Door Likoed Nederland ingezonden brief aan Trouw, 11 juni 2007.
Nadat Jan Muhren zijn verhaal heeft gedaan in onder meer De Pers en NOVA plaatst ook Trouw zijn mening in een opinie-artikel op 8 juni j.l. In de uitzending van NOVA blijkt dat de heer Muhren een eenzijdige kijk heeft op het Israelisch-Arabische conflict, wat blijkt uit zijn – emotioneel uitgebrachte – opmerking dat druk op Israel de enige oplossing van het conflict is (waarbij de rol van de Arabieren dus wordt genegeerd).
Dat is dan ook de invalshoek waarop de heer Muhren de geschiedenis van de Zesdaagse oorlog weergeeft. Een hele eigen kijk die helaas voor hem door de feiten weersproken wordt.
Zijn belangrijkste twee beweringen zijn namelijk dat Israel de Arabieren provoceerde en dat dit de ware reden was dat de Arabische staten aanvielen, want zij waren dat eigenlijk niet van plan. Laten wij die beweringen nader bekijken.
Volgens de heer Muhren lokte Israel aanvallen uit, met name bij de grens met Syrie. Dit gebeurde doordat boeren de gedemilitariseerde zone binnentrokken, daarmee de wapenstilstand schendend, waarop zij werden beschoten door Syrische troepen.
Allereerst is er natuurlijk geen enkele rechtvaardiging te vinden waarom Syrische troepen op ongewapende Israelische burgers die hun land wilden bewerken zouden mogen schieten.
Sterker nog, de Israelische boeren hadden volgens het wapenstilstandsverdrag van 1949 het volste recht om hun land in de gedemilitariseerde zone te bewerken, dat was mede de internationale grondslag voor de gedemilitariseerde zones. Het is te lezen in de wapenstilstandovereenkomst tussen Syrie en Israel:
“In navolging van de Veiligheidsraadresolutie van 16 november 1948 zijn de wapenstilstandslijn en de gedemilitariseerde zone zodanig gedefinieerd dat de gewapende strijdkrachten van beide partijen uit elkaar worden gehouden, zodat de kans op fricties en incidenten worden geminimaliseerd, waarbij het tegelijkertijd mogelijk wordt dat er een geleidelijk herstel van het normale dagelijks leven in de gedemilitariseerde zone kan terugkomen.” (artikel V, lid 2 van het wapenstilstandovereenkomst van 20 juli 1949)
Er was dus helemaal geen sprake van bestandsschendingen door Israel.
Zijn tweede stelling hangt met het voorgaande samen, namelijk dat de Arabische landen aanvielen vanwege Israelische provocaties, niet omdat zij dat zelf van plan waren.
Iedereen die destijds de berichtgeving volgde weet echter dat het overduidelijk anders was.
Vrijwel dagelijks klonk oorlogstaal uit de Arabische wereld. Als onderbouwing volgt hieronder een kleine selectie van uitspraken van Arabische leiders in de twee weken voor het uitbreken van de Zesdaagse Oorlog:
- Onze daad zal de wereld verbazen. Ze zullen zien dat de Arabieren klaar staan voor oorlog. … Wij erkennen het
bestaan van Israel niet. … Het is al oorlog sinds 1948.”(president van Egypte Gamel Abdel Nasser, 28 mei 1967) - “Wij willen een volledige bevrijdingsoorlog om de zionistische vijand te vernietigen.”(president van Syrie Nureddin al-Attasi, 22 mei 1967)
- “Als militair geloof ik dat de tijd is gekomen om de slag tot vernietiging in te gaan.” (Syrische minister van Defensie Hafez Assad, 20 mei 1967)
- “Het bestaan van Israel is een fout die gecorrigeerd moet worden. Ons doel is duidelijk: Israel van de kaart vegen. … Broeders, laten wij elkaar ontmoeten in Tel Aviv en Haifa.”(president van Irak Abdel-Rahman Aref, 31 mei en 1 juni 1967)
- “Dit is een strijd voor het thuisland – het is wij of de Israeli’s. De Joden van Palestina zullen moeten vertrekken. Overlevenden van de oorspronkelijke Joodse bevolking kunnen blijven, maar ik schat dat geen een het zal overleven.”(voorzitter van de PLO Ahmed Shukairy, 1 juni 1967)
Maar deze houding was niet alleen van die laatste weken. De uitspraken van Nasser lieten bijvoorbeeld ook twee jaar eerder weinig twijfel aan zijn bedoelingen, zo zei hij op 8 maart 1965:
“Wij zullen Palestina niet binnengaan met de bodem bedekt met zand, we zullen het binnengaan met de bodem verzadigd van het bloed.”
De dreiging bestond dus al langer, breed gedragen in de Arabische wereld. Wij brengen in herinnering de slotverklaring van de Arabische top van september 1964 met de uitspraak:
“De vergadering is unaniem in het definieren van nationale doelstellingen voor de bevrijding van Palestina van Zionistisch kolonialisme. … De vergadering verwelkomt de oprichting van de Palestijnse Bevrijdings Organisatie om de Palestijnse Eenheid te bewerkstelligen en als voorhoede van de collectieve Arabische strijd voor de bevrijding van Palestina.”
Het is een interessante episode uit de geschiedenis om bij stil te staan. Wij schrijven 1964. Dertien Arabische landen vergaderen erover hoe Palestina bevrijd kan worden.
Daarvoor hebben zij in dat jaar de PLO opgericht, die als doel krijgt om met gewapende strijd Palestina te bevrijden. Daartoe zal de PLO terreuraanslagen plegen, ondersteund door de Arabische landen. Die zullen zelf proberen om hun rivieren om te leggen, zodat Israel het drinkwater daarvan zal missen.
Let wel: het is 1964, de Westbank en Gaza zijn nog in Arabische handen. Toch spreken de Arabieren met geen woord over de oprichting van een Palestijnse staat in die gebieden, maar wel over de vernietiging van Israel. Hieruit blijkt dat de Arabische mantra – de bezetting als oorzaak van de terreur – historisch gezien een fabeltje is.
Terug naar 1967. Na bovenvermelde jarenlange oorlogstaal stuurde de Egyptische president Nasser op 16 mei 1967 de VN-vredesmacht in de Sinai-woestijn naar huis, om zijn troepen vrije toegang tot Israel te geven. Vervolgens stelde hij op 22 mei een militaire blokkade van Eilat – Israels haven voor de aanvoer van olie – in en deed daarmee de eerste oorlogsdaad.
Dus ook de bewering van de heer Muhren dat “het een misverstand is dat de Zesdaagse Oorlog begon omdat Israel werd aangevallen” is een fabeltje.
Uit bovenstaande blijkt zonneklaar dat de Arabische landen al jarenlang en zeker in het voorjaar van 1967 uit waren op de vernietiging van Israel.