3 november 2009
Strafkamer
nr. 08/01253Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te ‘s-Gravenhage van 23 mei 2007, nummer 22/003691-06, in de strafzaak tegen:
, geboren te op 1982, ten tijde van de betekening van de aanzegging uit anderen hoofde gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting “Vught, locatie Nieuw Vosseveld” te Vught.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de Advocaat-Generaal bij het Hof. Deze heeft bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Jörg heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof te ‘s-Gravenhage teneinde opnieuw te worden berecht en afgedaan.
2. Beoordeling van het middel
2.1. Het middel behelst de klacht dat het Hof in strijd met art. 359, tweede lid, Sv heeft nagelaten in het bijzonder de redenen op te geven waarom het is afgeweken van het uitdrukkelijk onderbouwde standpunt van het Openbaar Ministerie dat de in de tenlastelegging opgesomde symbolen op zichzelf dan wel in combinatie met elkaar een beledigend karakter hebben.
2.2. Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
“hij in of omstreeks de nacht van 5 op 6 mei 2005 te Zoetermeer, zich in het openbaar op de Van der Hagenstraat, zijnde een openbare weg, bij afbeelding(en), opzettelijk beledigend heeft uitgelaten over een groep mensen, te weten Joden en/of Moslims, wegens hun ras en/of geloofsovertuiging, door opzettelijk beledigend die afbeelding(en), zijnde
een Keltisch kruis en/of
een IJzeren kruis met de afbeelding van een Jodenster en/of
twee, althans een, SS-Totenkopf(en) en/of
een white power fist en/of
twee, althans een, Keltisch(e) krui(s)(zen) tegen een rood/witte achtergrond en/of
een Wolfsangel en/of
een IJzeren kruis tegen een rood/witte achtergrond en/of
een rood/wit/blauw vlaggetje met daarin de tekst HOLLAND en/of
een oorlogsvlag van het Duitse Rijk met (in het midden van die vlag) een adelaar en/of (in die vlag) een IJzeren kruis tegen een zwart/wit/rode achtergrond en/of
een zwart embleem met daarop een Germanenhelm en/of de witte cijfers 14 en 88 en/of de witte tekst Skrewdriver als ring(en) aan zijn, verdachtes, vinger(s) te dragen en/of als speldje(s) en/of vlaggetje(s) en/of als emble(e)m(en) op zijn, verdachtes, (bomber)jack te dragen.”
2.3. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de Advocaat-Generaal bij het Hof overeenkomstig de inhoud van haar aldaar overgelegde schriftelijke requisitoir het woord gevoerd. Dat requisitoir houdt onder meer in:
“De uitspraak van de PR tot vrijspraak is onbegrijpelijk omdat
(…)
2. Het gaat wel degelijk om symbolen die op grond van feiten van algemene bekendheid als beledigend over een bepaalde groep mensen worden ervaren (bij het grote publiek). Verbalisanten moesten slechts verifiëren of de tekens waren toegestaan omdat ze (soms) alleen in een bepaalde samenhang strafbaar zijn (zie bijlage, bij dit requisitoir gevoegd, van het LBR (www.lbr.nl) met een overzicht van de tekens).
Toelichting:
(…)
Belediging
Het afbeelden van bijvoorbeeld een hakenkruis is beledigend voor een groep mensen. Het is niet alleen een belediging voor Joodse mensen, maar ook voor allen die vanuit hun levensovertuiging de ideologie van het nationaalsocialisme verwerpen. Het uitdragen van een hakenkruis valt echter onder 137c als het een belediging is over een groep mensen. Het moet blijken dat een groep in diskrediet wordt gebracht. De Joden worden in ieder geval als groep in diskrediet gebracht als met de afbeelding van het hakenkruis het nationaalsocialistisch gedachtegoed wordt uitgedragen (zie de uitspraak van de Hoge Raad hieronder).
HR 21 februari 1995, NJ 1995, 452
De Hoge Raad heeft een veroordeling in stand gelaten voor artikel 137c. Het ging om een verdachte die tijdens een demonstratie van de S.A. Storm Groningen een rode armband droeg met een hakenkruis erop. De Hoge Raad oordeelt dat het Hof op goede gronden heeft vastgesteld dat de verdachte de armband droeg met de bedoeling het gedachtegoed van het nationaalsocialisme uit te dragen. “Aangezien (…) de nationaal-socialistische ideologie zich bij uitstek kenmerkt door rassenleer en antisemitisme en in de tweede wereldoorlog op grond van die ideologie de Joden in Europa zijn vervolgd en op grote schaal zijn vermoord, is het dragen van het hakenkruis, als in de bewezenverklaring omschreven, met de door het Hof vastgestelde bedoeling als voormeld, op zich zelve een uitlating bij afbeelding die beledigend is voor Joden “wegens hun ras”, als strafbaar is gesteld bij art. 137c Sr.”(104)
Gebruik van symbolen
Er is geen enkel symbool, zelfs niet het hakenkruis, dat op zichzelf strafbaar is op grond van een van de discriminatieartikelen. Uit de hierboven aangehaalde uitspraak van de Hoge Raad blijkt dat het hakenkruis beledigend is over een groep als daarmee het nationaal-socialistisch gedachtegoed wordt uitgedragen. Datzelfde geldt voor andere symbolen die aan het nazi-gedachtegoed kan worden gerelateerd, zoals bijvoorbeeld SS-tekens. Bij het ene nazi-symbool zal echter eerder duidelijk zijn dat het nationaalsocialistisch gedachtegoed wordt uitgedragen dan het andere.
Voor de symbolen die ontstaan zijn in de nazitijd, bijvoorbeeld het SS-teken, geldt, dat het nationaalsocialistisch gedachtegoed bijna per definitie wordt uitgedragen. Het opzettelijk tonen van dit teken is al voldoende voor het uitdragen van het nazistisch gedachtegoed. De SS stond immers voor de vernietiging en uitroeiing van de tegenstanders van het naziregime, met name joden, zigeuners en homoseksuelen.
Het hakenkruis bestond echter al voor de nazitijd als een teken met een heel andere, agressieloze betekenis. Daarom is, in vergelijking met het SS-teken, meer nodig om te spreken van het uitdragen van een bepaald gedachtegoed.
Voor andere dan nazi-symbolen geldt dat het gebruik van een symbool door de context strafbaarheid kan opleveren, als het een belediging over een groep is.
Het white-power symbool of Keltisch kruis, zegt bijvoorbeeld op zichzelf weinig over een bepaalde groep. Het Hof Den Bosch (Hof Den Bosch 11-10-2004, LJN AR3683) veroordeelde een verdachte voor het aanplakken van stickers met dit symbool op lantaarnpalen. Bij de stickers zijn echter teksten geschreven als: “Nationalistische Jongeren Brabant” en “Wij geven wel om ons vaderland!” en “De wereld is van iedereen, maar Nederland is dat niet” en “Laat de fabrieksbazen betalen voor de remigratie van hun gastarbeiders”. In de bewezenverklaring zijn naast het gebruik van het Keltisch kruis, leuzen opgenomen.
-> De in casu door verdachte openlijk gedragen symbolen geven op zichzelf (SS totenkopf en wolfsangel) of in combinatie met elkaar (white power teken en de overige in de tenlastelegging genoemde tekens) uiting aan rechts-extreem gedachtegoed. De symbolen verwijzen naar het Germaanse Rijk van Adolf Hitler en de suprematie van het blanke ras (white power = keltisch kruis).
(…)
Kwalificatie
Discriminatie, art. 137c Sr
(…)”
2.4. Het Hof heeft de verdachte van het tenlastegelegde vrijgesproken en daartoe het volgende overwogen:
“Naar het oordeel van het hof ontberen de tenlastegelegde afbeeldingen in dit geval het vereiste beledigende karakter zodat reeds op die grond niet wettig en overtuigend bewezen kan worden hetgeen aan de verdachte is tenlastegelegd. De verdachte behoort daarvan dan ook te worden vrijgesproken.”
2.5. Hetgeen door de Advocaat-Generaal bij het Hof ter terechtzitting in hoger beroep is aangevoerd omtrent het beledigend karakter van de in de tenlastelegging genoemde afbeeldingen kan bezwaarlijk anders worden verstaan dan als een standpunt dat duidelijk, door argumenten geschraagd en voorzien van een ondubbelzinnige conclusie ten overstaan van het Hof naar voren is gebracht. Het Hof is in zijn arrest van dit uitdrukkelijk onderbouwde standpunt afgeweken door de verdachte ter zake van het tenlastegelegde vrij te spreken op de grond dat die afbeeldingen “in dit geval” het vereiste beledigende karakter ontberen, maar heeft – in strijd met art. 359, tweede lid, Sv – niet in het bijzonder de redenen opgegeven die daartoe hebben geleid. Dat verzuim heeft ingevolge art. 359, achtste lid, Sv nietigheid tot gevolg.
2.6. Het middel is terecht voorgesteld.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te ‘s-Gravenhage, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en C.H.W.M. Sterk, in bijzijn van de waarnemend griffier L.J.J. Okker-Braber, en uitgesproken op 3 november 2009. |