Van de voorzitter.
Artikel in ‘Het beloofde land’, chanoeka 1996.
Op 12 november 1996 heeft premier Netanjahoe verklaard dat hij bereid is om schriftelijk toe te zeggen dat hij alle bepalingen van de Oslo-akkoorden zal uitvoeren, inclusief een verdere terugtrekking van het Israëlische leger. De enige voorwaarde is dat de Palestijnse Autoriteit ook haar kant van de Oslo-akkoorden nakomt.
Het bureau van premier Netanjahoe heeft de volgende lijst van de tien ernstigste schendingen van de zijde van de Palestijnse Autoriteit bekend gemaakt. (Hierbij worden de punten 6 tot en met 10 slechts vrij kort genoemd aangezien die in het vorige nummer van Het Beloofde Land al zijn weergegeven.)
Politiegeweld
In september 1996 werd door PLO politie tijdens rellen geschoten op Israëlische soldaten en burgers, waardoor 15 Israelis de dood vonden. De leiding van de Palestijnse Autoriteit instigeerde de rellen actief en nam geen stappen om de gewapende actie van de politie te stoppen. Dit vormde verreweg de ernstigste schending van de Oslo-akkoorden tot op heden.
De akkoorden vereisen van de PLO-politie dat ze geweld voorkomen en samenwerken met de Israëlische politie en het leger. Het verwerpen van geweld en pressie vormt de basis van de Oslo akkoorden. Door het geweld is een hoeksteen onder de akkoorden weggehaald.
Gewelddadige uitspraken
Volgens de accoorden is het leiderschap van de Palestijnse Autoriteit verplicht om af te zien van het aanzetten tot geweld. Dit is nodig voor het kweken van wederzijds begrip en om terrorisme te bestrijden.
Niettemin heeft voorzitter Arafat herhaaldelijk opgeroepen tot ‘jihad’ (heilige oorlog) tegen Israel en heeft hij prominente terroristen geprezen en aangezet tot geweld:
“Hebben jullie in Hebron soms geen stenen meer om te gooien?”
(tegen klagende inwoners van Hebron op 22 oktober 1996).
“Israel is een monster dat Arabieren met alle mogelijke middelen moeten bestrijden.”
(6 augustus 1996).
“Jullie zullen vechten voor Allah, jullie zullen doden en gedood worden. Palestina is ons land en Jeruzalem is onze hoofdstad.”
(tegen Palestijnse troepen in Gaza op 24 september 1996)
Recruteren van terroristen
De Palestijnse Autoriteit is verplicht om een lijst van alle potentiële politie-mensen voor akkoord aan Israel voor te leggen. Dit is om de mogelijkheid te voorkomen dat leden van terroristische organisaties deel gaan uitmaken van deze politie.
De Palestijnse Autoriteit heeft consequent nagelaten om deze lijsten aan Israel te geven en heeft daardoor politie-mensen aangenomen zonder Israëlische toestemming. Het is herhaaldelijk voorgekomen dat door Israel gezochte terroristen als politieagent door de Palestijnse Autoriteit zijn aangenomen:
Abd al-Majid Doudin, die geholpen heeft met de voorbereiding van de zelfmoord-bomaanslag van 21 augustus 1995 in Jeruzalem, is door een Palestijnse rechtbank schuldig bevonden en veroordeeld tot 12 jaar gevangenisstraf. Daarna is hij echter vrijgelaten en aangenomen door de politie in Jericho.
Rajah en Amr Abu-Sita, om wier uitlevering was verzocht door Israel wegens de moord op Uri Megidish op 8 maart 1993, zijn aangenomen bij de politie in Gaza.
Dergelijke personen vormen een ernstig veiligheids-risico doordat ze nu de beschikking hebben over wapens en levensgevaarlijke informatie.
Teveel politie
Volgens Oslo-B mag de Palestijnse Autoriteit beschikken over 24.000 politie-mensen. Dit aantal is met minimaal 10.000 overschreden, de laatste schattingen spreken over een totaal van 50.000 manschappen.
Buitenlandse betrekkingen
Het is de Palestijnse Autoriteit uitdrukkelijk verboden om buitenlandse betrekkingen te onderhouden. De PLO mag voor de Autoriteit een aantal duidelijk omschreven zaken behandelen, zoals economie en cultuur.
Niettemin heeft de Palestijnse Autoriteit herhaaldelijk diplomatieke betrekkingen onderhouden op bilateraal, multilateraal (Arabische Liga) en internationaal niveau (Verenigde Naties).
Ontwapening
De Palestijnse Autoriteit is verplicht om illegale wapens in beslag te nemen en gewapende groepen te ontbinden.
Er zijn nog tienduizenden wapens illegaal in omloop en de Palestijnse Autoriteit heeft geweigerd om vijf gewapende groepen te ontwapenen, te weten: Hamas, Islamitische Jihad, PFLP, DFLP en Fatah.
(Noot van de redactie: dat hierdoor terreur de kans krijgt blijkt opnieuw uit de aanslag van 12 december j.l., die door de PFLP is opgeëist. Hierbij werden een vrouw en haar 12-jarige zoon gedood.)
Uitleveren terroristen
De Palestijnse Autoriteit is verplicht om verdachte terroristen voor berechting aan Israel uit te leveren. Geen van de negentien van moord of poging tot moord door Israel gezochte personen zijn uitgeleverd.
Hiermee blijft terrorisme onbestraft en daarmee gestimuleerd.
Wijzigen Handvest
Volgens de akkoorden van Oslo dienden de artikelen in het Handvest die oproepen tot de vernietiging van Israel uiterlijk op 7 mei 1996 gewijzigd te zijn.
Op 24 april 1996 besloot de Palestijnse Nationale Vergadering hiervoor een commissie in te stellen die dit binnen zes maanden zou doen. Hiermee werd de termijn al overschreden. De zes maanden zijn inmiddels ook verstreken en er zijn nog geen veranderingen in het Handvest aangebracht.
De PLO laat hiermee blijken dat zij geweld nog niet afzweert noch het bestaansrecht van Israel erkent.
Mensenrechten
Volgens de akkoorden dienen mensenrechten en wetsregels gerespecteerd te worden.
Niettemin is sprake van willekeurige arrestaties, marteling en ontvoering. Er is geen persvrijheid en kritiek op het bestuur is niet toegestaan.
Status Jeruzalem
De officiële kantoren van de Palestijnse Autoriteit mogen alleen gevestigd zijn in gebieden onder haar jurisdictie.
Niettemin maakt de Palestijnse Autoriteit officieel gebruik van het Orient House in Jeruzalem en is een aantal andere kantoren daar gevestigd, zoals het Bureau van Religieuze zaken.
Daarnaast is in strijd met de akkoorden de PLO-politie actief in Jeruzalem.