Door rabbijn Binyomin Jacobs, voorzitter van het Rabbinaal College van Nederland en verbonden aan het Interprovinciaal Opperrabbinaat.
Artikel in ‘Het beloofde land’, chanoeka 1996.
Een van de meest ingewikkelde en essentiële taken waarvoor ouders zich gesteld zien is: opvoeding. Het aantal boeken en theorieën dat in de loop der eeuwen over dit onderwerp is verschenen is legio. De theorieën zullen ongetwijfeld vaak erg interessant zijn en misschien ook nog wel eens juist, maar de praktijk ligt vaak mijlen weg van de theorie.
Opvoeding is overigens niet alleen een zaak en taak van ouders, maar even zozeer van scholen en van de samenleving in z’n totaliteit. Opvoeding vormt immers die samenleving, opvoeding maakt de maatschappij.
Het Jodendom heeft als opvoedingssysteem de eeuwen weten te trotseren. Het joodse volk heeft ondanks alles weten te overleven, niet alleen als volk, als groep, maar ook als cultuur en G’dsdienst, als leefwijze. En de kinderen van die leefwijze doen het niet slecht.
Natuurlijk zijn er onderlinge spanningen, conflicten met de omgeving, ontsporingen en botsingen in gezinnen, maar toch mogen we constateren dat het traditionele jodendom ‘werkt’.
Chanoeka, het Inwijdingsfeest, heeft alles te maken met opvoeding. Niet alleen betekent chinoeg ‘inwijding’, maar ook ‘opvoeding’. En in feite is inwijding en opvoeding natuurlijk hetzelfde. Het kind wordt immers middels zijn opvoeding ingewijd in een bepaalde denkwereld. De bron van onze joodse opvoedingsliteratuur is de Tora. De vertaling van ‘Tora’ is dan ook: aanwijzing, richtlijn.
“In het begin schiep G’d de hemel en de aarde.” De Tora begint met de letter þ-beet, de tweede letter van het hebreeuwse alef-beet. Logischer was het geweest indien de eerst letter van de Tora een alef zou zijn geweest, de eerste letter. Immers dan zou beter benadrukt worden dat de primaire basis van het leven is: de Tora. De Tora begint echter met de beet, de tweede letter. Kennelijk is de Tora slechts van secundair belang?
Kennis, theorie, de Tora is heel belangrijk, maar er is iets voor;ór, een alef. Die eerste letter leert ons dat er een G’d is, dat er Hogere waarden en normen zijn en dat pas na het hiervan doordrongen te zijn aan de bestudering van de theorie begonnen kan worden.
Als iemand de Tora ziet als een menselijke creatie, kan de lezer gaan selecteren: dit staat mij wel aan, dus aanvaard ik dit. Maar dat ervaar ik als storend en laat ik dus achterwege.
De Grieken en de Hellenisten, joden die meededen met de Griekse cultuur, vonden de Tora een schitterende wetenschap. Slechts één eis hadden ze: het woord G’d moest als het ware uit de Tora verwijderd worden.
De Tora moest gedegradeerd worden tot een wetenschappelijk pedagogisch verhaal met ongetwijfeld vele wijsheden, maar beperkt door het menselijk denken en volledig afhankelijk van de geest des tijds.
Een Joods Geleerde en een Griekse Wijze ontmoetten elkaar. Hoe, zo vroeg de Griek aan de Jood, kan zout dat een beetje is bedorven voor verder bederf worden behoed? Met de placenta van een muilezel, antwoordde de Jood.
Maar een muilezel is toch een kruising van een paard en een ezel, is dus steriel en kan dus toch geen nageboorte hebben, reageerde de Griek. Waarop de Jood aan de Griek vroeg: en kan zout dan wel bederven?
Wat was hun discussie? De Griek zei tegen de Jood: Ik erken dat het conserveringsmiddel van het Joodse volk Tora en Traditie is. Ik begrijp dat zonder Tora en Traditie het joodse volk nooit de eeuwen had kunnen trotseren. Maar waarom niet een beetje water bij de kosjere wijn, een paar concessies, iets minder strikt?
De Jood antwoordde hierop dat het resultaat een muilezel zal zijn. Een perfect beest voor de landbouw, sterk en gezond …. middels openbaar verkondigde concessies krijg je ongetwijfeld een volle sjoel, de meute zal je als zeer tolerant bestempelen …. slechts één probleem: nazaten zullen er niet zijn.
Hoewel, zoals bekend, de joodse wetten in voortdurende beweging zijn en steeds, binnen een bepaald kader, worden gevormd door de situatie van nu, blijven normen en waarden steeds dezelfde.
De techniek van het opvoeden wordt uitgebreid beschreven in de Joodse literatuur. Nieuwe hulpmiddelen zullen steeds welkom zijn en zullen gretig worden gebruikt, maar het doel, de richting zal steeds dezelfde blijven.
Op Chanoeka steken wij de menora aan, ter herinnering aan de herinwijding van de Tempel, nadat een kleine groep (fanatici?) niet zwichtten voor de Hellenistische opvattingen over opvoeding en cultuur. Die opvattingen predikten immers dat ‘het gymnasium, de sportschool, het lichaam’ het centrum van de samenleving moest vormen. Geestelijke waarden en normen werden gevormd door de lichamelijke behoeften.
Van hun grootse en prachtvolle beschaving zijn slechts een paar ruâ¹nes gebleven. Van de joden die de Griekse cultuur overnamen, de hellenisten, is zelfs geen ruâ¹ne gebleven …. Maar dat handjevol (ultra orthodoxe?) Maccabeeërs heeft het voortbestaan van Israël weten te garanderen.
De menora met zijn zeven armen symboliseert de mens met zijn zeven gevoelseigenschappen.
De Coheen, de Hoge priester, moest die menora ontsteken.
Wij worden een volk van priesters genoemd. Allen hebben wij de taak om bij de medemens de vlammetjes te ontsteken. Allen hebben wij de plicht ervoor te zorgen dat het gevoel van de ander en van onszelf met zuivere olie wordt ontstoken. Om olie te verkrijgen uit olijven moet er geperst worden, gezwoegd. Om de gevoelens van de mens, van het kind of van het kind in de mens zuiver en oprecht te krijgen moet er hard worden gewerkt …. maar het resultaat is een vlammetje dat de donkerste tijden uit de menselijke geschiedenis weet te overleven. Het resultaat van een juiste opvoeding is een mens die zich weet te handhaven als mens en het dierlijke in zichzelf weet te onderdrukken of zelfs weet te transformeren van kwaad in goed.
Opvoeden is zeker niet alleen het bijbrengen van kennis, het is veeleer het leren leven als mens in een vaak zo onmenselijke samenleving.