Artikel in ‘Het Beloofde land’, soekot 1997.
Bron: Israelische ministerie van Buitenlandse zaken.
In het Oslo-2 akkoord staat in artikel 22 dat Israël en de Palestijnse Autoriteit “wederzijds begrip zullen bevorderen en derhalve zullen afzien van vijandige propaganda tegen elkaar en juridische stappen zullen nemen om ophitsing te voorkomen van organisaties of personen onder hun jurisdictie”.
De Palestijnse Autoriteit heeft deze verplichting herbevestigd in het Hebron akkoord.
Helaas valt te constateren dat deze zich hieraan niet houdt, integendeel zelf het verkeerde voorbeeld geeft.
Het Israëlische Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft een rapport gepubliceerd van een honderdtal uitspraken die hiermee in strijd zijn (zie de internetpagina:
http://www.israel-mfa.gov.il)Onderstaand volgt een aantal daarin vermelde uitspraken:
“We hebben niet betaald met het dierbare bloed van duizenden martelaren zodat de Israëlische regering nederzettingen in ons land kon vestigen. We hebben offers gebracht in het verleden en zijn bereid opnieuw offers te brengen om ons land te bevrijden.” (Verklaring van het Palestijnse ‘kabinet’, 16 mei 1997)
“Als Israël doorgaat met het vredesproces te vernietigen blijft er maar één optie voor ons over: oorlog. Er is maar een partij voor nodig om een oorlog te starten.” (Palestijnse ‘minister’ voor Jeruzalem Feisal Hoesseini in de krant Al-Ittihad, 18 mei 1997)
O mijn mooie land. De folteraars hebben u vernietigd en de honden hebben zich in u gevestigd. Met mijn pen en met mijn geweervuur zal ik de kooi breken, de wolven doden en de vlag planten. De honden zullen niet blaffen in de heldhaftige steden.” (Gedicht uitgezonden op de officiële radiozender ‘Stem van Palestina’, 22 mei 1997)
“Hamas is slechts één van de vele patriottistische bewegingen, zelfs zijn militaire vleugel. U moet niet vergeten dat de beweging actief deelnam aan de intifada.” (Jasser Arafat in een interview met de Russische krant Novoya Vremya, 25 mei 1997)
“Israël distribueert voedsel dat kanker veroorzaakt en dat de mannelijke vruchtbaarheid aantast om zo de Palestijnse bevolking te vergiftigen. Wij zijn ervan overtuigd dat het een samenzwering is georganiseerd door het Israëlische leger. Dit is een geplande oorlog, die begonnen is tegen het Palestijnse volk.” (Palestijns ‘staatssecretaris’ voor bevoorrading Abdel Hamid al-Qudsi in een interview met de krant Yediot Aharonot, 25 juni 1997)
“O Allah, vernietig Amerika want zij wordt geregeerd door zionistische joden. … Allah zal namens zijn profeet wraak nemen op de kolonisten. … Vergeef ons, Mohammed, voor de daden van deze zonen van apen en varkens, die uw heiligheid willen schaden.” (De door de Palestijnse Autoriteit aangestelde moefti van Jeruzalem Ikrama Sabri, in zijn wekelijkse preek in de Al-Aksa moskee, uitgezonden door de radio ‘Stem van Palestina’, 11 juli 1997)
“Alle middelen zijn gerechtvaardigd om deze afschuwelijke bezetting uit te roeien.” (het hoofd van Fatah in Bethlehem Kamel Hamid in de krant Al-Hayat Al-Jadeeda, 10 augustus 1997)
“Zij voeren een open oorlog tegen het Palestijnse volk. We moeten hen confronteren, wij moeten hen confronteren in elke betekenis van het woord.” (Jasser Arafat in een toespraak tot de Palestijnse Wetgevende Raad, uitgezonden op televisie, 9 augustus 1997)