Door Alexander Jacobson, hoogleraar Geschiedenis aan de Hebreeuwse Universiteit.
De jaarlijkse opiniepeiling van het ‘Israëlische Instituut voor Democratie’ biedt een aantal fascinerende inzichten in de mening van de Arabische Israëli’s over de Israëlische democratie en de staat Israël. Ze weerspiegelen een enorme kloof tussen de retoriek van de politieke leiders van hun gemeenschap en de mening van de Arabische Israëli’s zelf.
Trots om Israëli te zijn
Ongeveer 44,5 procent van de Arabische burgers antwoordde bevestigend op de vraag of ze ’trots zijn om Israëli te zijn’ (14,1 procent ‘heel trots’, 30,4 procent ’tamelijk trots’, 20,4 procent ‘niet zo trots’ en 29,3 procent ‘helemaal niet trots’).
Dit weerspiegelt een daling ten opzichte van vorig jaar, toen 52,8 procent van de Arabieren positief reageerden, maar het is nog steeds binnen de normale schommelingen in het afgelopen decennium (tussen de ruim 40 en de ruim 50 procent). Er zijn mensen die beweren dat een staat die zichzelf definieert als een Joodse staat, per definitie niet kan inspireren tot gevoelens van patriottisme onder haar Arabische burgers – echter deze uitkomst vertelt een ander verhaal.
Dit geldt des te meer dat de uitdrukking welke het onderzoek gebruikte niet “Israëlische burger” was, maar “Israëli”. In theorie zou dit het zelfde moeten zijn, maar iedereen in Israël weet dat zowel Joden als Arabieren vaak de term “Israëli” gebruiken als synoniem voor een “Israëlische Jood”. Voor zover ik weet, zal geen van de leiders van de Arabische bevolking het etiket ‘Israëli’ gebruiken, en velen zullen deze term expliciet verwerpen. Dat maakt de bereidheid van ongeveer de helft van het Arabische publiek om het etiket ‘Israëli’ te gebruiken en er trots op te zijn, van grote betekenis.
Een paar jaar geleden sprak ik met een groep Britse journalisten die me ondervroegen over de situatie van de Arabische burgers van Israël. Na het bespreken van verschillende specifieke punten, vroeg ik hen: “Denk je dat 45 procent van de katholieken in Noord-Ierland bereid zou zijn te zeggen: ‘Ik ben trots om Brits te zijn’? Een van hen antwoordde: “Ik geloof dat er geen 45 katholieken in Noord-Ierland bestaan die bereid zijn om te zeggen ‘ik ben trots om Brits te zijn’, laat staan 45 procent.”
De Israëlische democratie
Met betrekking tot de Israëlische democratie is ook de ruimt de helft positief. Zo zegt 44 procent van de Arabische respondenten dat de Israëlische democratie zich op het ‘juiste niveau’ bevindt, 7,8 procent zegt dat Israël ’te democratisch’ is, 37,2 procent denkt dat het ‘niet democratisch genoeg’ is en slechts 11 procent vindt dat het ‘bij lange na niet democratisch genoeg’ is.
Als je af zou gaan op de stellingen van Arabische leiders vormt Israël helemaal geen democratie. Dat strookt dus niet met de mening van de Arabische bevolking.
Bijna 82 procent van de Arabische respondenten zijn het er ‘beslist mee eens’ dat onder geen beding geweld mag worden gebruikt om politieke doelen te bereiken. Het percentage van de Joden dat dit op deze vraag heeft geantwoord is lager: 75,5 procent.
Nationale veiligheid
Van de Israëlische Arabieren zegt 16,8 procent gen dat ze het defensiebudget van Israël zouden verhogen, terwijl 40,8 procent het ongewijzigd zouden laten. In 2011, toen de vraag werd gesteld op een andere manier, antwoordden 45 procent dat het ‘belangrijk’ of ‘zeer belangrijk’ was om het militaire vermogen van Israël te verbeteren.
Ook zegt 62,3 procent van de Arabische respondenten dat ze vertrouwen hebben in de politie (25,1 procent ‘veel vertrouwen’ en 37,2 procent ‘enig vertrouwen’) – een aanzienlijke toename vergeleken met de vorige peiling. Het is opmerkelijk zelfs iets hoger dan het percentage van Joden die dat zeggen.
De onderzoekers vermoeden dat het te maken heeft met de recentelijk verhoogde inspanning van de politie om de criminaliteit te bestrijden in de Arabische gemeenschap. Als dit inderdaad zo is, dat een jaar van relatief goed politiewerk genoeg is om een grote meerderheid van de Arabieren vertrouwen te laten hebben in de politie van de zionistische staat, dan geeft dit aan dat de relatie tussen de Israëlische staat en zijn Arabische burgers heel anders is, en veel complexer, dan vaak wordt gedacht.
Er ligt hier dan een belangrijke les voor het Israëlische bestuur: een concrete extra actie ten behoeve van de Arabische bevolking kan meer vertrouwen van de kant van de Arabische inwoners tot gevolg hebben.
Ongeveer 78 procent van de Arabieren zeggen dat ze vertrouwen hebben in het Hooggerechtshof (ook weer hoger dan bij Joden; 72 procent). Het is zo dat het Hooggerechtshof veel heeft gedaan om de burgerlijke rechten van de Arabische minderheid te bevorderen. Maar het is wel een onderdeel van de Joodse staat. Niet veel radicale critici van de Joodse staat – binnenlands of buitenlands – zijn bereid om zo veel krediet te geven aan dat Israëlische Hooggerechtshof.
De toekomst van Israël
Gevraagd naar Israëls vooruitzichten de komende vijftien jaar, schat een grote meerderheid van de Arabische respondenten dat het land in staat zal zijn om zich militair te verdedigen (62,8 procent) en dat het zijn Joodse karakter niet zal verliezen (68,1).
Maar de vraag met de hoogste positieve beoordeling is de verwachting dat Israël haar status als wereldleider in de high-tech zal behouden: 75,9 procent.
Ook zegt 60,2 procent van de Arabieren dat ze ‘optimistisch over de toekomst van Israël’ zijn (Joodse bevolking 75,6 procent).
Iets meer dan de helft is ‘zeer optimistisch’, de rest ‘vrij optimistisch’.
Conclusie
Iedereen die de gegevens bestudeert – met de huidige moeilijke omstandigheden in ogenschouw – moet onder de indruk raken van de omvang van het optimisme onder Israëls Arabische minderheid.
Deze bevindingen zullen, denk ik, ook bij de lezers tot een voorzichtig optimisme leiden.
Vergeet niet dat in 2006 een aantal Arabische Knesset-leden publiekelijk Hezbollah-leider Hassan Nasrallah prees, op een moment dat zijn raketten neer kwamen op Haifa en het Arabisch-Israëlische Nazareth; dit hielp niet om de relaties tussen Joodse en Arabische burgers te bevorderen.
Iedereen die toen luisterde naar de nationalistische retoriek aan beide kanten kon zich voorstellen dat de betrekkingen tussen Joden en Arabieren in Israël op ontploffen stonden.
Echter, deze en soortgelijke opiniepeilingen wijzen erop dat de Joods-Arabische relatie in Israël veel beter is dan die nationalistische retoriek suggereert.
Natuurlijk, het Israëlisch-Palestijnse conflict werpt een grote schaduw over deze relatie. Maar het blijkt niettemin goed mogelijk om de relatie tussen de Joodse meerderheid en de Arabische minderheid verder te verbeteren.
De bewering dat de Arabische burgers van Israël fundamenteel vervreemd van Israël zijn, blijkt een valse voorstelling van zaken.