Door jhr. W.H. de Savornin Lohman, luitenant-generaal b.d.
Artikel in ‘Het beloofde land’, chanoeka 1995.
Het is met een zekere schroom dat ik een stuk schrijf over Israel waarmee veel lezers van dit blad een bijzondere band hebben. Toch doe ik het heel graag want ik houd van het land en het boeit me in hoge mate. Israel is trouwens voor veel mensen een uitermate fascinerend land, een moderne, ‘Westerse’ democratie omringd door min of meer dictatoriaal geregeerde Arabische staten, die onder andere in financieel-economisch en sociaal opzicht ver achter lopen bij Israel.
Het is een land waar de invloed van de godsdienst zich overal doet voelen, zodat van een scheiding van kerk en staat, zoals wij die in Nederland kennen, niet kan worden gesproken. In Israel word je dagelijks geconfronteerd met het feit dat vrijheid en veiligheid niet zo vanzelfsprekend zijn als wij geneigd zijn te denken. Kortom; wie genteresseerd is in religieuze en/of militaire aangelegenheden is op ‘Het Beloofde land’ eigenlijk nooit uitgekeken.
En dat brengt me dan op de zowel door Syrië als Israel zo fel begeerde Golan hoogvlakte. Het is een zwart-bazalt, bergachtig, vulkanisch gebied gelegen ten oosten van het Meer van Tiberias en van Noordoost Israel en is zo’n 70 kilometer lang en circa 24 kilometer breed, met een totale oppervlakte van ca 1700 vierkante kilometer. Op de Golan wonen rond de 12.000 joden in ruim dertig nederzettingen en verder ongeveer 15.000 druzen. De Golan is voor Israel van buitengewoon groot belang, enerzijds omdat het Meer van Tiberias pal west van het zuidelijk deel van de Golan, Israels voornaamste waterreservoir is en anderzijds omdat de hoogvlakte militair-strategisch een sleutelpositie inneemt.
Als er sprake is van een strategisch gebied doet zich onmiddellijk de vraag voor: aan wie behoort dat gebied eigenlijk toe?
In een historisch artikel in het ‘Israel Magazine’ wordt een ter zake interessante uiteenzetting gegeven. Het betoogt dat onder andere dat Groot Brittannië en Frankrijk na de Eerste Wereldoorlog het Midden-Oosten verdeelden “als speelde men een reusachtig monopolie, waarbij de Golan hoogvlakte als wisselgeld fungeerde.”
De schrijver brengt in herinnering dat in de twintiger jaren en later de toekomstige grenzen van de beloofde joodse staat in Palestina nog verschillende malen onderwerp van discussie zijn geweest, maar dat de grens tussen Syrië en Palestina bleef zoals die eerder was overeengekomen.
En dan volgt de even veelzeggende als wrange constatering dat, toen Syrië in 1941 onafhankelijk werd, het land de strategische Golan hoogvlakte van de Franse mandataris erfde.
Dat monopoliespel tussen beide Europese grootmachten heeft voor de staat Israel intussen grote gevolgen gehad. Israel heeft, zoals hierna nog ter sprake komt, tussen 1948 (de totstandkoming van Israel) en de Zesdaagse oorlog van juni 1967 veel te lijden gehad van het feit dat Syrië de Golan hoogte bezat.
Terug naar de betekenis van de Golan hoogvlakte voor zowel Israels veiligheid als voor zijn watervoorziening. Om met dit laatste te beginnen: Israel is afhankelijk van drie bronnen:
- ten eerste de ondergrondse watervoorraden in de heuvels van Judea en Samaria;
- ten tweede de watervoorraden (grondwater) in de kuststrook en
- tenslotte het water uit het Meer van Tiberias dat gevoed wordt door de rivier de Jordaan, die op haar beurt weer gevoed wordt door twee zijrivieren, de Banjas en de Jarmoek. Deze beide rivieren ontspringen op Syrisch grondgebied.
En daar doet zich al direct een levensgroot probleem voor als een vredesregeling met Syrië aan de orde is. Israel is namelijk voor niet minder dan 40% afhankelijk van water uit het Meer van Tiberias en dus van de Banjas en de Jarmoek.
Zou Israel afstand doen van de Golan dan wordt het wat zijn watervoorziening betreft afhankelijk van Syrië, met alle risico’s vandien!
En dan nu het één en ander over de militair-strategische betekenis van de Golan hoogvlakte. Deze valt eigenlijk al af te leiden uit constateringen die je in alle mogelijke geschriften tegenkomt.
Enkele citaten uit verschillende bronnen:
“De Golanhoogte of Ramat Hagolan, vanwaar voor 1967 de Syrische troepen de vredige joodse velden en boomgaarden in de Jordaanvlakte en de oostelijke oever van het Meer van Tiberias bedreigden, is nu onder Israëlisch beheer.”
“De Golanhoogte ziet uit over Noord-Israel en het Meer van Tiberias. In de jaren voor 1967 placht het Syrische leger van hieruit de Israëlische steden en dorpen, boeren en vissers met artillerie te beschieten.”
“In de periode 1948-1967 werd de Golan door Syrië gebruikt als een reusachtige artillerie-stelling voor beschietingen op Israëlische nederzettingen in Galilea.
Tijdens de Zesdaagse Oorlog van 1967 viel de hoogvlakte in Israëlische handen. Ruim zes jaar daarna, tijdens de Jom Kippoer Oorlog slaagde een handjevol Israëlische soldaten erin de Syrische opmars te stoppen.
Israel won de oorlog, maar militaire deskundigen zijn het erover eens dat het omgekeerde het geval zou zijn geweest als Israel de hoogvlakte niet in bezit zou hebben gehad.”
Commentaar overbodig!
Maar er is meer. Zo wordt er telkens weer op gewezen, dat de controle over de Golan hoogte en met name het bezit van de toppen van de berg Hermon (2814 meter) betekent dat Israel uitzicht heeft op de strategische weg Damascus – Koeneitra – Akko. Verder houdt Israel vanaf de berg Hermon de, onder Syrisch toezicht staande, Beka-vallei in de gaten.
Over de situatie op de Golan van dit moment het volgende. In mei 1974 kwamen Israel en Syrië, vooral door toedoen van de toenmalige Amerikaanse minister van buitenlandse zaken Henri Kissinger, tot een troepenscheidingsaccoord. Krachtens deze overeenkomst bevinden zich thans op de Golan hoogvlakte ruim 1000 Poolse, Canadese en Finse militairen van de UNDOF (United Nations Disengagement Observer Forces).
Hun commandant is de Nederlandse generaal-majoor J. Kosters, die in VN-verband al eerder, onder andere bij UNIFIL in Libanon in 1983, werkzaam is geweest.
Deze UNDOF-militairen hebben tot taak de rust in het gebied te handhaven en daarin zijn ze tot nu toe goed geslaagd. Partijen houden zich namelijk heel behoorlijk aan de overeenkomst en incidenten doen zich nauwelijks voor. De UNDOF-militairen verblijven meestal een jaar in het Golan-gebied om daarna te worden afgelost.
Teneinde zo gunstig mogelijke voorwaarden te scheppen voor het handhaven van de rust in het gebied, respectievelijk om partijen uit elkaar te houden, is het Golan gebied door een smalle strook niemandsland verdeeld in twee zones. Die strook niemandsland, waarin de stad Koeneitra ligt, is van noord naar zuid ongeveer zeventig kilometer lang; van west naar oost varieert de breedte van circa 300 meter (!) tot 14 kilometer.
Aan dit niemandsland wordt bij voortduring door UNDOF-troepen door middel van controleposten en patrouilles bewaakt. De zones aan weerszijden van de gedemilitariseerde strook zijn ongeveer 25 kilometer breed. In de westelijke zone bevinden zich Israëlische troepen en materieel, in de oostelijke opereren Syrische militairen.
In beide zones zijn slechts beperkte hoeveelheden militairen en materieel toegestaan: hoe dichter bij het niemandsland hoe minder. De controle op een en ander wordt periodiek verricht door UNDOF-personeel. Overtredingen worden door generaal Kosters gerapporteerd aan de Verenigde Naties in New York.
Hoewel al eerder werd geconstateerd dat partijen zich behoorlijk aan de afspraken houden, betekent dit allerminst dat de zone dus wel kan worden opgeheven. Integendeel, de buffer werkt stabiliserend tussen twee scherp tegenover elkaar staande partijen. Kortom, zolang er geen solide vredesregeling tot stand is gekomen, blijft de bufferzone nodig!
Uit het vorenstaande blijkt dat de totstandkoming van een vredesregeling tussen Israel en Syrië een bijzonder ingewikkelde zaak is. Dat zou het al zijn als beide partijen oprecht naar vrede zouden streven. Het is zeker zo nu de praktijk laat zien dat Syrië het op kritieke momenten telkens weer laat afweten dan wel het doet voorkomen of het met een vredesregeling niet zo’n haast heeft.
Vice-president Khaddam heeft over vrede slechts gezegd dat: “het volstrekt duidelijk is wat wij willen: een terugtrekking van de Israëlische troepen achter de bestandslijn van 4 juni 1967. Als de laatste Israëlische soldaat bezet gebied verlaat, zullen we beginnen te praten over normalisering (van de betrekkingen).”
Ook Syrië is gebaat bij vrede: de economie staat er slecht voor, de steun van de Sovjet Unie is weggevallen, er is een zekere dreiging van de kant van Irak en in militair opzicht heeft Israel een kwalitatief overwicht. Factoren van invloed zijn verder het feit dat de gezondheid van Assad veel te wensen overlaat, dat er beweging zit in het vredesoverleg tussen Israel en de Palestijnen en het feit dat de relatie tussen Israel en Jordanië toch wel een heel andere is dan nog maar een paar jaar geleden.
Kortom, je kunt je afvragen hoe lang Syrië het been wel zo stijf zal kunnen blijven houden, als het echt erop aan komt.
Israel verkeert overigens, als er over vrede onderhandeld moet worden, als democratisch land in een nadelige positie ten opzichte van het dictatoriaal geregeerde Syrië, waar president Hafiz al Assad uitmaakt welke standpunten met betrekking tot een vredesregeling wel of niet in de publiciteit mogen komen en wat er uiteindelijk moet gebeuren.
Syrië staat overigens juridisch, respectievelijk volkenrechtelijk ijzersterk.
Dit omdat de Golan hoogvlakte Syrisch gebied was toen het in 1967 door Israel werd veroverd. Syrië kan de Golan met andere woorden als zijn ‘eigendom’ claimen.
Dat Syrië het gebied in handen kreeg als gevolg van koehandel tussen Groot-Brittannië en Frankrijk moge de zaak voor Israel extra wrang maken, het is nu eenmaal niet anders. Syrië wil dan ook alleen aan de totstandkoming van een solide en duurzame vredesregeling meewerken als het de Golan hoogvlakte onvoorwaardelijk en in zijn geheel terugkrijgt.
Israel is tot teruggave in beginsel, zij het node, wel bereid, maar dan uitsluitend onder de stringente voorwaarde dat zowel zijn militaire veiligheid als zijn watervoorziening via het meer van Tiberias ook op termijn verzekerd zijn. En de vraag welke bepalingen in een vredesregeling moeten worden getroffen om een en ander te garanderen houdt natuurlijk velen bezig.
Ervan uitgaande dat een teruggave van de Golan hoogvlakte aan Syrië onontkoombaar is om tot een ‘houdbare’ vredesregeling te komen, zijn velen van mening dat dat alleen mag gebeuren als aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
- demilitarisering van de Golan hoogvlakte;
- opstelling van ‘early warning stations’, posten dus die het mogelijk maken het terrein met elektronische middelen in de gaten te houden en te zien wat er gebeurt (bijvoorbeeld troepenconcentraties);
- instelling van zones waarin slechts beperkte bewapening is toegestaan en waarbij sprake is van asymmetrie in die zin dat de zones aan Syrische zijde breder zijn (zelfs tot aan Damascus toe!) dan die bemand door Israeli’s;
- stationering van een internationale troepenmacht die moet toezien op de handhaving van de vredesregeling; de Amerikanen zouden daaraan een belangrijke bijdrage moeten leveren en er
ook het bevel over moeten voeren.
Deze en dergelijke regelingen respectievelijk varianten daarop moeten voldoende garantie geven dat verrassings-aanvallen, beschietingen en dergelijke tot de feitelijke onmogelijkheden behoren. Ze moeten Israel voldoende tijd en ruimte verschaffen om in geval van dreiging de noodzakelijke tegenmaatregelen te treffen.
Tot goed begrip van zaken: vermelde punten geven slechts een indruk van het complexe geheel van regelingen die moeten worden overeengekomen om tot een voor Israel aanvaardbaar vredes-accoord te geraken.
Ik maak in dit verband tenslotte nog melding van enkele moeilijke kwesties en begin dan met een probleem dat misschien wel de hoogste prioriteit moet hebben:
Hoe kan worden gegarandeerd dat het meer van Tiberias ‘onaantastbaar’ is of dat de bronrivieren niet worden afgedamd of omgeleid? Ander punt: terugtrekking van Syrische troepen uit Libanon en met name uit de Beka-vallei moet op de een of andere wijze worden verzekerd. Hoe moet het verder met de Israëlische nederzettingen op de Golan hoogte? En dan de kwestie van buitenlandse troepen, bij voorkeur Amerikanen, die op de handhaving van een vredes-accoord zouden moeten toezien. Dat lijkt op het eerste gezicht een aangelegenheid die betrekkelijk gemakkelijk te regelen is. Ik kan daar nu niet verder op ingaan, maar constateer slechts dat uit studies ter zake wel duidelijk blijkt dat er aan die optie heel wat haken en ogen zitten.
De verleiding is groot om verder te filosoferen over de Golan hoogvlakte waarover, zoals ik ergens las, ‘al duizenden jaren strijd wordt gevoerd’. Zoals eerder gereleveerd, kreeg Israel het gebied na de Zesdaagse Oorlog in handen. In 1973 slaagden de Syriërs erin ongeveer de helft van de Golan terug te veroveren, maar Israel ‘kwam terug’ en wist het gebied, plus een stuk ten oosten van Koeneitra weer in bezit te krijgen. Bij het troepenscheidingsaccoord van 1974 met Syrië stond Israel het gebied rond Koeneitra en een deel van de Golan weer af; er kwam een bufferzone met V.N.-militairen. In 1981 werd de Golan hoogte door de regering Begin geannexeerd; een annexatie waarmee een grote meerderheid van de Knesset instemde. En nu weer wordt er naarstig gestreefd naar een vredesregeling.
Soms denk je: “Is het niet om moedeloos van te worden?”
Als antwoord op zo’n vraag zijn bekende woorden van Prins Willem van Oranje, de Vader des Vaderlands, toepasselijk: “Nulle n’est besoin d’espérer pour entreprendre, ni de réussir pour persévérer.”
(Men behoeft geen hoop te koesteren om iets te ondernemen, noch succes te hebben om toch door te zetten)!