Door Galila Ron-Feder-Amit.
Artikel in ‘Het beloofde land’, chanoeka 1996.
Galila Ron-Feder-Amit is een bekende Israëlische schrijfster van kinderboeken.
Haar recentere boeken zijn voor volwassenen. Zij houdt tevens lezingen op scholen, waar zij sprak met grote groepen kinderen. Het navolgende is daar mede op gebaseerd.
Wanneer twee personen kijken naar dezelfde gebeurtenis kunnen ze tot heel verschillende conclusies komen. Als we alles hetzelfde zagen zouden er geen politieke of sociale discussies zijn.
Dit gegeven wordt gebruikt in literatuur, bioscoop en theater. In tegenstelling tot het dagelijks leven staat bij er literatuur een persoon tussen het verhaal en de lezer, te weten de schrijver. De waarneming van de lezer is indirect, er is gefilterd.
Er zijn veel discussies over de rol van de schrijver en er zijn natuurlijk heel verschillende soorten schrijvers. Ik geloof dat de schrijver iemand is die een foto van de realiteit maakt. Wanneer ik schrijf heb ik geen oplossingen; ik weet niet hoe ik kinderen in nood moet helpen, maar ik weet hoe ik woorden kan gebruiken om hun situatie te schetsen.
Er wordt me zo vaak gevraagd: “Wat bedoelde je te zeggen?”, “Waarom heb je het verhaal geschreven?” en “Waarom eindigt het verhaal zo?”.
Mijn antwoord is altijd dat wat ik wou zeggen in het boek staat. Het einde is zo omdat ik het zo wou hebben; als ik iets anders wou zeggen had het in het boek gestaan.
Net als deze vragen gaan de literatuur-lessen op school; de leraar vraagt wat de schrijver bedoelde. Ik denk dat men beter kan vragen: welke boodschap vind jij in het verhaal. Leerlingen zouden moeten weten dat ze het recht hebben om er elke boodschap uit te halen die ze zelf willen zien.
Twee verschillende leerlingen kunnen twee heel verschillende lessen uit een verhaal trekken. Als dat gebeurt ben ik altijd erg trots, want het betekent dat ik geen eenzijdig, belerend verhaal geschreven heb.
De titel van dit artikel is ‘Opvoeding door literatuur’. Ik bedoel hier mee dat literatuur wel moeten opvoeden maar niet in de zin van een vooropgesteld doel, zoals met opvoeding meestal gebeurt.
Echte opvoeding betekent keuzes leren maken. We moeten een kind alle feiten geven en zelf de keuze laten maken. Het moet niet zo zijn dat de ene keuze beloond wordt en de ander gestraft.
Israëlische kinderboeken
Vroeger, vanaf de oprichting van de staat Israel, werden kinderboeken gebruikt om mee te leren en niet als kunst. Het begon met boeken die door opvoeders werden geschreven in plaats van schrijvers. Historische fictie werd geschreven met het doel om geschiedenis te onderwijzen.
Ik vind dat afschuwelijk, want het haalt kunst en onderwijs door elkaar.
Een ander probleem van de eerste kinderboeken is dat deze vaak oorspronkelijk voor volwassen bedoeld waren, aangezien deze ook vaak heel simpel van verhaal waren met duidelijke ‘goeden’ en ‘slechten’.
Deze categorieën zijn dan ook nog eens aan hun uiterlijk herkenbaar: ‘goeden’ zijn altijd mooi, ‘slechten’ lelijk of ze hebben een gebrek. Dit irriteert me enorm, omdat het een vertekend beeld van de werkelijkheid geeft.
Mijn kinderboeken
Als mijn boeken zo duidelijk waren in wie de goeden en de slechten zijn en dat de slechten hun straf niet ontlopen dan zou er geen enkele echte opvoedkundige waarde van uitgaan.
Ik heb in het begin grote problemen gehad om mijn boeken gepubliceerd te krijgen. Het boek ‘Aan mezelf’, geschreven vanuit het gezichtspunt van een kind uit een gebroken gezin, riep weerstand op. Nu is het mijn meest succesvolle boek; vertaald en verfilmd.
Het ergste is echter dat men geschiedenis wil vervalsen via kinderboeken. Zo schrijf ik in mijn boek ‘Posa’ over een mislukte militaire actie tijdens de onafhankelijkheidsoorlog van de Palmach (elite-eenheid van de Hagana, de socialistische militie). Ik werd benaderd op wiens (politieke) initiatief ik het boek geschreven had, omdat men niet kon geloven dat ik het uit eigen beweging had geschreven.
In een ander boek, over het ontduiken van de Britse zee-blokkade, noemde ik de Etzel en de Lechi (de verzetsbewegingen van Menachem Begin en Abraham Stern). Mijn uitgever zei dat die naam er niet in mocht voorkomen. Ik vroeg hoe dat kon als ik over het verzet schreef. Zijn reactie was dat het verzet er helemaal niet in mocht voorkomen!
Mijn begin als schrijver
Ik schrijf graag over die periode van de ‘Saizon’, het conflict tussen de verschillende ondergrondse joodse verzetsbewegingen van voor de oprichting van de staat Israel.
Het duurde namelijk tot ik vijftien was dat ik hoorde dat er naast de Hagana en de Palmach ook een Etzel en een Lechi bestaan hadden. Ik was er volledig van ondersteboven dat een stuk geschiedenis voor me was weggehouden. Ik voelde me voorgelogen en was in tranen. “Wat voor land is dit?” vroeg ik aan mijn geschokte moeder.
Ik heb mij toen zeer verdiept in die periode, waardoor mijn eerste boeken alleen daarover gingen.
Dat ik naast de Hagana ook over de Etzel en de Lechi schreef werd me niet in dank afgenomen.
Ik werd uitgemaakt voor fascist en een aantal boekwinkels, zoals van sommige kibboets-bewegingen, weigerden mijn boeken te verkopen. Dat was dus allemaal omdat mijn kinderboeken volgens het establishment niet ‘politiek correct’ waren.
Het duurde jaren voordat de boycot verflauwde, omdat mijn succes niet langer genegeerd kon worden.
Mijn controversiële boeken
Dezelfde negatieve reactie krijg ik ook wel eens van rechts. Zo heb ik een boek geschreven over het leven van Abraham Stern, leider van de Lechi, getiteld ‘De rebel’. Ik ben onder de indruk van de man: een gevoelige dichter aan het hoofd van de meest radicale ondergrondse verzetsgroep.
Niettemin is me wel eens de vraag gesteld waarom ik in het boek moest opnemen dat de Lechi banken heeft beroofd. Hoe kan ik dat weglaten? De Lechi beroofde banken. Het hoorde bij het dilemma van die tijd, hoe men aan geld moest komen om het verzet te financieren.
Mijn boek ‘Nadia’ heeft als hoofdpersoon een Arabisch meisje op een joodse kostschool. Dat was een opzienbarend gegeven dat veel emoties opriep.
Vorig jaar wilde de regering in het kader van het ‘Jaar van de Vrede’ een Arabische vertaling laten maken. Zij vond het feit dat het boek over een Arabisch meisje gaat voldoende reden daarvoor, hoewel ik dat niet zag omdat het voor mij gewoon over een meisje uit Galilea gaat.
Uiteindelijk bleek de Arabische uitgever af te haken voor de vertaling omdat ik het gedeelte over een Arabische aanslag, waar de hoofdpersoon mee geconfronteerd wordt, niet wilde weglaten!
Mijn laatste controversiële boek dateert van twee jaar geleden ‘Kinderen van de grens’, over een jongen wiens vriend bij een aanslag door een Arabier vermoord wordt. De jongen kan niet bevatten hoe dit kon gebeuren en hoe hij dit moet verwerken.
In dit boek probeer ik de gedachte waarmee ik dit artikel begonnen ben weer te geven: dat er voor dit soort vragen geen eenvoudige antwoorden zijn. Ik heb er ook geen antwoord op.
Ik hoef er geen antwoord op te hebben, want ik ben een schrijver.