21 februari 2009.
Het was in de namiddag van zaterdag 24 januari, krap een week nadat Israel zijn militaire campagne had gestaakt, dat een Volkswagenbus voor een huis in het centrum van Gaza-stad stopte.
Tien gewapende mannen stapten uit, kwamen binnen zonder kloppen, overmeesterden de bewoner en voerden hem mee.
De dag daarop werd Younis Mohammed Aboe Amra (37) meer dood dan levend door zijn broer uit een gat in de grond gevist. In een ziekenhuis kon hij nog net vertellen hoe hij was ontvoerd en op een veldje met knuppels en geweerkolven was bewerkt. Artsen konden hem niet redden. Hij overleed op 28 januari.
Zo houdt Hamas tegenwoordig de wind eronder in de Gazastrook. De islamitische beweging blijkt het Israelische militaire offensief te hebben gebruikt voor grootscheepse afrekeningen met haar tegenstanders.
Sinds het begin van de Israelische bombardementen hebben gemaskerde en gewapende mannen, van wie sommigen zich veiligheidsagenten van Hamas noemden, tientallen mensen vermoord en nog veel grotere aantallen ontvoerd, mishandeld, onder huisarrest geplaatst en in de armen en benen geschoten.
Veel slachtoffers behoorden tot de rivaliserende beweging Fatah van Mahmoud Abbas, de leider van de Palestijnse Autoriteit.
Dit alles hoeft geen verbazing te wekken. Hamas is een meedogenloze organisatie. Opvallender is dat het Palestijnse mensenrechtengroeperingen zijn geweest die het geweld van Hamas onder de aandacht hebben gebracht. Het verhaal over de ontvoering en dood van Younis Mohammed Aboe Amra is te vinden in een rapport van de ‘Palestinian Centre for Human Rights’ (PCHR), getiteld ‘Mensenrechtenschendingen onder Palestijnen in de Gazastrook’.
Voor alle duidelijkheid: het PCHR opereert in de Gazastrook, dus onder de neus van Hamas. Het PCHR staat echter niet alleen. De ‘Independant Commission on Human Rights’ (ICHR) bracht eveneens een rapport uit waarin de praktijken van de islamitische beweging aan de kaak worden gesteld. Bovendien wordt verslag gedaan van de ook niet altijd zachtzinnige gedragingen van de Palestijnse Autoriteit. Het kantoor van de ICHR staat in Ramallah, de hoofdstad van diezelfde Palestijnse Autoriteit.
Tenslotte is er de organisatie Al-Haq, die in haar verslaglegging consequent aandacht besteedt aan zowel Israelische als Palestijnse mensenrechtenschendingen, inclusief de terreur die Hamas in de Gazastrook op de eigen bevolking uitoefent, voor en na het Israelische offensief.
Zo staat in het rapport van september en oktober beschreven hoe de politie van Hamas op 15 september vorig jaar vijf jongens tussen 16 en 19 jaar liquideerde, omdat tegen twee van hen de verdenking bestond dat ze diezelfde dag een agent van Hamas hadden gedood. De jongens moesten languit op de grond gaan liggen, waarop ze voor de ogen van familieleden werden doodgeschoten.
De ‘politie’ loste ook nog salvo’s op hun lijken. Sommige slachtoffers stierven met de Koran tegen de borst gedrukt, terwijl ze verzen opzegden.
Het kan geen veilige bezigheid zijn dit soort zaken openbaar te maken, als de verantwoordelijken om de hoek wonen. Moed en objectiviteit kan deze Palestijnse instellingen dus niet worden ontzegd. Al-Haq zal er in maart voor worden beloond met de Geuzenpenning, een Nederlandse onderscheiding voor mensen of organisaties die zich teweer stellen tegen dictatuur.