Door Rodney Sanders uit Israel.
Artikel in ‘Het beloofde land’, soekot 1996.
Van de jaren vijftig tot in de jaren tachtig werd de Israëlische economie gedomineerd door het gecentraliseerde socialistische complex van arbeiderspartij, vakbeweging en overheidsbureaucratie. De Israëlische vakbeweging Histadroet was tot vijftien jaar geleden verreweg de grootste industriële en commerciële macht in het land.
Ze domineerde elk aspect van de economie, was de grootste werkgever en controleerde zelfs de werkgevers-organisatie door haar bezit van de grootste ondernemingen op het gebied van landbouw, gezondheid, commercie, industrie en financiën. Met andere woorden ze was een economie binnen de economie.
Sinds het midden van de jaren zestig verminderde de invloed als gevolg van het verlies van de politieke hegemonie, inefficiëntie, aanwezigheid in verouderde industrieën en toenemende liberalisering. Tegen het einde van de jaren tachtig stond dit systeem duidelijk te wankelen, zodat het in het begin van de jaren negentig zichzelf diende te ontmantelen. De restanten moesten de concurrentie aan kunnen met de vrije markt, die in deze periode aan kracht won.
Ondanks deze voorgeschiedenis en het feit dat er daardoor relatief nog een groot gedeelte van de economie beheerst wordt door de overheid kunnen we nu toch spreken van een economie die lijkt op die van een modern Westers land.
Het Bruto Nationaal Product is ongeveer tachtig miljard dollar. Omgerekend per hoofd van de bevolking is dat $ 15.700, het veelvoudige van haar buurstaten en niet ongunstig vergeleken met de sommige landen van de Europese Gemeenschap (Spanje $ 14.000, Groot Brittannië $ 19.000, Italië $ 20.000).
Dit is helemaal opmerkelijk gezien:
- de vrijwel totale afwezigheid van natuurlijke hulpbronnen (met als enige uitzondering het fosfaat en de mineralen die uit de Dode Zee gewonnen worden),
- de beperkte aanwezigheid van zoet water,
- de vele zware oorlogen en conflicten die Israel heeft moeten doorstaan.
Het laatste heeft nog steeds een negatieve invloed op de economie in de vorm van terroristische aanslagen die buitenlandse toeristen weghouden (niettemin was 1995 een topjaar met ruim 2,5 miljoen buitenlandse toeristen).
De spanning met de arabieren heeft ook een belangrijke economische invloed: in de twintig jaar tot 1987 vormden de Arabieren een belangrijke vorm van (goedkope) arbeidskrachten, volledig geintegreerd in de Israëlische economie.
Zo vormden ze meer dan 90% van de bouwvakkers en speelden ze een belangrijke rol in de landbouw en het toerisme. Nu zijn ze grotendeels vervangen door gastarbeiders, vooral uit Oost-Europa, die nu al 10% van de arbeidskrachten uit maken.
Een ander belangrijk gevolg van de langdurig problematische veiligheidssituatie is de aanwezigheid van een grote defensie-industrie. Daardoor heeft Israel de laatste 25 jaar vooraan gestaan in de ontwikkeling van wapens. De hiervoor ontwikkelde kennis op het gebied van high-tech heeft ervoor gezorgd dat Israel een uiterst hoogwaardige industrie heeft op het gebied van luchtvaart, communicatie, software en beveiliging. Met het afnemen van militaire orders wordt het belang van civiele orders steeds groter.
De software-industrie groeit snel, naar schatting ontstonden er alleen al in 1995 vijfhonderd nieuwe ondernemingen in deze sector. Een ander succesverhaal is dat van de elektronica; de export steeg met 13,5% tot $ 4,3 miljard, waardoor deze nu 26% van de industriële export uitmaakt.
Ondanks de problemen van geopolitieke aard, met daarmee ook de geisoleerdheid van de economie van de buurstaten, heeft de Israëlische economie laten zien dat ze ongelofelijk veerkrachtig is. Zo kwamen er van 1990 tot en met 1992 400.000 Russische en 25.000 Ethiopische immigranten het land binnen. Deze werden gevoed, gehuisvest, onderwezen in iwriet en geïntegreerd in de samenleving en economie.
De landbouw blijft een opmerkelijk succesverhaal: ondanks dat het land water-arm is en grotendeels rotsachtig of woestijn is het per saldo een voedsel exporteur.
Israel heeft een vèr ontwikkelde, niet vervuilende high-tech industrie en een goed ontwikkelde financiële dienstensector. Dit alles ondanks economische boycot, handelsbeperkingen en diplomatiek isolement.
Israel heeft een vrijhandels-verdrag met de Verenigde Staten en Canada en is geassocieerd aan de Europese Gemeenschap.
Plannen nieuwe regering
Momenteel wordt uitgezien naar de economische plannen van de nieuwe regering. Het is bekend dat een jong drietal: premier Netanjahoe (Harvard architect, doch ook ervaring als verkoopleider), minister van Financiën Dan Meridor (jurist) en president van de Centrale Bank Jacob Frenkel (voormalig hoofd-econoom van de G-7 groep) eensgezind grote plannen hebben tot hervorming. Frenkel was al bekend om zijn ten opzichte van zijn voorgangers zeldzame vasthoudendheid en wordt nu door de regering in zijn beleid gesteund.
In de afgelopen jaren hebben er al verscheidene liberaliseringen plaats gevonden, met name op het gebied van investeringen, valuta-handel en import-heffingen. De overheids-invloed is al afgenomen doch toch nog overal goed voelbaar.
De voorgaande ministers van Financiën waren vooral gericht op een snelle groei. De nieuwe regering wil een grote structurele verandering in de economie bewerkstelligen, met name door grootschalige privatisering.
Onder de vorige regering bleef de privatisering ver achter bij de planning, zo is in 1996 pas voor 300 miljoen sjekel aan overheids-bezittingen verkocht, 10% van de planning.
De nieuwe regering heeft het plan om alleen in 1997 al voor 6 miljard sjekel te privatiseren. Het is de bedoeling dat de Knesset nog dit jaar haar goedkeuring hieraan hecht.
Op de lijst van te privatiseren organisaties staan de ZIM scheepvaart maatschappij, Bezeq telefoon-maatschappij, Mekorot watervoorziening maatschappij, Israel Chemicals, de electriciteits maatschappij, de Israëlische vliegtuig industrie en het onderzoeks-instituut van het Ministerie van Defensie.
Daarnaast staan drie van de grootste banken op de lijst: Leumi, Hapoaliem en Discount. De verkoop van de banken is al vaker geprobeerd en steeds mislukt (Hapoaliem nog afgelopen augustus).
Vandaar dat Netanjahoe al heeft aangekondigd dat organisaties waar veel verzet te verwachten is, zoals bij de electriciteits maatschappij, later aan de beurt komen.
In het algemeen komen de kleinere bedrijven het eerst aan de beurt. De banken staan nu voor 1998 gepland. Voor nog later staan de post, de havendiensten en de spoorwegen gepland.
Verkoop zal plaats vinden door onderhandse verkoop aan beleggers of door introductie van de aandelen op de effectenbeurs.
De actuele economie
De groei van het bruto nationaal product was 1995 het hoogste in 22 jaar: 7,1%. Vergeleken met andere Westerse landen is dit ongekend hoog (bijvoorbeeld de Verenigde Staten 2,9% en Italië 3,1%). Omgerekend per hoofd van de bevolking was de groei 4,6%. De werkloosheid was heel redelijk te noemen met 6,3% (Verenigde Staten 5,6%, Italië 11,3%).
De investeringen lagen op een hoog peil. Buitenlandse multinationals als Nestle, Colgate, Volvo en Unilever sloten samenwerkingsverbanden met Israëlische bedrijven. Intel bouwde een tweede fabriek in Israel voor de fabricage van computerchips in Kiriat Gat ter waarde van $ 1600 miljoen. Het Europese maandblad ‘Euromoney’ riep Israel uit als meest veelbelovende opkomende economie voor beleggers.
De particuliere sector groeide opnieuw het snelst, waarbij woningbouw extra opviel. Een tegenvaller was de verminderde groei van de export. Zorgwekkend was de snelle groei van de particuliere consumptie, wat leidde tot hogere importen en een inflatie van 8,1% (Italië bijvoorbeeld 5,8%). Ook de overheid gaf 4% meer uit terwijl de belasting-ontvangsten lager waren dan begroot.
Het resultaat is een snelle toename van schulden, zowel van de overheid, particulieren en bedrijfsleven en een toenemend tekort op de overheids- en betalingsbalans Hierdoor moest veel geleend worden wat tot hogere rente leidde. Dit is het soort vicieuze cirkel dat de economie van Mexico deed instorten en dat de ‘opkomende economieën’ een slechte naam gaf. Gelukkig is het in Israel nog niet zo ver, doch ingrepen zijn duidelijk noodzakelijk.
Zo werd in maart de Israëlische sjekel gedevalueerd.
Helaas werd de oplopende inflatie te weinig bestreden in dit verkiezingsjaar; de regering was te bang dat het ten koste zou gaan van de economische groei. De gedachten gaan terug naar 1985, toen de economie soortgelijke problemen doormaakte, hetgeen leidde tot het Economische Stabilisatie Plan, waar eveneens devaluatie, grote bezuinigingen door de overheid, loonmatiging en hoge rente-tarieven deel van uitmaakten.
Hierdoor is duidelijk de groei van kleine en middelgrote ondernemingen (tot 100 werknemers) gestimuleerd. Zo verdubbelde de werkgelegenheid in deze sector ruim, terwijl die van grotere ondernemingen iets afnam. De dynamiek van de economie, toch al groot door een hoog kennisniveau en de vele immigranten, is hierdoor verder toegenomen.