Persbericht van Likoed Nederland, 30 november 2004.
Onderstaand persbericht heeft veel aandacht gekregen. Het is verwerkt in de berichtgeving van onder meer het ANP, NOS Teletekst, De Telegraaf, NU.nl en het Reformatorisch Dagblad (zie onder).
Likoed Nederland heeft met verontwaardiging kennis genomen van de uitreiking van de belangrijkste Prins Claus prijs van dit jaar aan de zeer omstreden, extremistische Palestijnse dichter Mahmoud Darwish.
Zo luidt een van zijn bekendere dichtregels:
“Graaf jullie doden op,
neem hun botten mee
en verdwijn uit ons land.”
Hij is derhalve een voorstander van etnische zuivering van Joden uit Israel. Zelfs onze overledenen misgunt hij hun laatste rustplaats.
Ook als politicus heeft hij zich in dezelfde trant geuit. Zo heeft hij zich een fervent tegenstander getoond van vredesonderhandelingen met Israel. Uit protest tegen de Oslo-akkoorden in 1993 stapte hij daarom destijds op als lid van het uitvoerend comité van de PLO.
Hoe is het mogelijk dat deze haatzaaiende voorstander van geweld de cultuurprijs krijgt van 100.000 euro van de Nederlandse belastingbetaler? Hoe is het mogelijk dat dit gemotiveerd wordt met “zijn inzet voor een interculturele
dialoog en vrijheid van artistieke expressie” en zelfs zijn “verlangen naar vrede”?
Dit is wat er gebeurt wanneer een comité met in meerderheid leden uit derde-wereld dictaturen bepaalt wie de Prins Claus prijzen krijgt. Maar wil Nederland inderdaad dat de Prins Claus prijs afdaalt naar het niveau van de Stalinprijs van de USSR en met de Lenin Vredesprijs, de prijzen die Darwish eerder ontving? Eert dat de nagedachtenis aan Prins Claus, voor wie deze prijs is ingesteld?
Naast een haatzaaier blijkt Mahmoud Darwish trouwens ook een leugenaar. Zo vermeldt zijn door het Prins Claus Fonds verspreide biografie dat hij “in 1970 gedwongen was Israel te verlaten en 26 jaar in ballingschap leefde”. Dit terwijl hij Israel – met het Israelisch staatsburgerschap op zak – volkomen uit vrije wil verliet om in Moskou te gaan studeren. Deze biografie vermeldt uiteraard niet dat hij lid was van het uitvoerend comité van de terreurorganisatie PLO.
Een andere leugen is dat hij bovenstaande dichtregels later heeft geprobeerd goed te praten door te zeggen dat hij daarmee de Westbank en Gaza bedoelde. Dat wordt echter weerlegt in een ander gedicht van zijn hand:
“Verdwijn van ons continent,
verdwijn uit onze korenvelden,
verdwijn uit ons zout.”
Het is te betreuren dat alleen de SGP de onmogelijke positie waarin het koningshuis hiermee gebracht wordt onderkent. De prijs wordt namelijk op woensdag 1 december in het Koninklijk Paleis op de Dam in Amsterdam uitgereikt door prins Friso, in aanwezigheid van koningin Beatrix en alle andere leden van haar gezin.
De SGP heeft hierover inmiddels Kamervragen gesteld.
Likoed Nederland hoopt dat de Nederlandse regering zich houdt aan haar voornemen om haat zaaien niet langer toe te staan en dus zeker afstand neemt van de toekenning van deze prijs.
Voor meer informatie over de prijsuitreiking:
Darwish pleit voor gewapende strijd
Prins Claus Prijs
Redactioneel commentaar, Reformatorisch Dagblad, 2 december 2004.
Een van de lessen die de moord op Theo van Gogh heeft opgeleverd, is dat in deze tijd van polarisatie en terreurdreiging we ons geen vrijplaatsen meer kunnen veroorloven van waaruit mensen ongestoord de meest schunnige of schadelijke uitspraken kunnen doen. Of iedereen die boodschap ook werkelijk heeft begrepen, is de vraag. Zo liet VVD-parlementariër Hirsi Ali eind vorige week vanaf haar onderduikadres weten vast van plan te zijn een vervolg te
maken op “Submission”, de film die ze met Van Gogh maakte en waarin de islam op een zeer kwetsende manier wordt aangeklaagd.
Nu valt het niet mee om arrogantie af te leggen, vooral niet als het de arrogantie van de kunstenaar betreft. Kunst is immers al sinds jaar en dag zo’n hardnekkig verdedigde vrijplaats, waarop de toets van maatschappelijk verantwoord handelen niet van toepassing zou zijn. Verhef de meest gore uitspattingen tot kunst en je kunt rustig je gang gaan. Ook Van Goghs vuilspuiterij is op die manier verdedigd, maar het lijkt erop dat een groot deel van de Nederlandse bevolking daar niet meer in meegaat.
Toch gaf gistermiddag opnieuw een aantal Nederlanders er blijk van de les van Van Gogh niet te hebben begrepen, of die alleen van toepassing te achten op de Nederlandse situatie, en niet op andere conflictgebieden in deze wereld. In het Paleis op de Dam in Amsterdam werd in aanwezigheid van koningin Beatrix, prins Willem-Alexander, prinses Maxima, prins Constantijn, prinses Laurentien en prinses Mabel – dus je kunt wel zeggen namens het gehele Nederlandse volk en vaderland – de Prins Claus Prijs 2004 uitgereikt aan de Palestijnse dichter Mahmoud Darwish.
Die kreeg de prijs, zo luidt vrij vertaald het juryrapport, voor zijn krachtige en over de hele wereld bekende poëzie, die zijn leven als balling en zijn verlangen naar zijn vaderland verbeeldt. De prijs werd in 1996 ingesteld ter gelegenheid van de zeventigste verjaardag van wijlen prins Claus.
Naast de Palestijn vielen gisteren nog negen anderen in de prijzen, onder wie de Birmese dichter in ballingschap Tin Moe en de Boogschietersvereniging in Bhutan.
Terecht heeft de SGP-fractie in de Tweede Kamer, maar ook het CIDI en Likoed Nederland, er deze week op gewezen dat de Palestijn Mahmoud een dissonant in het rijtje prijswinnaars is. Er valt namelijk wel wat meer over hem te zeggen dan dat hij mooie gedichten maakt. Bijvoorbeeld dat hij in 1993 uit de PLO stapte omdat hij de Oslo-akkoorden met Israel veel te gematigd vond. En dat hij enkele jaren eerder een fel anti-joods gedicht het licht deed zien waarin hij ervoor pleit dat alle joden uit Israel moeten verdwijnen.
Op z’n zachtst gezegd heeft Darwish zich niet bepaald ontpopt als iemand die de vrede predikt tussen de volkeren. En zelfs al zou je hem als radicale Palestijn de vrijplaats van de kunst gunnen, dan nóg verdient zijn werk niet de prijs die hem gisteren is uitgereikt. Want is de belangrijkste doelstelling van de Prins Claus Prijs niet om via cultuur een bijdrage te leveren aan het begrip en de toenadering tussen landen en volken?
Terwijl na de moord op Van Gogh en de brandstichtingen die daarop volgden premier Balkenende zich de benen uit het lijf liep om islamitische gemeenschappen moed in te spreken, banjeren wij Nederlanders met zevenmijlslaarzen door de toch al zwaar beschadigde porseleinkast van het Palestijns-Israëlisch conflict. Een conflict dat vanwege de vele slachtoffers én vanwege de zaken die op het spel staan, ons Van Gogh-crisisje vele malen te boven gaat.
Gistermiddag werd in Amsterdam pijnlijk duidelijk dat we als Nederlanders veel te klein zijn én denken om in een ernstig conflict als het Israëlisch-Palestijnse een wezenlijk positieve bijdrage te kunnen leveren.