Door Nitsana Darshan-Leitner, advocaat en directeur van het Shurat HaDin Juridische Centrum, dat slachtoffers van terreuraanslagen juridisch bijstaat in rechtszaken tegen terreurgroepen. Vertaling door Brabosh, 17 april 2013.
De militarisering van een bevolking, de manier waarop een regime systematisch zich voorbereidt voor een eeuwigdurend conflict met een vijand, is een veel beproefde methode om een conflict soms decennialang gevaarlijk te verlengen.
Inderdaad, hebben de afgelopen paar weken ongeremde provocaties ons herinnert aan een oorlog die zestig jaar geleden werd uitgevochten door de Noord-Koreaanse overheid tegen het Westen.
Maar het is niet nodig om zover naar het oosten te kijken om een ander voorbeeld te vinden van een regime dat al zijn middelen inzet om vijandelijkheden te lanceren tegenover zowel binnen- als buitenlandse vijanden. En inderdaad kunnen de Israëliërs een meer veelzeggend voorbeeld geven van een regering die zich voorbereid voor een eindeloos conflict dat zich veel dichter bij huis afspeelt.
Onlangs maakte de Palestijnse Autoriteit zijn nieuwe begroting publiek bekend. Met het goedkeuren van het fiscale plan voor 2013, ondertekende de Palestijnse leider Mahmoud Abbas het verrassende aanbestedingsbedrag twv. 3,9 miljard dollar. Wat hier fascinerend aan is, is niet enkel de hoeveelheid geld die voor uitgaven wordt bestemd maar eerder op welke wijze de Palestijnse Autoriteit plant waaraan dit geld zal worden besteed.
Bijna 1 miljard dollar, ongeveer 28 percent van de begroting, zal aan defensie worden besteed, vergeleken met 16 procent voor onderwijs en 10 procent voor medische diensten. Met andere woorden, een massa fondsen van de Palestijnse Autoriteit zal niét gebruikt worden voor opleiding, gezondheid of infrastructuur, maar voor het verkrijgen van wapens en het handhaven van een massieve militaire structuur.
Een overheid die officieel niet in oorlog is met Israël en ook formeel geen leger heeft, heeft op de een of andere manier beslist om bijna éénderde van zijn financiële middelen te investeren in de militarisering, op een tijdstip dat de Verenigde Staten aandringen om definitieve onderhandelingen voor vrede met Israël te hervatten.
Palestijnse indoctrinatie van haat en geweld jegens Joden
Los van het betalen van de lonen van 95 procent van zijn “werknemers bij defensie” in de door Hamas bestuurde Gazastrook, gebruikt de PA ook zijn begroting om zijn repressieve greep op de lokale bevolking te verstevigen. Het geld wordt gebruikt om minderheden, homoseksuelen en vrouwen te belagen en om schoolkinderen met verachtelijke retoriek te indoctrineren evenals terreuraanslagen tegen Joden te verheerlijken.
Er is maar weinig veranderd in de vijandige atmosfeer in de Gazastrook en op de West Bank sinds de dagen van de Tweede Intifada.
Ouders van kinderen met “bloed aan hun handen,” of die langer dan 30 jaar moeten uitzitten, verdienen meer dan 3000 dollar per maand, terwijl de families van “kleinere” gevangen criminelen nog steeds 1000 dollar maandelijks op zak steken.
Met als resultaat dat deze veroordeelde misdadigers een salaris krijgen dat aan hun verwanten wordt betaald, dat hoger ligt dan wat hun gevangenisbewakers gemiddeld verdienen.
Om hun militaire begroting en betalingen aan gevangenen te kunnen handhaven, heeft de PA meer dan 1 miljard dollars nodig aan buitenlandse hulp. Maar in tegenstelling tot gelijkaardige autocratische regimes, die gewoonlijk hulp van gelijkgestemde overheden ontvangen, zullen de meeste fondsen de PA komen van overheden die een volledig tegenovergesteld wereldbeeld koesteren. In wezen zullen de meest geavanceerde democratieën van de wereld de Palestijnse regering helpen om hun militantisme en tirannie vooruit te helpen.
Historisch zijn de Verenigde Staten één van de belangrijkste donoren van de Palestijnse Autoriteit geweest. Sinds het ondertekenen van de Oslo Akkoorden in 1993 werd door de regering van de Verenigde Staten meer dan 4 miljard dollars geschonken aan de Palestijnen. In feite is de jaarlijkse bijdrage van de afgelopen vier jaren ruwweg gemiddeld 600 miljoen dollar geweest.
Alhoewel de contra-terreur wetten in de Verenigde Staten de controle als voorwaarde stellen dat de hulp niet voor terrorisme zou worden aangewend, gaan de Amerikaanse agentschappen zoals bv. het Ministerie van Buitenlandse Zaken, bijzonder achteloos om met dergelijke essentiële waarborgen, verplichtingen tot transparantie en het naleven van de voorwaarden.
In een motie die onlangs in Washington DC werd ingediend, heeft het Ministerie van Buitenlandse Zaken de eis verworpen van 24 Amerikanen die in Israël wonen, die een rechtszaak hadden aangespannen tegen de regering waarin zij de onvoldoende controle aanklaagden of de Amerikaanse fondsen aan de Palestijnen al dan niet aan terrorisme werden besteed.
De procureurs van het Ministerie van Buitenlandse Zaken oordeelden dat de vrees van de aanklagers om gewond te raken door het Palestijnse terrorisme, speculatief was en dat de kwestie van de financiering van de Palestijnen, deel uitmaakt van het buitenlandbeleid waarvoor enkel de Amerikaanse president bevoegd is en dit bijgevolg niet door gerechtshoven kan herzien worden. Eerder dan deze zaak op zijn waarde te schatten, trachtte het Ministerie van Buitenlandse Zaken deze zaak te verwerpen op basis van wettelijke technische pietluttigheden.
De burgeractie is geen uitdaging voor het recht van de president om het buitenlands beleid te bepalen. In plaats daarvan, hadden de aanklagers bezwaar tegen het financieren van de PA door het uitvoerend kantoor zonder dat de PA de beperkingen naleeft die werden ingesteld door het Congres, dat werd ontworpen om de Amerikaanse burgers tegen het Palestijns terrorisme te beschermen. De Amerikaanse burgers die de rechtszaak indienden, leven in werkelijke vrees om gedood of gewond te worden door het Palestijnse terrorisme.
Met raketten die vanuit Gaza dagelijks worden afgevuurd en het toenemend geweld van herrieschoppers op de West Bank, lijkt het erop dat de Palestijnen er op uit zijn om Israël opnieuw uit te dagen een andere militaire operatie te beginnen tegen de terreurgroepen.
Iedereen, die getuige was van de uitgebreide veiligheidsmaatregelen die werden getroffen om de Amerikaanse president Barack Obama te beschermen tijdens zijn recente bezoek aan Israël, zou maar moeilijk durven beweren dat de angst voor Palestijns terrorisme louter speculatief was.
Uiteindelijk, indien de Palestijnen werkelijk de onderhandelingen met Israël willen verder zetten, moeten de westerse staten zich ervan vergewissen dat de bedoelingen van de Palestijnse overheid simultaan op een vredeswil wijzen.
Wanneer wij een Palestijnse begroting hebben die een massa van zijn geschonken fondsen aan bewapening besteedt, is dit onberispelijk bewijsmateriaal dat het einde van het conflict met Israël niet hun bedoeling is. Tot die tijd komt moet het Westen ophouden met het financieel bedruipen van het corrupte en van terreur bezeten regime in Ramallah.