Artikel in de rubriek ‘Uw mening frank en vrij’ van het Nieuw Israelitisch Weekblad, 14 juli 2000.
Er wordt weinig gepubliceerd over de archeologische ramp die zich momenteel aan het Joodse volk aan het voltrekken is: het vernietigen van omvangrijke historische resten op de Tempelberg in Jeruzalem.
Het werk is nu al enkele maanden bezig. Oorspronkelijk was het aangekondigd door de Islamitische autoriteiten (Wakf) als het bouwen van een nooduitgang voor een moskee in de zogenoemde ‘Stallen van Salomon’, die dateren uit de tijd van Herodes. Inmiddels is er al een gat gegraven van 60 bij 25 meter op de plaats van een kruisvaarders-toegang uit de twaalfde eeuw. Schandalig genoeg worden hiervoor bulldozers en vrachtwagens gebruikt, er is totaal geen archeologische inspectie. Al 6.000 ton materiaal (!) is opgegraven en verwijderd, gestort op vuilnisbelten of in de nabijgelegen Kidron vallei.
Onduidelijk is nog of het waar is dat men feitelijk bezig is met de bouw van een vierde moskee op de Tempelberg.
Publieke aandacht voor wat zich afspeelde werd in het voorjaar aangezwengeld door een aantal studenten archeologie, die het ‘afval’ van de Tempelberg onderzochten.
Zij vonden onder meer keramisch en architectonisch materiaal van de periode van de Eerste Tempel. Nader onderzoek heeft uitgewezen dat het onder meer gaat om bouwmateriaal, potscherven, spijkers en munten. Twee procent is afkomstig uit de periode van de Eerste Tempel, 45% uit de Byzantijnse en vroeg-Islamitische perioden.
Een van de studenten presenteerde het materiaal op de Bar-Ilan universiteit. Als reactie op zijn onthullingen werd hij beschuldigd van diefstal en werd er huiszoeking bij hem verricht.
Nu er meer bekend wordt neemt de verontwaardiging toe. Burgemeester Olmert van Jeruzalem stelt dat het toelaten van de werkzaamheden door de Wakf, zonder toezicht van Israelische archeologen, Israel’s wettelijke en morele claim op de Tempelberg ondermijnt. Hij beschuldigt de Wakf van een bewuste politiek, om Joodse resten te verwijderen zodat Israel geen historische wortels meer kan aantonen.
De directeur van het Israelische Antiquiteiten-Instituut, Amir Drori, spreekt van een “archeologische misdaad”. Procureur-generaal Elyakim Rubinstein noemt het “een trap naar de geschiedenis van het Joodse volk”.
Uiteraard is het gekozen moment niet toevallig. Met het einde van de vredesonderhandelingen in zicht wil de Wakf aantonen dat Islamieten de dienst uitmaken op de Tempelberg en dat Joden er niets te zeggen hebben. Tevens gokt men erop dat de regering Barak nu niet durft in te grijpen.
Een uitspraak van het hoofd van de Wakf, Adnan Husseini, spreekt wat dat betreft ook duidelijke taal: “De Israelische regering heeft geen recht een einde aan de werkzaamheden te eisen. We hebben nooit om toestemming van de bezetting gevraagd.”
Ahmed Tibi, een vertrouweling van Arafat die lid is van de Knesset, waarschuwde dan ook dat maatregelen een oorlogsverklaring aan Islamieten betekenen.
Het zwijgen van de internationale media en instanties is groot. Nog in de jaren zeventig werd Israel beschuldigd van het schenden van Islamitische archeologische vindplaatsen en stopte de UNESCO demonstratief de subsidie aan Israel.
U weet nog wel hoeveel erover te doen is geweest toen Israel in 1996 een tweede toegang tot een ‘Joods’ tunneltje onder de Tempelberg wilde openen, omdat dit de Islamieten stoorde.
Nu is er echter geen ophef, geen onderzoek of rapportage; complete stilte. Het enige geluid is dat van de bulldozers.
In Israel zelf leidde het wel tot een zeldzame eensgezindheid. Op 8 juni 2000 werd door 200 bekende Israeli’s een petitie bij de Israelische regering ingediend om iets te doen. Er werd verzocht om een einde te maken aan de onomkeerbare schade aan antiquiteiten op een van ’s wereld’s belangrijkste archeologische plaatsen. Gesproken wordt van een onaanvaardbare archeologische misdaad, die nergens anders ter wereld zou worden toegelaten. Er werd gevraagd om de wet te handhaven, dat alle opgravingen gedaan worden onder supervisie van het Antiquiteiten Instituut.
De oproep werd ondertekend door 82 Knesset-leden, dus een ruime meerderheid, afkomstig uit bijna alle politieke partijen. Andere ondertekenaars zijn onder meer de voormalig burgemeester van Jeruzalem Teddy Kollek, de schrijvers A.B. Yehoshua en Amos Oz en vele vooraanstaande archeologen.
Ondanks deze oproep en het verzoek van procureur-generaal Elyakim Rubinstein, heeft premier Barak op 28 juni j.l. besloten om geen verdere actie te ondernemen.
Het dagblad Ma’ariv merkte ironisch op dat de ondertekenaars van de petitie zich nu alleen nog tot de Britse Hoge Commissaris (uit de mandaattijd) kunnen wenden.
Toch moet er actie ondernomen worden. Als wij Joden niet meer in onze geschiedenis geloven, wat moet er dan van onze toekomst worden?