Artikel in ‘Het beloofde land’, soekot 1997.
De Nederlands-joodse dichter Nachoem Wijnberg (geboren 1961) heeft de prestigieuze Herman Gorter prijs 1997 toegewezen gekregen.
De Stichting Amsterdams Fonds voor de Kunst kent deze staatsprijs voor poëzie, waaraan fl. 15.000 verbonden is, toe. Zij wordt op 6 november door burgemeester Patijn van Amsterdam uitgereikt.
De prijs geldt zijn gehele oeuvre, maar met name zijn laatste bundel ‘Geschenken’ uit 1996. Het was de zesde bundel van Wijnberg die zijn debuut maakte met ‘De simulatie van de schepping’ uit 1989.
Het juryrapport spreekt onder meer van: “een zoektocht naar de kern, de oorsprong, het wezenlijke en de werkelijkheid” en prijst hem om zijn typerende taalgebruik “dat verwant is aan de taalworsteling van grote mystici uit het verleden.”
Momenteel is Wijnberg juist bekend geraakt door zijn eerste roman ‘Landschapsseks’, die een aantal lovende kritieken heeft gekregen.
Onderstaand volgende enige citaten uit de recensie van Arjan Peters in de Volkskrant van 13 juni 1997:
“De vertellende hoofdpersoon is leerling aan een buitengewoon kunstinternaat, waarvan de leerlingen zich spiegelen aan de grote kunstenaars uit de rijke oosterse traditie zeer bedreven in het fijn penselen van complexe of verbluffend eenvoudige natuurtaferelen. Landschapsseks, met andere woorden, doelt vooral op die zinnenprikkelende samenhang tussen natuur en doek.
De roman is het logboek van een nijvere leerling. Hij schrijft zijn notities niet voor buitenstaanders, maar enkel voor zichzelf.
Zelden is zogenaamd-oosterse literatuur in een Nederlandstalige jas zo suggestief en geloofwaardig overeind gebleven. De enige die een vergelijkbare sfeer opriep, was Louis Couperus.”
Onderstaand volgen twee gedichten uit de bundel ‘Geschenken’.
Onze dank gaat uit naar Nachoem voor het mogen publiceren.
PSALM 22
Luister.
De woorden die ik uitschreeuw
als
een kudde,
het veld plattrappend,
en er is geen ander veld.
Er is een verdrinkend paard onderaan een waterval,
er is bloed over de helft van mijn gezicht.
Leidt het je niet af naar mij te luisteren
van je zeker en voortdurend verlies?
Maar ik houd een oog open voor jou
zodat je daardoor kan kijken
en nog eens kijken en een antwoord kan bedenken
en weer willen terugnemen als een onbedoeld maar losgelaten offer.
Zoals zeggen: ik wil je niet
verliezen.
VERANDERING
Zo praat ik als.
Zo leer ik te praten als.
Alsof het anders moet
maar ik niet kan.
Pijn in
ogen, handen.
Kijk naar lucht
die aankomt, weggaat.
Lucht rolt aan, rolt weg.
Iemand, laat iemand
mijn hand nemen, mijn vingers in een mond doen.
Kleine veranderingen gaan voorbij.
Ik kan het verschil niet meer horen
in mijn praten dat leert
kunnen zonder mij.