Toespraak op het Arza minisymposium, 17 oktober 1999.
Als je in Israel zegt: ‘ik ben een atheist’, loop je de kans om gevraagd te worden: ‘een joodse of een christelijke atheist?’
Het drukt treffend uit waar het om gaat: een kwestie van identiteit in relatie tot religie.
Wat is een Joodse staat? Een staat van het Joodse volk, zoals de Israelische wet zegt? Een joodse en democratische staat, het uitgangspunt van het hooggerechtshof?
Hoe joods, wanneer joods, wat voor soort joods? Wat is de rol van de Torah, God, Joodse wet, Joodse traditie.
Wat is een Joodse staat? En natuurlijk daarachter meteen de vraag: wat is een jood?
De meningsverschillen lopen hoog op. Yossi Sarid, hoofd van de Meretz partij, noemt het al een oorlog, een oorlog over het karakter van het land. Een prominente rabbijn sprak over de Opperrechter als over een vijand van het Jodendom.
In een recente opiniepeiling werd aan Israeli’s gevraagd hoe zij hun identiteit omschreven: 34% zei joods, 35% zei Israeli, 30% zei jood en Israeli. Het geeft aan hoe verdeeld de gevoelens zijn.
Het huidige systeem, waar de religieuze macht in handen is van de twee opperrabbijnen (Askenazisch en Sefardisch), dateert nog uit de Ottomaanse en Britse tijd; de kaliefen, rabbijnen en priesters hadden de wettelijke zeggenschap over religieuze zaken in hun gemeenschappen. Dit systeem is voortgezet in de nieuwe Joodse staat. De opperrabbijnen en hun religieuze gerechtshoven hebben wettelijke zeggenschap over alle joodse burgers in religieuze aangelegenheden.
Het seculiere leiderschap ten tijde van de oprichting van de staat was van mening dat het voortzetten van deze regeling de spanning tussen seculiere en religieuze extremisten tot een minimum zou beperken, in het licht van de grote andere problemen die er waren. Ben Gurion verdedigde het als volgt:
“Ik wist dat hoe groter de coalitie zou zijn hoe kleiner het aantal punten waarop wij het eens konden worden. Ik was bereid ten behoeve van een brede coalitie om mijn programma te beperken tot het meest noodzakelijke en op punten die ik als secundair beschouwde concessies te doen.”
De toen bereikte overeenstemming blijkt zich tot op heden te handhaven. Er zijn wel grote krachten aan het werk geweest die ook wel tot veranderingen hebben geleid: het niet meer vliegen van El-Al op sjabbat, het recente conversie-conflict, de dienstplicht voor jesjiwa-studenten.
Het valt op dat in de laatste verkiezingen er weer meer gestemd is op de religieuze partijen. Vooral de winst van Shas valt op. Het duidt op een groeiende affiniteit met religie.
Baraks eerste publieke optreden was een bezoek aan de klaagmuur – een symbolische stap die zijn politieke mentor Rabin bewust niet gezet heeft. Zo blijven religie en politiek in Israel onvermijdelijk met elkaar verweven.
U bent nu natuurlijk benieuwd de visie van de Likoed te horen over het Joodse karakter van de staat. Echter, helaas, zeker voor u vandaag, de Likoed heeft hierin geen duidelijke mening.
In het partijprogramma, onder het hoofdje Joodse aangelegenheden, gaat het over andere zaken. Zo wordt er benadrukt dat alle Joden in de diaspora Joods onderwijs moeten krijgen. Daartoe moeten Joodse leraren worden uitgezonden. Op zich weer uniek voor Israel dat een politieke partij bewoners van andere landen heel belangrijk vindt. Ook het belang van alijah wordt benadrukt, er wordt een doelstelling genoemd van zeven miljoen Joden in Israel over tien jaar.
Echter, wijzigingen in het Joodse karakter van de staat, en zeker de scheiding tussen synagoge en staat is voor de Likoed geen item in het programma.
Het is gebruikelijk dat de Knessetleden over dergelijke aangelegenheden hun persoonlijke standpunt kunnen volgen. Feitelijk is het ook geen zaak die met wetgeving kan worden opgelost.
Netanyahu heeft als premier gezegd: “Ik geloof niet dat deze kwestie kan worden opgelost door wetgeving. Wat wij nodig hebben is overeenstemming tussen alle religieuze leiders.”
In de regel is het wel zo dat de Likoed knesset-leden, passend voor een liberale partij, voor een liberalisering van de wetgeving stemmen. In Israel gaat het in de politiek echter altijd om allianties en coalities, en dan zijn de religieuze partijen een niet weg te denken factor.
Vandaar dat ik denk dat in 2010 de Israëlische praktijk niet veel zal verschillen van nu.