Door Daniel Greenfield. Vertaald en bewerkt door Likoed Nederland, 13 april 2013.
Deze week precies 65 jaar geleden, op 13 april 1948 overvielen Arabieren een Joods medisch konvooi, waarbij veel onschuldige artsen en verpleegsters levend werden verbrand.
Als men het heeft over de gebeurtenissen in 1948, hoort men vaak een Arabisch gekleurd verhaal. Het is daarom goed om te memoreren wat er toen echt gebeurde.
Het VN Verdelingsvoorstel van 29 november 1947 om Brits Palestina te verdelen in een Joodse- en een Arabische staat, werd in 1947 direct door de Arabieren verworpen. Om de stichting van een Joodse staat verder te verhinderen, vielen Arabische moordbendes vervolgens Joodse burgers en leefgemeenschappen aan om die etnisch te zuiveren. Iets wat ook daadwerkelijk zou gebeuren, bij het gebied dat de Arabieren in handen zouden krijgen: Gaza, de Westbank en Oost-Jeruzalem werden nadat deze gebieden illegaal werden bezet door respectievelijk Egypte en Jordanië, volledig van Joden gezuiverd. En dat nog geen drie jaar na de Tweede Wereldoorlog.
Een van de dieptepunten daarbij was de afslachting van het Hadassah medisch konvooi, waarmee de Arabieren duidelijk wilden maken dat Joodse zelfstandigheid niet geaccepteerd zou worden.
Op 13 april 1948 vertrok een medisch konvooi vanuit de kustvlakte met bussen en ambulances naar het Joodse Hadassah ziekenhuis in Jeruzalem, dat al omsingeld was door Arabische bendes. Het konvooi bevatte vooral artsen, verpleegkundigen en patiënten. Het werd begeleid door twee gepantserde wagens en een aantal gewapende beschermers. De Britse politie had verzekerd dat op dat moment de route veilig was.
Toch liep het konvooi in een Arabische hinderlaag. Een aantal auto’s wist nog te ontkomen, maar de twee bussen van het konvooi werden in brand gestoken. Inzittenden die er uit probeerden te komen, werden doodgeschoten.
Tamar Fuchs die in de buurt woonde, herinnert het zich: “Een Arabische buurman barstte in juichen uit: ze vallen een konvooi aan”. Vanaf het dak zagen we zwarte rook en langsrijdende Britse auto’s die geen hulp boden. De afschuwelijke geur van verbrand vlees dreef met de oostelijke wind in onze richting. Urenlang zagen we rook en hoorden knallen. Mijn vriendin, verpleegster Ziva Barzani, zat in het konvooi. Haar stoffelijk overschot is nooit gevonden.”
Tijdens de Tweede Wereldoorlog had het personeel van het Joodse Hadassah Ziekenhuis een belangrijke rol gespeeld in het helpen van geallieerde strijdkrachten in het Midden-Oosten. Ze droegen kennis over aan het Britse medisch personeel over regionale medische problemen, zoals geelzucht, dysenterie, giftige slangen, malaria enzovoort.
Ondanks dat en ondanks de persoonlijke verzekering van de Britse Hoge Commissaris en de Britse minister van Buitenlandse Zaken dat deze konvooien zouden worden beschermd door de Britse troepen en politie, werden 78 onschuldige Joden vermoord.
Joodse oproepen voor hulp werden zeven uur genegeerd. Toen waren de Joden ofwel levend verbrand of doodgeschoten. Er waren slechts 28 overlevenden, waarvan er maar acht niet gewond waren.
Een van de doden was een arts die op het punt stond te trouwen, maar nog afscheid wilde nemen van zijn patiënten in het ziekenhuis. Een andere arts stond bekend om zijn medische behandelingen van Arabische armen.
De barbaarsheid van de aanval werd door sommige Arabieren gevierd door het verkopen van foto’s van de doden – in sommige gevallen onthoofd – als ansichtkaarten, als extra herinnering van een heel andere morele standaard.
Anno 2013 bestaat het Hadassah Ziekenhuis nog. En net als 65 jaar terug worden zieke Joden en Arabieren nog steeds gelijkwaardig behandeld door het Israëlische medische personeel.