Persbericht, 15 mei 1997.
De wet van de Palestijnse Autoriteit, om de doodstraf op te leggen aan Arabieren die grond aan joden verkopen, is een nieuwe schending van de Oslo akkoorden.
In de akkoorden is vastgelegd dat:
- de Palestijnse Autoriteit zich zal houden aan internationaal geaccepteerde normen en principes inzake het respecteren van mensenrechten en rechtsregels;
- de Palestijnse Autoriteit wetgeving die buiten haar jurisdictie gaat zal voorleggen aan Israël;
- vijandige propaganda tegen Israël verboden is.
Deze bepalingen zijn vastgelegd om een atmosfeer te creëren waarin vrede met Israël mogelijk zou zijn.
Uiteraard is het ook een schending van diverse internationale verdragen op het gebied van de mensenrechten, waaronder de Conventie ter Bestrijding van Rassendiscriminatie.
Aangezien het tevens een schending is van de verplichtingen uit het Associatieverdrag met de Europese Unie heeft Likoed Nederland de ministers van Mierlo en Pronk verzocht bij de Palestijnse Autoriteit bezwaar te maken tegen deze wet en middels sancties de onaanvaardbaarheid van deze inhumane en antisemitische wet duidelijk te maken.
Tevens is op 13 mei bekend geworden dat de Palestijnse Autoriteit op geen enkel van de 31 verzoeken van Israël tot uitlevering van terroristen is ingegaan. Zij is hiertoe wel verplicht volgens het Oslo II akkoord (Annex IV, artikel 2, paragrafen 7b en 7f).
Elf van deze gezochte terroristen zijn zelfs opgenomen in de Palestijnse politie.
Beide feiten geven duidelijk aan dat de Palestijnse Autoriteit:
- staatvorming eist doch zich zelf niet wenst te houden aan internationaal geaccepteerde rechtsregels,
- de Oslo akkoorden naast zich neer legt,
- het principe ‘land voor vrede’ verlaten heeft.