Door Leon de Winter, 13 juli 2004.
De Algemene Vergadering van de VN kan met spoed bijeenkomen om over een noodsituatie te praten. Sinds 1956 zijn er tien van deze ‘emergency special sessions’ geweest. Hiervan ging er een over Hongarije (in 1956), een over Congo (1960), een over Afghanistan (1980) en een over Namibië (1981); de andere zes gingen allemaal over Israël.
De meest bijzondere van deze zes noodsessies over Israël is de laatste. Deze kwam voor het eerst in haast bijeen op 24 april 1997 – en duurt tot op de dag van vandaag voort. Al ruim zeven jaar is deze sessie open ended, een vergadering die zich uitsluitend en voortdurend bezighoudt met bezet Oost-Jeruzalem en de rest van het Bezette Palestijnse Gebied.
Voor de genocides in Rwanda of Sudan, waarbij miljoenen doden vielen, werd geen Emergency Special Session bijeengeroepen. De culturele en humanitaire verwoestingen die China in Tibet heeft aangericht waren zo’n sessie ook niet waard.
Wel de bezetting door Israël van Gaza en de Westbank, waar sinds het begin van de Eerste Intifada in 1987 3600 Palestijnse doden vielen – dat zijn er 3600 te veel, maar ze vormen een fractie van bijvoorbeeld de tweehonderdduizenddoden in Algerije, die evenmin een noodsessie waardig werd geacht.
In de Algemene Vergadering heeft het zogenaamde Arabisch-islamitisch-Afrikaanse blok een meerderheid. Het bestaat grotendeels uit dictaturen. Tijdens de laatste bijeenkomst, op 8 december 2003, van de uitsluitend aan Israël gewijde en doorlopende noodsessie (die dus in 1997 begon) nam de Algemene Vergadering een resolutie aan om het Internationaal Gerechtshof (ICJ) te Den Haag om advies te vragen ten aanzien van de legitimiteit van het door Israël gebouwde afscheidingshek (5 procent bestaat uit een muur).
Sinds de stichting van het ICJ in 1946 is dit orgaan slechts 24 keer om advies gevraagd. Twee keer betrof het territoriale kwesties: de bezetting van Namibië door Zuid-Afrika en de claims van Marokko en Mauretanië op Westelijke Sahara.
De adviesresolutie van 8 december was geinitieerd door de Arabisch-islamitische dictaturen. Marokko, een van de landen die de resolutie steunde, heeft in de Westelijke Sahara een nog veel langere afscheiding aangebracht waarmee het een gebied ter grootte van de helft van Frankrijk heeft geannexeerd. In 1975 adviseerde het ICJ dat Marokko zich uit dat gebied moest terugtrekken – Marokko haalde de schouders op, de VN reageerde evenmin, en inmiddels is die annexatie de facto door de wereld geaccepteerd.
Vele andere (territoriale) conflicten waarbij het internationaal recht minstens zo zwaar met de voeten getreden wordt als in de Bezette Gebieden zijn nooit aan het ICJ voorgelegd. Tibet is door China veroverd en gekoloniseerd – maar de Algemene Vergadering heeft hierover nooit het ICJ geraadpleegd.
In de Mensenrechtencommissie, die het kroonjuweel van de VN zou moeten zijn, werd dit jaar opnieuw Sudan als lid gekozen ook al werden in dat land gedurende de afgelopen twee decennia twee miljoen mensen afgeslacht (het is van belang deze zin twee keer langzaam te lezen en daarna even op adem te komen).
Maar liefst een kwart van alle resoluties die de commissie sinds haar oprichting heeft voortgebracht betrof een veroordeling van Israël. Niet een keer kon de commissie tot een resolutie over Iran, China of Zimbabwe besluiten.
Dit jaar bijvoorbeeld brachten de VS bij de Mensenrechtencommissie een resolutie in stemming waarin Sudan werd veroordeeld voor de ‘zware overtredingen van mensenrechten en internationaal humanitair recht in Darfur’.
Wat gebeurde er? De resolutie werd afgewezen. Een voorzichtig voorstel om over de mensenrechtensituatie in Iran te discussiëren kreeg geen meerderheid.
Wel werden vijf veroordelende resoluties over Israël aangenomen.
De veroordeling door het ICJ van de barreire die Israël heeft opgeworpen om terrorisme te stoppen – sinds het hek er staat is het aantal geslaagde zelfmoordaanslagen met 90 procent teruggelopen – kan niet buiten deze context begrepen worden.
En de uitspraak zou te verdedigen zijn wanneer het ICJ zich ook over soortgelijke of ernstigere schendingen van het internationaal recht zou uitlaten.
Dit gebeurt niet omdat de Algemene Vergadering, beheerst door dictaturen, niet om die adviezen vraagt. Dit zijn de verhoudingen in de VN, die verworden zijn tot het Theater van het Absurde.
Het is van belang dit alles te weten om het advies van het ICJ, dat een gepolitiseerde rechtbank is, op waarde te schatten. De Europese landen vertikken het in de regel om het anti-Israël blok in de VN in te dammen. Meestal onthouden de stoere democratieën zich van stemming, wat met name in de Mensenrechtencommissie tot de grofste taferelen van hypocrisie en cynisme leidt.
Na de aanvaarding in de Algemene Vergadering van de adviesresolutie op 8 december 2003 zei de vertegenwoordiger van Israël dat ‘de vergadering voor de zoveelste keer geluisterd had naar de stem van de meest tirannieke, corrupte, achterlijke en terroriserende regimes in de wereld’, aldus de notulen van de VN.
Lafhartig onthield Nederland zich van stemming, net als alle andere ‘beschaafde’ landen (alleen de VS en Australië durfden tegen te stemmen). Wat vroeger gold voor individuen geldt nu voor Israël als geheel: het is de jood onder de naties.
In de Europese media wordt gerept van het morele belang van de uitspraak van het ICJ. Dat is kolder. Een uitspraak die wordt voorgelezen door een vrome zetbaas van de Chinese tirannie is niet meer waard dan het papier waarop deze klucht is geprint.