgesteld en bewerkt door Tristan Ferraro juridisch adviseur, ICRC, samenvatting, artikel 1. https://www.icrc.org/eng/resources/documents/publication/p4094.htm
- ICRC, Bezetting en andere vormen van bestuur van Buitenlands Gebied, Rapport opgesteld en bewerkt door Tristan Ferraro juridisch adviseur, ICRC, p. 48.
- https://www.icrc.org/eng/resources/documents/publication/p4094.htm Zie over deze kwestie Dore Gold, “Legale Acrobatiek: De Palestijnse conclusie dat Gaza nog steeds ‘bezet’ is, zelfs nadat Israël zich heeft teruggetrokken.”
- Zie, bijvoorbeeld, https://www.icrc.org/eng/where-we-work/middle-east/israel-occupied-territories/index.jsp
- Artikel 51 (5) (b) van 1977 Aanvullend Protocol I bij de Verdragen van Genève van 12 augustus 1949 en betreffende de bescherming van slachtoffers van internationale gewapende conflicten.
- De zaak Caroline, J. Moore, Digest of International Law 2, p. 412 (1906).
- Zie bijvoorbeeld het rapport van de VN-onderzoeksmissie over het conflict in Gaza (A/HRC/12/48) (2009) Het “Goldstone” Rapport.
- Ik CJ Advies, Juridische Consequenties van de bouw van een muur in de bezette Palestijnse gebieden, 9 juli 2004, paragraaf 139.
- Gescheiden adviezen van rechters Higgins, Buergenthal en Owada, ICJ Advies, Juridische Consequenties van de bouw van een muur in de bezette Palestijnse gebieden, 9 juli 2004.
- Kimberly N. Trapp, ‘Back to Basics: noodzaak, evenredigheid en het recht van zelfverdediging tegen niet statelijke actoren, “56 International and Comparative Law Quarterly, pp 141, 156 (2007).