27 februari 2012.
Wetenschappers zien parallellen tussen de jaren 1340, 1940 én nu
BRUSSEL – Duitse gemeentes die Joden vervolgden in de middeleeuwen, kenden zes eeuwen later zes keer zoveel geweld tegen Joden. Wetenschappers tonen aan hoe Jodenhaat van generatie op generatie wordt door- gegeven.
Keren we even terug naar 1348. De pest strijkt neer over Europa en een derde van de bevolking bezwijkt. Al snel wordt met de vinger gewezen naar één bevolkingsgroep: de Joden. Over heel Europa worden Joden massaal verdreven of uitgemoord. In de Zwitserse stad Bazel worden 600 Joden samengebracht in een houten huis op een eiland in de Rijn, en daarna levend verbrand. Ook in de Duitse stad Würzburg, in het huidige Beieren, vindt een gewelddadige pogrom plaats.Niet alle steden geven de Joden de schuld. In Aken, waar ook eenaanzienlijke Joodse gemeenschap leeft, wordt voor of tijdens de pest geen enkele melding gemaakt van een antisemitisch incident. Nochtans werden de Akenaars in 1349 gewaarschuwd door de Brusselaars dat ze moesten ‘opletten voor Joden die de waterbronnen vergiftigen’.
We spoelen door naar de jaren 1920 en 1930. In Würzburg, waar Joden het hard te verduren hadden tijdens de middeleeuwen, vindt weer een pogrom plaats. In Aken niet. De partij van Hitler, de NSDAP, haalt in Würzburg 6,3 procent van de stemmen – dubbel zoveel als het landelijke gemiddelde. In Aken haalt ze nauwelijks 1 procent. En ook het aantal deportaties is opvallend hoger in Würzburg.
Lezersbrieven
Toeval? Helemaal niet, tonen twee Duitse economen aan. Nico Voigtländer van de UCLA in Los Angeles en Hans-Joachim Voth van de Universitat Pompeu Fabra in Barcelona, gingen bij hun studie niet over één nacht ijs. Het tijdschrift waarin hun bevindingen later dit jaar verschijnen, Quarterly Journal of Economics, is het meest invloedrijke economische tijdschrift, vergelijkbaar met wat Nature en Science voor de exacte wetenschappen zijn.
Met behulp van de Germania Judaica, het standaardwerk over Joden in Duitsland, achterhaalden ze waar pogroms zich voordeden tussen 1348 en 1350. In 218 van de 299 steden met een Joodse gemeenschap vonden aanvallen tegenover Joden plaats.
Handel maakt beschaafd
Die historische gegevens combineerden de wetenschappers met data over antisemitisme voor en tijdens de Tweede Wereldoorlog. Het resultaat is verbijsterend. De Duitse gemeentes waar Joden uitgemoord werden in de veertiende eeuw, kennen zeshonderd jaar later opvallend meer antisemitisme dan elders.
Dat verband is bijzonder sterk, en geldt voor elke uiting van antisemitisme. Diezelfde gemeentes die tijdens de pest hard optraden tegen Joden, kennen zes keer meer antisemitisch geweld in de jaren 1920. Ze stemmen anderhalf keer zo vaak op de nazipartij in diezelfde jaren 1920. Ze deporteren 24 procent meer Joden tussen 1933 en 1944. Ze beschadigen of vernietigen een vijfde meer synagogen in 1938. En hun inwoners sturen 20 procent meer lezersbrieven naar de nazikrant Der Stürmer.
Ondanks de treffende parallellen is er geen één-op-éénverband tussen middeleeuwse en recentere Jodenhaat. Daarom is het interessant om te weten waarom antisemitisme in de ene stad wel van generatie op generatie doorgegeven wordt, en in de andere niet. De auteurs stellen vast dat het verband veel minder sterk is voor die steden die in de middeleeuwen belangrijke handelscentra waren. Dat sluit aan bij de theorie van de Franse filosoof Montesquieu: ‘handel maakt beschaafd’. Ook in steden die sterk groeiden door migratie is de haat minder diepgeworteld.
Tegenwoordig
De vraag rijst of de studie nog relevant is voor vandaag. Na de Holocaust en de internationale veroordeling ervan rust er een groot taboe op antisemitisme. Bovendien zijn mensen veel mobieler geworden en zijn steden en gemeenten veel minder gesloten. Is ook de lokale culturele traditie van vreemdelingenhaat en in het bijzonder antisemitisme verdwenen?
Om te testen of Jodenhaat ook vandaag in Duitsland nog doorgeven wordt, maakten de auteurs in een vervolgstudie gebruik van enquêtes met vragen als: ‘Maakt u bezwaar dat een Jood naast u komt wonen?’ en ‘Vindt u dat de Joden de Holocaust misbruiken voor hun eigen financiële gewin?’
‘We gingen er van uit dat we geen verband meer zouden vaststellen’, zegt Joachim Voth. ‘Tot onze verbazing moesten we het omgekeerde concluderen. Per tien procent extra stemmen die de NSDAP haalde in de jaren dertig in een gemeente, telt die gemeente 1 procent meer antisemieten. Dat is een aanzienlijke verhoging, als je weet dat maar vier à vijf procent van de Duitsers als antisemitisch wordt beschouwd.’
Zondebok
De vaststelling schreeuwt om een verklaring. Zeshonderd jaar is bijzonder lang, zeker aangezien er lange periodes waren waarin ergeen Joodse gemeenschappen leefden in West-Europa.
De vaakst genoemde verklaringen voor antisemitisme zijn financieel gewin en het zoeken van een zondebok. Joden waren in de middeleeuwen actief in de geldhandel; hen vervolgen en hun bezittingen confisqueren, leverde dus een economisch voordeel op. Erik Aerts, professor geschiedenis aan de KU Leuven, betwijfelt of dat motief ook in de jaren 1930 van tel was. ‘Tachtig procent van de opgepakte Joden waren kleine middenstanders. Ik geloof dus niet dat profijt zo’n belangrijke rol speelde.’
Een andere verklaring is de zondeboktheorie. De auteurs van de studie argumenteren dat de pest en de Eerste Wereldoorlog eenzelfde schokgolf teweegbrachten: een plotse, aanzienlijke verslechtering van de levensomstandigheden. Als het fout gaat, moet iemand het gelag betalen. ‘Joden waren een kleine en kwetsbare groep’, zegt Aerts. ‘En ze waren ook makkelijk te onderscheiden van de rest, door hun aparte kledij en door hun zelfbewuste cultuur van het uitverkoren volk.’
Net zoals Joden beschuldigd werden tijdens de pest, kregen ze de schuld voor het verliezen van de Eerste Wereldoorlog. Tijdens de oorlog werden geruchten verspreid dat Joden niet meevochten aan het front. Bovendien waren Joden betrokken bij de Novemberrevoluties van 1918, wat de perceptie voedde dat het Duitse leger in de rug werd aangevallen en daardoor de oorlog verloor.
Vlaamse cultuur
Noch de economische theorie, noch de zondeboktheorie verklaart waarom net de gemeenten die Joden uitmoordden in de middeleeuwen, zeshonderd jaar later een sterkere Jodenhaat vertoonden dan andere.
Voor de onderzoekers blijft er maar één verklaring over: het zit diep ingebakken in de lokale cultuur. Jodenhaat, zo argumenteren ze, wordt van generatie op generatie doorgegeven. Daar zijn aanwijzingen voor. Christenen zagen Joden als de moordenaars van Christus. Dat leefde ook voort in de cultuur, die vooral religieus bepaald was. In schetsen en schilderijen werden Joden vaak geportretteerd als slechteriken. Die Jodenhaat was niet altijd doelbewust en bleef zeker niet beperkt tot Duitsland. In Spanje, bijvoorbeeld, speelden kinderen generaties lang een ‘onschuldig’ spelletje genaamd ‘Joden doden’, ook lang nadat de laatste Jood uit die streken vertrokken was.
Of Jodenhaat ook in de Belgische of Vlaamse cultuur ingebakken zit, weten we niet. Zeker is dat ook in onze streken Joden vervolgd en vermoord werden. Maar de auteurs kunnen niets zeggen over ons land. ‘Ik kan veel veronderstellingen maken over België of een ander land’, zegt Voth, ‘maar het sterke punt van onze studie is dat we dat niet doen. We laten de data voor zich spreken.’