7 augustus 2006.
De Libanese premier Fouad Siniora heeft toegegeven dat bij het ‘vreselijke bloedbad’ waarvan hij Israel maandagmiddag beschuldigde slechts een dode is gevallen.
Media wereldwijd berichtten maandag over ‘zeker 40’ burgers die volgens Siniora ‘met opzet’ waren gedood bij een Israelisch bombardement op een dorp in Zuid-Libanon. “Bij het bloedbad in Houla is een persoon gedood”, zo meldde Siniora enkele uren later.
‘Ze dachten dat een heel gebouw was ingestort boven de hoofden van 40 mensen. Godzijdank zijn ze toch gered,’ aldus Siniora, die eerder op de dag in tranen was uitgebarsten tijdens de bijeenkomst van Arabische ministers van Buitenlandse Zaken waar hij ook gewag maakte van het ‘bloedbad’.
Siniora zei het oorspronkelijke dodental te hebben gebaseerd op ‘ongespecificeerde informatie’, en gaf verder geen verklaring voor zijn misser. Libanese media meldden dat 65 overlevenden onder het puin van een ingestort gebouw in Houla zijn gehaald.
Het Israelische leger liet eerder weten de berichten over het dodental in Houla te onderzoeken. Ook maakte het bekend de inwoners van het dorp twee weken geleden te hebben gewaarschuwd het gebied te verlaten. En hetzelfde gold voor de inwoners van de stad Sidon, waar bij luchtaanvallen maandag zeven burgerdoden vielen.