Vrede en terreur gaan niet samen
door Moshe Arens, voormalig Likoed Minister van Defensie
Artikel in ‘Het beloofde land’, rosj hasjana 1997.
Met elke volgende terreurdaad wordt er een nieuwe klap toegebracht aan de illusie dat Israëlische concessies de Palestijnse terreur kunnen stoppen. De sinds de ondertekening van de Oslo-akkoorden telkens opnieuw gepleegde terreurdaden zijn een duidelijk teken dat er geen verband is tussen het beleid van de Israëlische regering en de motivatie van Palestijnse terroristen.
Als er al een correlatie is dan is die negatief. Tijdens het bewind van de regering van De Arbeid (die concessies aan de Palestijnse Autoriteit voorstond) was er een hogere frequentie van terreurdaden dan gedurende het eerste jaar van de regering Netanjahoe, die veel terughoudender is met zulke concessies.
Het lijkt erop dat de bouwplannen op Har Homa geen enkel verschil maken, op welke wijze dan ook.
Het doel van de terroristen gaat overduidelijk veel verder dan het tegenhouden van woningbouw in Jeruzalem. Het is het pure bestaan van de Staat Israël dat hun moordzuchtige instinct oproept en dat zelfmoordenaars met bommen de straten en markten van onze steden opstuurt.
De situatie kan alleen maar verslechteren als de overheid de indruk zou wekken, in een poging hen te sussen, dat ze de kracht zouden hebben om de Israëlische politiek te beinvloeden.
Wij zullen erin moeten slagen om effectievere manieren te vinden om het Palestijnse terrorisme te bestrijden, want anders staan we uitsluitend voor de afschuwelijke keuze tussen verdere concessies aan de Palestijnse Autoriteit terwijl het terrorisme doorgaat of geen verdere concessies terwijl het terrorisme doorgaat.
In elk geval zal het duidelijk moeten zijn dat er geen daadwerkelijke vooruitgang in de richting van vrede met de Palestijnen bereikt kan worden terwijl het terrorisme blijft en dat vooruitgang in het vredesproces, in de eerste plaats en bovenal, afhankelijk is van vooruitgang in de bestrijding van Palestijns terrorisme.
Helaas heeft Israël vele jaren ervaring in het bestrijden van terrorisme. Met de ondertekening van de Oslo-akkoorden is deze strijd een nieuwe fase ingegaan: veel van de verantwoordelijkheid werd neergelegd bij Jasser Arafat, diegene die in het verleden aan het hoofd heeft gestaan de Palestijnse terreurcampagne.
“Met een terrorist kan je terroristen bestrijden” werd er gedacht en dat hij, ongehinderd door een Hooggerechtshof en mensenrechten-organisaties die over zijn schouder meekijken, meer succes zou kunnen hebben dan mogelijk was voor de Israëlische veiligheidsdiensten.
Vier jaar van bittere ervaringen hebben aangetoond dat dit niet zo heeft mogen zijn.
Wat het omdat hij het niet wilde of omdat hij er niet toe in staat was? Het lijkt erop dat het een combinatie van beide was en zal zijn. Arafat lijkt te geloven dat af en toe een terroristische aanslag tegen Israël zijn positie versterkt in zijn onderhandelingen met ons.
Tegelijkertijd heeft hij goede redenen om te vrezen voor zijn leven als hij daadwerkelijk de terroristische groeperingen keihard aanpakt.
Het gevolg is een halfslachtige poging die bij lange na niet het resultaat haalt dat verwacht werd door de Israëlische regering en door de Israëlische bevolking.
Er is een essentieel verschil tussen het terrorisme van voorgaande jaren, zoals het neersteken van voorbijgangers op straat of het schieten op passerende voertuigen, en de zelfmoord-bomaanslagen die zo verwoestend zijn geweest in de laatste jaren. In tegenstelling tot die ‘individuele’ moordaanslagen, waarvoor het idee spontaan bij iemand kan zijn ontstaan, vereisen de zelfmoordaanslagen een vrij uitgebreide logistieke infrastructuur ter voorbereiding en ondersteuning. Explosieven moeten worden gemaakt of geimporteerd en op de juiste manier verpakt.
Deze moeten overgedragen worden aan de moordenaars, die gerecruteerd moeten worden, gehersenspoeld en getraind. Mogelijke locaties voor een aanslag moeten worden onderzocht en uitgekozen. In de tussentijd moeten de kandidaten ondergebracht en verzorgd worden. Vervolgens moeten zij onopgemerkt vervoerd worden naar de lokatie.
Dit alles betekent tientallen betrokkenen verspreid over het land en een uitgebreide voorbereidingsperiode. Het is daardoor een vanzelfsprekend doelwit van de informatie-afdelingen van veiligheidsdiensten.
Sinds de tekening van de Oslo-akkoorden is deze taak verdeeld tussen de Israëlische veiligheidsdiensten voor het gebied onder Israëlische zeggenschap en die van de Palestijnse Autoriteit voor de gebieden onder haar controle.
Het is uiterst waarschijnlijk dat de meeste, zo niet alle, voorbereidende activiteiten voor het plegen van zelfmoord-bomaanslagen worden verricht in de gebieden onder Palestijnse controle.
De onwil van de Palestijnse Autoriteit om haar taak uit te voeren en de ineffectiviteit bij de uitvoering daarvan heeft onvermijdelijk rampzalige consequenties. Daarom is er alle reden om zoveel mogelijk druk op Arafat uit te oefenen. Helaas heeft dit in het verleden niet gewerkt en mogelijk zal het ook in de toekomst niet werken.
In dat geval is er geen andere mogelijkheid dan het afsluiten van de gebieden onder zijn controle, zodat het voor diegenen die nieuwe terreuraanslagen voorbereiden moeilijker wordt om bij onze steden te komen.