Missing Peace, 13 januari 2013.
Het Palestijns Israëlische conflict wordt tegenwoordig op vele fronten uitgevochten. Dit is het resultaat van een wijziging in de strategie van het huidige Palestijnse leiderschap in 2008.
Een rapport van de PSG (Palestinian Strategy Group) getiteld “Regaining the Initiative” vormde de basis voor deze koerswijziging in de politiek vis a vis Israel.
Het onderhandelingstraject zoals dat vanaf 1988 en 2008 werd gehanteerd zou worden afgesloten en terreur (door de PSG ‘verzet’ genoemd) moest worden vervangen door meer geraffineerde vormen van oorlogsvoering. De belangrijkste wapens in deze strategie waren de weigering om nog verder met Israel te coöpereren en het nastreven van boycots tegen de Joodse staat.
Andere belangrijk elementen in de nieuwe strategie waren het verkrijgen van meer internationale steun en het promoten van het Palestijnse verhaal over het conflict. Dat moest de dominante versie worden.
Cognitieve oorlogsvoering werd zo een nog belangrijker onderdeel in de strategie van de PA. Het resultaat hiervan was dat de internationale steun toenam.
Desinformatie over de Israëlische aanwezigheid op de West Bank vormde het speerpunt van deze cognitieve oorlogsvoering. Het gevolg is dat het grootste deel van de wereld nu geloofd dat Israëlische nederzettingen het voornaamste struikelblok voor vrede vormen.
Ook op andere gebieden is Palestijnse propaganda de houding van de internationale gemeenschap ten opzichte van het conflict gaan bepalen. Het dispuut over de watervoorziening aan de Palestijnen is er een goed voorbeeld van.
Tot nu toe werd ook de literatuur over dat dispuut beïnvloed door eenzijdige belichting.
Een zojuist verschenen dissertatie onder de titel “the politicization of the Oslo water agreement”, die geschreven werd door de Zwitserse academicus Lauro Burkart, geeft een meer evenwichtig beeld over de schaarste aan water in de Palestijnse Autoriteit.
Burkart interviewde vele hoofdrolspelers in het waterconflict zowel Palestijnen als Israëli’s en vertegenwoordigers van de donorlanden en pro Palestijnse NGO’s. Hij onderzocht ook relevante originele documenten zoals de notulen van vergaderingen van het gezamenlijke Palestijns Israëlische watercomité.
Hier zijn de meest belangrijke conclusies uit Burkart’s dissertatie.
- De doelen van het Oslo waterakkoord zijn gehaald waar het om de waterquota ging. In 2006 bijvoorbeeld lag de Palestijnse waterconsumptie op 178 miljoen m3 per jaar terwijl het akkoord uitging van een uiteindelijk gebruik van 200 miljoen m3.
- Het gezamenlijke watercomité JWC functioneerde tot 2008 onafgebroken ook tijdens de Tweede Intifada.
- Het verhaal over de oorzaak van de waterschaarste in de West-Bank zoals dat wordt uitgedragen door de Palestijnen, internationale organisaties en door donorlanden is niet juist.
- Burkart schrijft: “ Niet de Israëlische bezettingspolitiek maar het Palestijnse politieke verzet tegen gezamenlijk management en coöperatie is verantwoordelijk voor de relatief trage ontwikkeling van de Palestijnse watersector en de verslechterende mensenrechten situatie in de Palestijnse gebieden”. Verder schrijft hij: “Er is solide bewijsmateriaal betreffende mismanagement in de Palestijnse Water Autoriteit (PWA).”
- De Zwitserse wetenschapper citeert de Palestijnse NGO AMAN die concludeerde dat er ‘geen duidelijke separatie is tussen het politieke en uitvoerende niveau in de Palestijnse water instituten’. Verder is er tot op de dag van vandaag geen functionerende waterwet in de PA. Bovendien houdt de Nationale Waterraad geen vergaderingen en de raad functioneert niet naar behoren.
- Ondanks het feit dat de PWA een hervormingsproces lanceerde in reactie op internationale kritiek (o.a. Wereldbank) bleef het mismanagement in het instituut bestaan. Het hoofd van de Palestijnse Hydrologie Groep (PHG) noemde de PWA hervormingen een ‘ fondswerving mechanisme’.
- De PWA slaagde er ook niet in om controle te krijgen over Palestijnse gemeentes (waar geen Israëlische aanwezigheid is). Dit werd veroorzaakt door de autocratische en ondemocratische wijze waarop deze gemeentes worden bestuurd. Deze lokale autoriteiten wilden de controle over de watersystemen niet opgeven omdat het één van meest belangrijkste diensten was die de gemeentes leverden. Ten gevolge daarvan is de waterlevering niet gecentraliseerd en wordt er massaal illegaal water aangeboord.
- Het feit dat de PA de meeste waterrekeningen betaald voor de Palestijnse populatie is geen aansporing voor waterbesparing en leidt tot excessief gebruik van water. (zowel in het privé gebruik als in de landbouw).
- Burkart interviewde ook Dr. Shaddad Attili, sinds 2008 het hoofd van de PWA. Attili, die lid van Fatah is, is verantwoordelijk voor de de facto beëindiging van de coöperatie met Israel. Hij vindt coöperatie met Israel schadelijk voor de Palestijnse waterrechten claims en wilde de positie van Fatah ten opzichte van Hamas versterken. Zijn politiek is schadelijk voor de situatie van de Palestijnse bevolking in afgelegen gebieden die lijdt onder watergebrek. Burkart schrijft dat de overvloedige donorgelden Attili in staat stelden om zijn non coöperatie politiek voort te zetten gedurende de laatste vijf jaar.
- Een van de resultaten van deze non coöperatie politiek is dat bijna alle 52 miljoen kubieke meter afvalwater die door de Palestijnen jaarlijks worden geproduceerd onbehandeld Israel en de West Bank instroomt. Dat afvalwater verontreinigt vervolgens de drinkwaterbronnen. De Palestijnen claimen dat Israel de aanleg van afvalwater infrastructuur blokkeert. De feiten zijn echter dat voor de meeste zuiveringsprojecten al buitenlandse financiering aanwezig is en dat Israel de aanleg ervan stimuleert. De PWA is de partij die geen afdoende actie heeft ondernomen om deze projecten te realiseren.
- De PWA verschuilt zich achter de claim dat Israel een onredelijk hoog niveau van zuivering eist (BOD 10/10). Een JWC memorandum uit 2003, dat ondertekend is door beide partijen, laat echter zien dat er was afgesproken dat dit niveau geleidelijk zou worden ingevoerd (er werd afgesproken om eerst een niveau van BOD 20/30 te hanteren). In november 2011 bood Israel in een brief aan de PWA uiteindelijk aan om deze en andere Palestijnse waterprojecten te financieren. Een reactie van de PWA bleef uit.
- Een andere oplossing die de watercrisis in de PA zou kunnen oplossen is zeewater ontzilting. Israel bood de Palestijnen aan om een ontziltingsfabriek in Hadera te bouwen. Het gefilterde water zou vervolgens naar de West Bank worden gepompt. De Palestijnen verwierpen het aanbod omdat het Israel in een stroom opwaartse positie zou plaatsen ten opzichte van de West-Bank. De afwijzing had verder te maken met de Palestijnse claim op de ondergrondse waterreservoirs die onder de West Bank liggen. Shattili droeg zelfs een team Palestijnse waterexperts op zich terug te trekken uit een Israëlisch waterontziltingsprogramma. Hij deed dit onder het mom van protest omdat Israel een aantal illegaal geboorde Palestijnse bronnen op de West Bank zou hebben vernietigd.
Dit bleek een nieuw voorbeeld te zijn van de PWA propaganda campagne. Israel reageerde nadat Attili een brandbrief over de bronnen naar de internationale gemeenschap had gestuurd. Uit notulen van de JWC en andere getekende memoranda bleek dat de beslissing om de bronnen te vernietigen was genomen door de JWC. Daarna ontving de PWA van Israel verschillende verzoeken om het besluit uit te voeren. Er gebeurde echter niets. Uiteindelijk besloot Israel vier jaar na de JWC beslissing om de bronnen te vernietigen omdat ze schadelijk waren voor de productie van water van nabijgelegen legale bronnen.
Het is duidelijk dat Attili’s waterpolitiek gerelateerd is aan de algemene wijziging in de strategie van de PA zoals die beschreven werd in het PSG document uit 2008. Water werd zo een politiek drukmiddel.
Een treurig gevolg van Attili’s politiek is dat de internationale gemeenschap ervan te overtuigd is geraakt dat Israel verantwoordelijk is voor de trage ontwikkeling van de Palestijnse watersector.
Een voorbeeld daarvan is Abdelkarim Yakobi de Marokkaanse project manager van het departement van water, transport en energie in het kantoor van de EU vertegenwoordiging in de West Bank en Gaza. Yakobi, die dagelijks met de materie bezig is, werd geïnterviewd door Burkart. Ook hij blameerde Israel voor de trage ontwikkeling van de Palestijnse watersector. Dit is opmerkelijk omdat Burkart in staat bleek om toegang te krijgen tot alle relevante informatie waaruit precies het tegenovergestelde blijkt. Waarom heeft de EU met alle middelen die tot haar beschikking staan niet het zelfde gedaan? De EU heeft bijvoorbeeld besloten om de aanleg van zeven zuiveringsinstallaties te financieren op de West-Bank. Het lijkt redelijk te veronderstellen dat de EU enig toezicht houdt op de daadwerkelijke aanleg van die installaties. Dus waarom eist de EU niet dat de PWA zich verantwoordt voor het niet verder ontwikkelen van deze projecten?
Yakobi gaf Burkart strikte instructies over wat hij wel en niet mocht publiceren over het geen werd besproken tijdens het interview. Uit het niet gepubliceerde deel bleek echter dat de EU wel degelijk op de hoogte is van de Palestijnse obstructie en de corruptie binnen de PWA.
Door deze benadering geeft de internationale gemeenschap de PA in feite groen licht om water te gebruiken als wapen tegen Israel. Het gevolg daarvan is dat men bijdraagt aan de escalatie van het conflict en de belangen schaadt van de Palestijnse bevolking.
Gerealateerd:
- De feiten over het Palestijnse water.