Gezamenlijke analyse van Missing Peace en Likoed Nederland, 26 april 2013.
I. Inleiding
Een rapport van de Adviesraad Internationale Vraagstukken (AIV)dat vorige week uitkwam, bevat onjuistheden en geeft een eenzijdig beeld van het Midden-Oosten conflict. De AIV komt hierdoor tot een onjuiste conclusie over de oplossing van het conflict: om vrede te bereiken zou de druk op Israël moeten worden vergroot.
De AIV gaat in haar rapport voorbij aan het feit dat het Palestijnse leiderschap – niet de Israëlische regering – al jaren weigert om over vrede te onderhandelen.
De Hamas-regering in Gaza is bovendien principieel van mening dat Joden geen staat mogen hebben: dat staat in het Hamas handvest en dat draagt de organisatie uit naar de eigen bevolking. Hamas weigert daarom de reeds gesloten vredesakkoorden uit te voeren.
De organisaties Missing Peace en Likoed Nederland hebben het rapport van de Adviesraad Internationale Vraagstukken ‘Perspectieven op duurzame vrede in het Midden-Oosten’ geanalyseerd. Zij constateren dat de AIV haar conclusies bereikt op grond van onrealistische aannames en eenzijdige en onjuiste informatie, zowel feitelijk, juridisch als historisch.
II. Feitelijke onjuistheden
- Er wordt in het AIV-rapport herhaaldelijk gesproken over “de voortdurende uitbreiding van het aantal nederzettingen”. Dat aantal neemt al ruim tien jaar niet meer toe, op basis van een Israëlische toezegging aan de VS. Er vindt alleen uitbreiding van de bebouwing binnen bestaande locaties plaats.
- Er wordt voortdurend gesproken over “bezette gebieden” en over “repressie” van de Palestijnse bevolking, terwijl 97% van de Palestijnen onder zelfbestuur leeft.
- De bebouwing van het zogenaamde E1-gebied zou de Westbank “in tweeën splitsen”. De Westbank zou bij uitvoering van het plan, na de vorming van een Palestijnse staat, niet smaller worden dan Israel ter hoogte van de stad Netanja.
- De AIV schrijft:“Netanyahoe heeft in een gemeenschappelijke zitting van de Amerikaanse Senaat en het Congres zelfs expliciet aangegeven dat Israël niet op de voorstellen zou ingaan.” Dat is onjuist. Netanjahoe bevestigde zijn steun voor een twee statenoplossing en de woorden van Obama. Letterlijk heeft hij gezegd: “But as President Obama said, the border will be different than the one that existed on June 4, 1967. Israel will not return to the indefensible lines of 1967.”
- De nederzettingen zijn niet dé belemmering voor vrede, zoals beweerd wordt. Tijdens de onderhandelingen in 2000 en later in 2009 bleek dat een akkoord over de uitruil van Israëlische wijken in Jeruzalem en nederzettingen op de Westbank voor grondgebied elders bespreekbaar was. Verder beslaan de nederzettingen niet meer dan 2% van het totale grondgebied van de Westbank.
III. Historische onjuistheden
- Er wordt gesteld dat de PLO “in 1964 opgericht werd als overkoepelende organisatie ter behartiging van de belangen van het Palestijnse volk.” Dat is niet juist, de PLO werd opgericht om Israel te vernietigen. Alle terreur en de Israëlische burgerdoden die daar het gevolg van waren, worden eveneens verzwegen. De PLO werd opgericht voor het bestaan van nederzettingen op de West Bank; ook toen was er dus al sprake van agressie tegen Israel. De nederzettingen zijn dus niet de oorzaak van die agressie.
- De AIV schrijft dat president Sadat van Egypte in 1971 een vredesinitiatief presenteerde dat Israel vervolgens afwees. In feite ging het om een brief van Sadat aan VN afgezant Gunnar Jarring die vol stond met voorwaarden en voorbehouden voor het bereiken van vrede. Israel reageerde op ieder van Sadats voorstellen, niet aan Jarring maar door middel van brieven aan de Egyptische regering. Die weigerde de brieven in ontvangst te nemen. Een aantal dagen na het versturen van de brief aan Jarring sprak Sadat het Palestijns Nationaal Congres toe tijdens een bijeenkomst in Cairo. Hij verklaarde daar dat Egypte de PLO zou steunen totdat de ‘overwinning’ was bereikt en dat Egypte VN resolutie 242 niet zou accepteren. De historicus Howard M. Sachar schreef over dezelfde periode dat Sadat vanaf het begin van zijn presidentschap werkte aan een nieuwe confrontatie met Israel en dat hij in oktober 1972 het opperbevel van het Egyptische leger opdracht gaf om zich voor te bereiden op een actie tegen het Israëlische leger bij het Suez kanaal.
- Er wordt door de AIV wel melding van Sadats initiatief gemaakt, maar niet van het feit dat Egypte – net als alle andere Arabische landen – zich in 1967 had verbonden aan de zogenaamde drie nee’s van de Arabische Liga in Khartoem:
- nooit onderhandelen met Israel,
- nooit erkenning van Israel,
- nooit vrede met Israel.
- De AIV schrijft over Libanon dat Israel in 1982 Libanon binnenviel, maar verzuimt te melden dat de PLO vanuit zuid Libanon het noorden van Israel in een wurggreep van terreur hield in de jaren daarvoor.
- Over de ‘Madrid conferentie’ in 1991 schrijft de AIV dat het problematisch was dat Israel daar slechts wilde spreken over autonomie voor de Palestijnen terwijl de Palestijnen een eigen staat voor ogen hadden. In werkelijkheid was het zo dat de Palestijnse woordvoerder op de conferentie Haidar Abd al-Shafi in zijn rede het principe aanvaardde van onderhandelingen over een overgangsfase naar ‘zelfbestuur’, autonomie dus. Jitschak Shamir, de toenmalige premier van Israel, gaf tijdens de conferentie aan dat hij de Palestijnen wilde zien als gelijkwaardige onderhandelingspartners.
- In de beschrijving van de jaren van het zogenaamde Oslo-proces ontbreekt ieder gegeven over de start van de golf van zelfmoordaanslagen die in werkelijkheid verantwoordelijk was voor het tot stilstand komen van het vredesproces en voor de Israëlische beslissing om de gebiedsoverdracht aan de PA stop te zetten. Verder was de Israëlische regering toen ook op de hoogte van Arafats dubbele agenda die uiteindelijk resulteerde in het starten van de Tweede Intifada in september 2000. De AIV beschrijft deze start als een “uitbraak” alsof het zou zijn gegaan om een spontane opstand. Er zijn voldoende bronnen dat dit niet zo is, zo heeft bijvoorbeeld Arafats weduwe Suha twee keer in het openbaar bevestigd dat deze intifada door Arafat was gepland.
- Over het Clinton-compromis wordt gezegd dat beide partijen er niet uit kwamen. Dit is niet juist. Israel accepteerde het voorstel van Clinton wel, Arafat niet. Daarom is er toen – en niet voor het eerst – geen Palestijnse staat gekomen.
- In de beschrijving van de Tweede Libanonoorlog in 2006 ontbreekt de agressie van Hezbollah. De organisatie pleegde op Israëlisch grondgebied zonder enige voorafgaande Israëlische actie een terreuraanslag op twee Israëlische legerjeeps waardoor 9 Israëlische soldaten werden gedood.
- In de beschrijving van de Gaza-oorlog in 2008/9 schrijft de AIV dat aan Palestijnse zijde rond de 1300 mensen omkwamen, “naar wordt aangenomen voornamelijk burgers”. Uit onderzoek naar de aankondigingen van de dood van leden van Palestijnse terreurbewegingen in Gaza op de websites van deze organisaties bleek echter dat tussen de 950 en 1070 leden aan Palestijnse zijde actief deelnamen aan de oorlog. De Hamas minister van Binnenlandse Zaken heeft later toegegeven dat er 750 strijders omkwamen.
- Hamas begon deze oorlog tegen Israel op 24 december 2008 toen er 63 raketten op Zuid Israel werden afgeschoten.
IV. Juridische onjuistheden
- Een woordvoerder voor de AIV zei in een interview voor de Nederlandse radio het volgende over het Israëlische nederzettingenbeleid: “Het schenden van tientallen afgesloten verdragen, zeker wat het Israëlische nederzettingenbeleid betreft, is zo evident als wat.” De feiten zijn dat er nooit een verdrag is afgesloten over de Israëlische nederzettingen. Zowel het Oslo-1 als het Oslo-2 akkoord liet doelbewust deze kwestie buiten beschouwing.
- De juridische terechte aanspraak van het Joodse volk op de Westbank op basis van het Mandaat van de Volkerenbond wordt weggelaten.
- In het hoofdstuk waarin het juridische kader van het conflict wordt besproken, neemt de AIV het niet-bindende advies van het Internationale Gerechtshof (IJC)over de Israëlische ‘muur’ als uitgangspunt. Dit was een advies dat om politieke redenen was aangevraagd door de Algemene Vergadering van de VN (waar iedere tegen Israel gerichte motie op een automatische meerderheid kan rekenen).
- Het Hof verklaarde enerzijds dat artikel 51 over het recht op zelfverdediging niet van toepassing was, omdat het niet ging om een conflict tussen twee VN lidstaten (de PA is geen staat) maar aan de andere kant nam het IJC de zaak wèl in behandeling, terwijl men normaal gesproken slechts conflicten tussen twee soevereine staten behandelt.
- De opinie van het IJC stond haaks op uitspraken van het Israëlische Hooggerechtshof. Deze waren gebaseerd op internationaal recht. Bijvoorbeeld in zijn uitspraak over de legaliteit van de route van het hek (5% is geconstrueerd als muur op plaatsen waar voorheen op Israëlische burgers werd geschoten) schreef het Hof: “Het is toegestaan onder het internationale recht om in een gebied dat in handen kwam van een bezetter na een defensieve oorlog bezit te nemen van het land van een individu met als doel om een hek te bouwen op conditie dat dit wordt gedaan vanuit militaire noodzaak […] In het onderhavige geval is het obstakel bedoeld om de plaats in te nemen van militaire operaties door het fysiek blokkeren van terroristische infiltraties.”
- De Vierde Geneefse conventie wordt door de AIV volledig van toepassing geacht op de “Palestijnse gebieden”. Ten onrechte, zoals blijkt uit de analyses van gerenommeerde experts op het gebied van het internationale recht. Onder hen professor Julius Stone die in ‘Assault on the law of nations’ aantoonde dat artikel 49 van de Vierde Geneefse Conventie niet van toepassing is op de Israëlische nederzettingen op de West Bank. De tekst in het artikel maakt gewag van de gedwongen transfer van de eigen populatie naar bezet gebied. In 1958 maakte het Internationale Rode Kruis duidelijk dat het artikel was opgenomen in de conventie vanwege de gedwongen deportaties van Joden tijdens de Tweede Wereld Oorlog. Israel heeft de eigen bevolking niet getransfereerd naar gebieden op de West Bank of naar Gaza. Deels waren deze gebieden al in handen van Joden voor het ontstaan van de staat Israel en iedere Jood die in dat gebied woont, deed dat uit eigen vrije wil.
- Ook in haar beschrijving van het zogenaamde ‘recht op terugkeer’ geeft de AIV een onjuiste en onvolledige voorstelling van zaken. Men schrijft bijvoorbeeld dat dit recht is vastgelegd in VN resolutie 194 van december 1948 en dat dit recht later vele malen is “bevestigd”. Ten eerste spreekt resolutie 194 niet over een recht op terugkeer maar over vluchtelingen die wensen terug te keren om in vrede met hun Joodse buren te leven. Het was tijdens en na de oorlog in 1948 duidelijk dat de Arabieren geen enkele intentie hadden om met de Joden in Israel in vrede samen te leven. Verder maken de andere resoluties van de VN die de AIV aanhaalt, gewag van een “juiste oplossing van het vluchtelingenprobleem”. In internationaal verband wordt daarmee meestal bedoeld integratie in het land van opvang. Internationaal gezien is recht op terugkeer altijd ondergeschikt geweest aan het oplossen of beheersen van conflicten. Dit blijkt ook uit een recent vonnis van het Europese Hof voor de Mensenrechten in een zaak die was aangespannen door Grieks Cypriotische vluchtelingen. Het Hof wees de eis van deze vluchtelingen om terug te keren naar hun huizen in het deel van Cyprus dat illegaal bezet wordt gehouden door Turkije, af.
V. Eenzijdigheid
- Het niet-uitvoeren van de Palestijnse verplichtingen uit de Oslo-akkoorden wordt door de AIV volledig weggelaten:
- Het stoppen met terreur en het beëindigen van alle vormen van geweld.
- Het ontmantelen en ontwapenen van alle terreurorganisaties.
- Het erkennen van het bestaansrecht van Israel.
- Het communiceren van de vreedzame oplossing naar de bevolking en het verzorgen van vredeseducatie.
- De juridische status van het betwiste gebied niet veranderen (bijvoorbeeld door internationale erkenning voor een Palestijnse staat aan te vragen). Hierdoor is er van Israëlische kant weinig vertrouwen om nieuwe verdragen te ondertekenen, zolang dit niet vergezeld gaat van harde garanties voor de veiligheid.
- Zowel Fatah als Hamas hebben na de ondertekening van de Oslo-akkoorden de terreur en de ophitsing voortgezet. Zie bijvoorbeeld de vele antisemitische uitzendingen van de staatstelevisie van de Palestijnse Autoriteit.
- In haar conclusie over de initiatieven die de afgelopen veertig jaar zijn ondernomen, verzuimt de AIV aan te geven dat al deze initiatieven strandden op de onwil aan Palestijnse/Arabische zijde om een eind te maken aan het conflict met Israel. In het boek ‘One state Two States’ toont de historicus Benny Morris, die ook door de AIV wordt gebruikt als bron, aan dat de Zionistische beweging vrijwel ieder vredesinitiatief heeft geaccepteerd en dat de Palestijnen en de Arabische staten ieder compromis afwezen.
- Er wordt gesproken over de begrijpelijke Arabische verontwaardiging over de “verdrijving van de Palestijnen in 1948”. In de eerste plaats werd de oorlog door de Arabieren veroorzaakt omdat zij de Joden wilden verdrijven. De Joden die woonden in door de Arabieren veroverd gebied, werden voor 100% verdreven. In de tweede plaats werd slechts 10% van de Palestijnse Arabieren door Israel verdreven, op gerechtvaardigde militaire gronden.
- Er wordt alleen gesproken over compensatie van de Palestijnse vluchtelingen van 1948, terwijl het aantal Joodse vluchtelingen uit de Arabische landen groter was, net als hun financiële schade.
- Het rapport beroept zich tweemaal op rapporten van de VN Raad voor de Mensenrechten. Dit is een organisatie die gekaapt is door (islamitische) dictaturen. Ook de Nederlandse regering neemt de raad niet serieus. De organisatie stelde de ‘Khadaffi-prijs voor de mensenrechten’ in.
- Het valt op dat de raad zich heeft laten adviseren door mensen zoals Hans van den Broek die deel uit maakt van de pro-Palestijnse lobbygroep “The Rights Forum” van ex-premier Dries van Agt.
- Ook Robert Serry van de VN heeft geadviseerd. Hij staat bepaald niet bekend om zijn vermogen om de situatie in Israel objectief weer te geven. Zo zei hij in november 2012 dat Hamas klaar zou zijn om Israel te erkennen wanneer er een Palestijnse staat gesticht zou worden. Uitspraken van Hamas-leiders in dezelfde periode laten echter zien dat Hamas onverminderd vasthoudt aan haar voornemen de staat Israel te vernietigen.
- Voor de AIV zijn de Israëlische nederzettingen het voornaamste struikelblok op de weg naar vrede. De onderhandelingen tussen Israel en de PA in 2000 en later in 2009 hebben echter laten zien dat dit niet zo is. De Palestijnse delegatie die in 2009 met Israel onderhandelde gaf expliciet aan dat ook in en rond Jeruzalem een vergelijk mogelijk was over het behoud van Joodse wijken en gemeenschappen.
- Weggelaten wordt de officiële strategiewijziging die werd opgetekend in een advies van de Palestinian Strategy Group in 2008 en die sinds 2009 uitgevoerd is door de PA. Dit betekende concreet dar er een einde kwam aan de samenwerking met Israel en dat men weigerde terug te keren naar de onderhandelingstafel.
- Eveneens weggelaten is de ervaring met Gaza, waar Israel in 2005 vetrok en waar Hamas vervolgens de macht greep om het conflict met Israel te escaleren via raketbeschietingen. In Israel had dit al eerder tot het inzicht geleid dat onder geen beding op de West Bank een dergelijk risico mag worden genomen. Jeruzalem en Tel Aviv, dus het economische centrum inclusief de luchthaven liggen namelijk onder bereik van raketten na een eventuele overdracht van het gebied aan de PA.
VI. Onrealistische aannames
- De AIV heeft eerder blijk gegeven van inschattingsfouten betreffende het Midden Oosten. Bijvoorbeeld in 2011 publiceerde de AIV een rapport over de omwentelingen in de Arabische landen waarin het volgende werd geschreven: “De AIV is van oordeel dat de Nederlandse regering zich niet moet laten gijzelen door de angst dat radicale islamitische groeperingen een greep naar de macht doen. De kans daarop neemt eerder toe dan af door een politiek van – al dan niet heimelijke – steun aan regimes die blijvend vervreemd zijn geraakt van de legitieme eisen van de burgers in de Arabische samenlevingen.” In Egypte leidde juist het abrupte einde van de Westerse steun aan het regime van Mubarak tot overname van de macht door radicaal -Islamitische groeperingen zoals de Moslim Broederschap.
- De AIV denkt dat “de Moslimbroederschap bemiddelend kan optreden”. De Moslimbroederschap is een organisatie die door en door antisemitisch is en een tweede Holocaust op de Joden wil. Dat bleek al uit publicaties van de oprichter van de beweging Mohammed Badie in de jaren dertig van de vorige eeuw. Maar ook de huidige president Morsi als de Egyptische minister van Religieuze zaken hebben op de Egyptische televisie blijk gegeven deze denkbeelden aan te hangen.
- Op blz. 49 wordt gesteld dat bij vrede de “Palestijnse medewerking kan onder andere bestaan uit doeltreffend optreden tegen radicale Palestijnse groeperingen die op gewelddadige wijze strijden tegen de aanwezigheid van Israël als staat van het Joodse volk in de Arabische wereld.” De Palestijnen zijn dit echter al sinds het Oslo1-akkoord uit 1993 verplicht, maar zij hebben nauwelijks iets gedaan om deze verplichting uit te voeren.
- De AIV meent dat de landen in de regio Hamas zouden kunnen bewegen om Israel wèl te erkennen. Daarmee zou het vredesproces weer in beweging kunnen komen. Dat is de afgelopen 25 jaar niet gelukt, integendeel Hamas is steeds radicaler geworden. Dit bleek ook uit de opmerkingen die leider Khaled Mashal maakte tijdens zijn recente bezoek aan Gaza.
- De onrust in de Arabische wereld gaat steeds meer over de machtsverhouding tussen de Soennieten en de Sjiieten en over interne etnische, sociale en politieke kwesties. De veronderstelling dat de ontwikkeling in de Arabische landen de oplossing van het conflict tussen Israel en de Palestijnen urgenter heeft gemaakt, lijkt dus uit de lucht gegrepen.
VII. Conclusie
Concreet stelt men aan het einde van het rapport voor dat producten die door Israëlische bedrijven op de West Bank worden geproduceerd moeten worden aangemerkt als niet-Israëlische producten, met als doel dat de consument zich onthoudt van aankoop. Verder stelt men voor dat Nederland zich inzet voor het ontmoedigen van het doen van zaken met Israëlische bedrijven op de West Bank door Europese bedrijven. Ook sluit men een verbod op de verkoop van dergelijke producten niet uit.
Men haast zich voorts om duidelijk te maken dat deze sancties niet gericht zijn tegen Israëlische ondernemers, waarschijnlijk omdat men op de hoogte is van uitspraken van Franse rechtbanken en het Europese Hof voor de Mensenrechten. Deze oordeelden eerder dat het oproepen tot boycot van Israëlische producten ophitsing en discriminatie op basis van nationaliteit inhouden.
Het blijft volstrekt onduidelijk hoe dergelijke stappen het vredesproces in het Midden-Oosten kunnen stimuleren. In feite treffen zulke boycotmaatregelen de Palestijnse bevolking het hardst. Zeker 40.000 Palestijnen werken voor Israëlische bedrijven op de West Bank, daarnaast zijn meer dan 250.000 Palestijnen voor hun dagelijks levensonderhoud afhankelijk van werk in dergelijke bedrijven. De Palestijnse bevolking heeft overigens zelf iedere boycot tegen het werken voor Israëlische bedrijven en tegen Israëlische producten genegeerd.
Verder bevorderen de vele bedrijven waar Palestijnen en Israëli’s samenwerken wederzijds vertrouwen en begrip.
De AIV komt met het idee dat Nederland in navolging van Noorwegen in het begin van de jaren negentig, zijn diensten gaat aanbieden om als facilitator of bemiddelaar de partijen weer aan tafel te brengen.
Maar gezien de eenzijdige paternalistische aanpak die de AIV voorstaat en de aanbevelingen over strafmaatregelen tegen Israel is het onrealistisch dat Nederland dan nog door Israel nog gezien kan worden als een ‘honest broker’.
Klik hier voor de analyse ‘AIV rapport Midden-Oosten eenzijdig en onjuist’ in PDF formaat.