Door Daniel Greenfield. Vertaling E.J. Bron, 30 november 2012.
De eindeloze oorlogen met Israël gaan niet echt om de Joodse staat. Ook gaat het bij de oorlogen niet om de Arabieren, die in de territoria leven die Israël in het jaar 1948 aan Jordanië en Egypte kwijtraakte en op hen in 1967 heroverde.
De rest van de islamitische wereld interesseert zich niet meer in de “Palestijnen” dan Hitler in de Sudeten-Duitsers of de Japanners in de rechten van Chinezen of Koreanen. Israël is een zijtoneel in een voortdurende strijd om versplinterde bevolkingen, die gescheiden zijn door etniciteit en religie, door taal en natuurlijke hulpbronnen, in één enkele gemeenschap te verenigen.
Het is een natuurlijk doel, want zijn bevolking bestaat uit mensen, die lid zijn van een andere religieuze en etnische groep dan de dominante etnische groepen in de regio.
Anders dan de Perzen en de Turken zijn de Joden geen moslims, zelfs geen sjiieten, en anders dan de christelijke Arabieren hebben de Joden niet eens dezelfde etniciteit als de regionale meerderheid.
Joden zijn noch moslims noch Arabieren en dat maakt ze uniek en vreemd in de regio, waarin ieder land of door de Arabische of door de islamitische identiteit wordt gedomineerd. Of door allebei.
De postkoloniale competitie in het Midden-Oosten draaide erom hoe de versplinterde etnische minderheden en religieuze splitsingen in één enkele regio verenigd kunnen worden.
Om je achter iets te verenigen is moeilijk, maar om je tegen iets aaneen te sluiten is gemakkelijk. Niet in staat om zich in liefde te verenigen, verenigt het Midden-Oosten zich in haat en om de meest vreemde en andersoortige groep met een eigen land te haten, geeft aan iedereen in de regio het gevoel iets gemeenschappelijks te hebben.
Israël is echter slechts bijzaak in de grotere strijd van een regio, die probeert zichzelf door de hegemonie van één bepaalde identiteit te definiëren en niet door harmonie onder de verschillende identiteiten.
Terreur tegen Israël is geen constant aanhoudend fenomeen. De vijanden, waar Israël tegenover stond, werden bepaald door de politieke en religieuze trends in de regio, van een vroege PLO, die zich ertoe verplichte te vechten voor het inbinden van Israël in een Groot-Syrië, tot aan Hamas, die vecht voor haar eigen radicaalislamitische superstaat in de vorm van het kalifaat.
Eerder dan door voortdurend verzet door een onderdrukt volk, werden de terroristen eigenlijk door ideologisch opportunisme gedefinieerd.
Voor Arabische nationalisten was dit het nationalisme, dat een natie definieerde en hun terroristen construeerden een mythische Palestijnse identiteit, om generaties te indoctrineren bereidwillig soldaat te worden in de eindeloze oorlog, die door hun Arabisch-nationalistische ondersteuners in Egypte en Syrië werd geëist.
En zo werd het Palestijnse nationalisme geboren, op geen enkele manier gehinderd door het gebrek aan een daadwerkelijke nationale historie met al haar vlaggen en bloedige gedichten over de dood voor hert vaderland, dat nooit bestond en waarvan de populatie was samengesteld uit economische vluchtelingen uit Syrië, Egypte en Jordanië.
Voor de radicale islamieten is het nationalisme in het gunstigste geval twijfelachtig en in het ergste geval afgoderij. Hamas was nooit in staat het Palestijnse nationalisme te ontkennen, maar haar leiders schommelen heen en weer tussen het uitroepen van de Palestijnse natie en haar verwijdering voor het ware doel van een regionale radicaalislamitische eenheid.
De Arabische nationalisten hadden een nationale historie en identiteit nodig om aanspraak op Israël te kunnen maken. De radicale islamieten zijn hierin niet geïnteresseerd. Voor de radicale islamieten is Israël islamitisch bezit door het recht van verovering.
Als moslims eenmaal een plaats veroverd hebben, of dat nu in Spanje of in Israël is, dan wordt deze plaats voor altijd ‘islamitisch’ land. Er bestaat geen behoefte aan nationale mythologie, om een volk met een bepaalde plek te verbinden, om het de moslims toe te staan aanspraak te maken op een territorium dat ooit door moslims werd geregeerd.
Hamas, net zoals de rest van de Moslimbroederschap, en andere radicaalislamitische organisaties, is transnationaal. Ze is niet volledig gescheiden van etnische hiërarchieën en nationale identiteiten, maar deze zijn van minder belang in haar grotere agenda om de nationale identiteit te vervangen door de islamitische identiteit.
De Arabische nationalisten en hun terreurgroeperingen, zoals de PLO, waren in oorlog met Israël om etnische redenen. De radicale islamieten zijn om religieuze redenen met Israël in oorlog.
Hamas groeide als deel van een regionale trend weg van het Arabische nationalisme naar de radicale islam toe. Egypte, ooit de grootste hoop van het Arabische nationalisme, werd overgenomen door de Moslimbroederschap.
Irak en Syrië zijn weggevallen van hun oude Baath socialisme en worden nu door een sektarische, sjiietische, radicaalislamitische politieke opvatting bepaald. Zelfs onder de niet-Arabische machten is Iran een sjiietische, radicaalislamitische vesting en Turkije werd een soennitische, radicaalislamitische macht.
Met de val van Tunesië en Libië is het Arabische nationalisme zo goed als dood. De radicale islam is de toekomst.
Als Syrië valt, zal Israël van alle kanten worden omringd door een coalitie van soennitische, radicaalislamitische vijanden. Hamas is slechts hun marionet, net zoals de PLO dat was voor de Arabische nationalisten van Syrië en Egypte.
Tot nu toe moest Israël het stellen met een regio, waarin het voornamelijk op grond van ras werd gehaat. Nu moet het in een regio overleven, waarin het om religieuze redenen wordt gehaat.
De opkomst van de zelfmoordterroristen was een van de vroegste signalen van de martelaarscultus. Zij herinnert er eveneens aan, dat Israël voor de verdere ontwikkelingen in het Midden-Oosten dient als de kanarie in de kolenmijn. Voordat de Moslimbroederschap door de verkiezingsoverwinning in Egypte aan de macht kwam, kwam Hamas door een verkiezingsoverwinning aan de macht. De “Arabische Lente” bereikte Israël eerder dan de rest van de regio.
In zijn Antieke geschiedenis bevond Israël zich vaak in de weg van veroverende rijken, waarvan de doelen veel verder gingen dan het kleine land en zijn steeds kleiner wordende aantal mensen, waarmee ze geconfronteerd werden.
De islam streeft ernaar opnieuw een imperium te worden en de Joden staan hem in de weg. De oorlog tegen Israël, of hij nu gevoerd wordt door de Arabische nationalisten of door hun opvolgers, ging altijd om de ambities van mannen, die imperiums wilden opbouwen, veelmeer dan om de smalle strook land, die weinig nut heeft voor wie dan ook, behalve voor het kleine aantal mensen die hem bevolken.
Het Arabische nationalisme trad in meerdere oorlogen tegen iets aan, dat een genmakkelijk doel zou hebben moeten zijn, en verloor. Zijn leiders herstelden zich nooit volledig van deze nederlagen. Hun dromen van de vereniging van deze regio verdwenen, toen ze niet in staat waren om met een leger, dat het ontbrak aan training en officieren van de Jordaanse en Egyptische strijdkrachten één enkel klein land te overwinnen. Toen de Arabische nationalisten zich met Israël verzoenden, raakten ze het enige kwijt dat ze, naast economisch falen, hadden te bieden aan hun volkeren.
De radicale islamieten weten dit alles en zijn van plan om daar succesvol te zijn waar de Arabische nationalisten faalden. Net zoals in het geval van het Romeinse Rijk werd Israël van een ergernis tot een vernederende hindernis voor de grotere plannen van een imperium voor de regio.
Het radicaalislamitische imperialisme begint om het oude probleem, de vernietiging van Israël, heen te cirkelen. De ideologie van de radicale islam zegt, dat alleen de islamitische eenheid het de volkeren van de islamitische wereld kan toestaan om de grote uitdagingen aan te gaan. Om het kalifaat te vestigen en een regionaal imperium op te richten, moeten de radicale islamieten doen wat de nationalisten niet konden. Ze moeten Israël vernietigen. En als ze dat niet kunnen, zal hun heerschappij eindigen in vernedering en falen.