Ingezonden brief aan het Nieuw Israelitisch Weekblad, 6 april 2001.
Maarten Jan Hijmans stelde in een opniniestuk “dat de Palestijnse Autoriteit zichzelf zou opblazen als zij nu nog een stapje achteruit zou doen” (NIW, 30 maart 2001).
De enige belangrijke stap die Arafat tot nog toe gezet heeft is dat hij toenmalig premier Rabin z.l. in een brief – al van 9 september 1993 – verklaarde dat de PLO voortaan het gebruik van terrorisme en ander geweld zou verwerpen. Arafat stelde zich er verantwoordelijkheid voor dat zijn mensen deze verplichting zouden nakomen. Diegenen die dit niet deden zouden als wetsovertreders gestraft worden.
Wij weten allemaal hoe dit is nageleefd. Leden van Arafat’s eigen lijfwacht organiseerden de meeste recente terroristische aanslagen.
In ruil voor deze belofte bood de vorige premier Barak hem vorig jaar erkenning van een Palestijnse staat aan. Honderdduizend Arabische vluchtelingen zouden zich in het kader van gezinshereniging in Israel kunnen vestigen. Alle vluchtelingen zouden gecompenseerd worden voor hun materiele verliezen. Arafat zou de soevereiniteit over de Tempelberg krijgen, tegen de verwoesting van archeologische resten van Joodse aanwezigheid op de Tempelberg werd al niet opgetreden. Arafat zou verder de gehele Gazastrook, 5% van Israel, 95% van de West Bank en de helft van Jeruzalem overgedragen krijgen. Al deze gebieden zouden ‘etnisch gezuiverd’ worden van Joden.
Dit aanbod was veel ruimer dan welke Arabier of welke Israeli ook verwacht had bij de ondertekening van de Oslo-akkoorden in 1993.
Hijmans moet gewoon de waarheid onder ogen durven zien: er lag een reeel aanbod voor vrede, net als in 1947-1948 en in 1967. Maar helaas kozen de Arabieren wederom voor oorlog.