Artikel van Likoed Nederland in de Midden Oosten Monitor, 19 november 1997.
Op donderdag 13 november heeft op aanvraag van de Palestijnse Autoriteit een speciale zitting van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties plaatsgevonden over de Israëlische bouwactiviteiten op Har Homa, waarbij Israel is veroordeeld is met slechts drie stemmen tegen, te weten van Israel, de Verenigde Staten en Micronesië.
Wederom, net als bij eenzelfde resolutie die op 14 juli is aangenomen, was deze gebaseerd op een erg eenzijdige en onjuiste belichting van de feiten. Zo werd Israel niet eens naar een mening gevraagd en werden de stellingen niet geverifieerd.
Om enkele voorbeelden te noemen:
- De bouw in Har Homa loopt niet vooruit op de onderhandelingen over de finale status tussen Israel en de Palestijnen. Niets in de akkoorden verbiedt huizenbouw voor een van de partijen in de gebieden onder hun controle.
- De huizenbouw in Jeruzalem is niet onevenwichtig in het voordeel van joden. Integendeel, tussen 1967 en 1995 is het aantal woningen voor Arabieren gegroeid met 122%, tegen 113% woningen voor joden.
Zoals gewoonlijk bleven de Palestijnse schendingen van de akkoorden onvermeld: het niet wijzigen van het PLO-handvest, het niet uitleveren van terroristen en het niet in beslag nemen van illegale wapens, om maar enkele te noemen.
De enige werkelijke schending van zowel de letter als de geest van de vredesakkoorden die in dit verband genoemd kan worden is het initiatief om deze zitting bijeen te roepen. In Oslo-2 wordt bepaald: “alleen als partijen onderling niet slagen in de onderhandelingen kunnen ze arbitrage inroepen, mits beide daarmee instemmen” (artikel XXI).
Wat dit eens te meer bewijst is de afschuwelijke anti-Israel stemming van de Verenigde Naties.
Het dieptepunt was natuurlijk de ‘zionisme = racisme’ resolutie uit 1975. Maar er zijn meer ongelooflijke zaken. Zo is Israel de enige van de 185 lidstaten dat geen zitting kan hebben in de Veiligheidsraad. Een ander voorbeeld vormt de resolutie over de tunnelrellen eind vorig jaar, waarbij een brief van Saoedi-Arabië gewoon als tekst werd overgenomen. Zo werd er een (niet-bestaande) link gelegd tussen een archeologische tunnel en een moskee en werden de doden onder de Arabische burgers betreurd (niet die onder de Israelis) en werd niet vermeld dat de Palestijnse leiding zelf opdracht tot de gewelddadigheden had gegeven.
De hoogleraar mensenrechten aan de McGill Universiteit in Canada, Irwin Cotler, zegt daarover in het Nieuw Israëlitisch Weekblad van 12 september 1997:
“In de jaren tachtig ging dertig procent van de beschuldigingen en veroordelingen van de Verenigde Naties over Israel! Tegelijkertijd werden de werkelijke schenders van de mensenrechten, zoals Syrië, China en Irak volledig genegeerd. Voor de 3,5 hectare huizenbouw in Har Homa is de VN twee keer in spoedzitting bijeengekomen. Dat deden zij voor het laatst in 1982 (ook toen was Israel trouwens de aanleiding). In de vijftien jaar daartussen heeft de ene na de andere verschrikkelijke crisis plaatsgevonden, inclusief de oorlog in de Balkan en de volkerenmoord in Rwanda, maar dat was allemaal niet voldoende voor een spoedzitting.”
Dat de Arabische landen in staat zijn om dergelijke resoluties aan te laten nemen is helaas een feit. Onbegrijpelijk is het dat Europa (ook Nederland) vóór dit soort moties stemt:
Als men Har Homa “een onmiddellijke en directe bedreiging voor de vrede en veiligheid van de wereld” noemt, tast men de geloofwaardigheid van de VN aan, te meer omdat tegelijkertijd ernstige schendingen van mensenrechten en genocides genegeerd worden.
Als men dergelijke eenzijdige moties ondersteunt kan men niet tevens de gewenste, ‘onpartijdige’ rol spelen in het vredesproces.
Als huizenbouw (geen schending van ‘Oslo) wel door de VN veroordeeld wordt en de ondermaatse bestrijding van terrorisme niet (het loslaten van het fundament van ‘Oslo’) niet, kan dit alleen maar meer geweld en doden tot gevolg hebben.