29 november 2001.
De Palestijnse leider Arafat kan wel, maar wil niet. Hij kan het geweld tegen de Israeli’s stoppen en zijn volk een levensvatbare staat geven.
Maar Arafat wil niet, constateert Dennis Ross. De speciale afgezant voor het Midden-Oosten onder president Clinton spreekt uit ervaring. Meer dan duizend uur zat hij met ‘de stenen muur’ aan tafel.
“Wij hebben 23 december 2000 alle Arabische leiders gebeld om te vragen of ze met de voorstellen van Clinton konden leven over de omvang van de Palestijnse staat en de status van Jeruzalem”, zegt Ross. “Hun antwoord was: oke. Maar Arafat wees het af.”
“Een alomvattend vredesakkoord was binnen handbereik, maar Arafat wilde niet. Waarom niet? Ik denk dat het psychologisch is. Hij is niet in staat een oplossing te bereiken. Arafat blijft leider van een nationale bevrijdingsorganisatie die de bevolking geen natie biedt en niet bevrijdt. De Palestijnen hadden allang een staat kunnen hebben.”
Ross was in Nederland als eregast bij een project om fondsen te werven voor Nederlands-Israelisch onderzoek op medisch en wetenschappelijk gebied. Hij is nu als Midden-Oostenspecialist verbonden aan een denktank in Washington.
Hoewel hij niet in dienst is van Clintons opvolger, vinden zijn adviezen ook de weg naar de regering-Bush.
Als bemiddelaar en afgezant van Clinton kent Ross alle ins en outs van het conflict. Sommige Palestijnen verweten hem partijdigheid wegens zijn joodse achtergrond, maar Ross zelf verwerpt die beschuldiging.
“Ik kwam met het gezag van de VS, van president Clinton die als geen ander zich heeft ingezet voor een oplossing van het conflict. Daar heeft niemand ooit aan getwijfeld.”
Voor zijn opvolger Anthony Zinni en de onderminister van Buitenlandse Zaken, William Burns, die nu in het Midden-Oosten het vredesproces nieuw leven moeten inblazen, heeft hij een welgemeend advies. Beide partijen in het conflict moeten verantwoording afleggen over wat ze concreet doen om een einde aan het geweld te maken. Zinni moet het commitment van beide partijen testen.
Want noch Israeli’s, noch de Palestijnen willen ervan beschuldigd worden spelbreker te zijn.
Onder Clinton kregen zowel de Israeli’s als de Palestijnen te veel ruimte, zegt Ross. “Dan zei Barak (de vorige Israelische premier – red) weer dat er nog wat kleine dingetjes waren. Idem dito bij Arafat. Dat is fnuikend. Je moet in het openbaar zeggen wie de afspraken niet nakomt.”
Sharon wil zeven dagen absolute geweldloosheid, maar Arafat vindt dat Israel zelf het geweld veroorzaakt met liquidaties van Palestijnen die worden verdacht van terrorisme.
Ross: “Arafat heeft de capaciteit om iedereen onder zijn controle te brengen. Het wordt met de dag moeilijker, maar het kan. Dat heeft hij eerder laten zien.”
Na een aanvankelijk terughoudende opstelling van de regering-Bush, zijn de VS weer actief bij het vredesproces betrokken na de aanslagen van 11 september.
De strijd tegen terrorisme staat bovenaan. Terecht vindt Ross.
“Bush is erg duidelijk, en ik zou hem zeer serieus nemen. Staten die terrorisme steunen of terroristen herbergen moeten daarmee stoppen. Dat geldt voor Syrie. Dat geldt voor Saudi-Arabie, waar de meeste kapers vandaan kwamen. Als Egypte nog steeds meldt dat de Mossad verantwoordelijk is voor de aanslagen, dan is dat onverantwoordelijk en onacceptabel.”
Het conflict tussen Israel en de Palestijnen is een onderdeel van een sociaal-politieke situatie in de hele regio die moet veranderen, zegt Ross. Om vrede en democratie te bewerkstelligen, zullen ingrijpende veranderingen nodig zijn.
“Het conflict in het Midden-Oosten dient nu als rechtvaardiging voor terrorisme. Dat moet stoppen. Verder heb je sociaal-economische hervormingsprogramma’s nodig, het probleem van de have-nots dient te worden aangepakt en de van hun bevolking vervreemde Arabische regimes moeten democratiseren. Het zal zwaar zijn, maar het moet gebeuren.”