Door rabbijn H. Groenewoudt. Artikel in ‘Het beloofde land’, chanoeka 1995.
Chanoeka is het feest van de lichtjes. Acht dagen lang steken wij de kaarsjes aan. Als het donker is. De kaarsen hebben nut: zij verlichten de omgeving. Maar wij willen dat licht niet nuttig gebruiken. ‘Kodesj heem’, zij zijn heilig, die lichtjes. Daarom plaatsen wij een extra licht, de sjammasj.
Licht is het symbool van Chanoeka. Maar we gebruiken het niet. Wat kunnen wij daaruit leren?
Laten wij bij het begin beginnen. Antiochus III (223-182 jaar voor het begin van onze jaartelling), de koning van Griekenland had door een oorlog tegen het Egypte van Ptolemeus het recht op annexatie van het land Israel gewonnen.
Er dreigde een splitsing in het volk. Er waren er die de traditionele joodse levenswijze vasthielden en daarvoor vochten. Maar er waren er steeds meer die zich maar al te graag lieten beïnvloeden door de Griekse manier van leven.
Toen Antiochus IV aan de macht kwam (door historici uit de periode omschreven als ‘de gek’) wilde hij de eenheid in zijn rijk bewerkstelligen door één religie af te dwingen. En dus betekende dat voor het joodse volk dat al snel na de machtsovername verschillende wetten tegen het jodendom werden ingevoerd.
Allereerst werd Jochanan, de hogepriester, uit zijn positie ontheven en maakten de Grieken Jehosjoe’a, zijn broer, tot hogepriester. Deze Jehosjoe’a noemde zichzelf echter liever Jason.
Een Griekse naam. Hij misbruikte zijn positie om het hellenisme te propageren. Maar Jason kon niet genoeg geld uit het Heiligdom overhevelen naar de Griekse kas en werd vervangen door Menelaus. Jochanan, die protesteerde tegen de gang van zaken, werd vermoord.
In Jeruzalem werd er verteld dat Antiochus dood zou zijn en het volk kwam in opstand tegen Menelaus. Toen Antiochus hoorde wat er in Jeruzalem gebeurd was, viel hij met zijn leger de joodse stad aan. Duizenden joden werden gedood. En daarop volgend kwam een hele reeks beslissingen die tot doel had het de joden moeilijk te maken:
- de briet mila (besnijdenis) werd verboden,
- het openlijk houden van sjabbat werd met de doodstraf bestraft,
- het vaststellen van de kalender door het Sanhedrin werd stil gelegd,
- Sifre Tora (Tora-rollen) werden in beslag genomen en sommige verbrand,
- kasjroet werd verboden (geen kasjer eten meer).
De Griekse legers gingen het hele land door op zoek naar joden om hen te dwingen te buigen voor hun afgoden: wie weigerde werd gedood.
Ook in Modie’ien, de woonplaats van Mattitjahoe kwamen de Grieken. De officier maakte een altaar en dwong Mattitjahoe daarop te offeren, wat hij weigerde. Toen de officier zelf wilde offeren, doodde Mattitjahoe hem. Alle zonen en vrienden van Mattitjahoe hielpen om de daar aanwezige soldaten te overmeesteren en te verjagen, wat lukte. Maar uit angst voor een wraakactie verlieten zij Modie’ien en verborgen zich, zoals zovelen, in de heuvels van Juda. Van daaruit organiseerden zij het verzet.
Een zoon van Mattitjahoe (zie hierover de Megillat Jevaniet), Jochanan, was naar Jeruzalem getrokken en vroeg toestemming aan bij de leider van de Grieken, Nikanor, te komen.
Jochanan wist hem listig om te brengen. Antiochus stelde toen een nieuwe leider aan over het land: Bagries, een zeer grote wreedaard. Van hem wordt verteld dat hij een ouder echtpaar dat tegen de Griekse wet in, toch hun kindje had laten opnemen in het verbond van het joodse volk, door middel van de briet mila, op liet hangen.
Na een lange periode van onderdrukking volgde de bijzondere oorlog van de zonen van Mattitjahoe tegen de Grieken. Veertigduizend Griekse soldaten moesten het afleggen tegen de kleine groep joden. Weliswaar werden twee zonen van Mattitjahoe gedood, maar de vreugde over de overwinning was groot. En zo ook de dankbaarheid aan G’d die dit wonder had volbracht.
Nu konden de Maccabeeën de Tempel herinwijden. Alle afgodsbeelden werden verwijderd en op de 25e dag van de maand kislew in het joodse jaar 3622 (139 voor) werd de tempel weer in gebruik genomen. Toen men de Menora weer wilde aansteken was er niet genoeg olie. En dat is het moment van het bekende wonder met het éne kruikje wat nog verzegeld was door de vroegere hogepriester, Jochanan, maar daar zat niet meer olie in dan voor één dag. Zij hadden echter tijd nodig om nieuwe olie te maken en het ene kruikje werd op wonderbaarlijke wijze gevuld teruggevonden. Pas na acht dagen was er nieuwe olie. En daarom hebben wij acht dagen Chanoeka.
Vele joodse geleerden hebben een antwoord gegeven op de volgende vraag: acht dagen brandde de olie, tot er nieuwe olie was gemaakt.
Maar dan was het eigenlijke wonder maar zeven dagen, want voor de eerste dag zat er voldoende olie in het kruikje. Waarom is Chanoeka dan acht dagen?
De getallen zeven en acht zijn belangrijk binnen de wereld van de joodse symboliek. De zevende dag is de sjabbat. De zevende maand tisjrie, vol met feestdagen, zeven om precies te zijn. Zeven jaar in een sjemitta cyclus en zeven maal zeven in een joweel. De omertijd heeft 49 dagen. Enzovoort.
Ook het getal acht komt voor: de achtste dag is de briet mila. Acht dagen tussen Rosj Hasjana en Jom Kippoer. Acht dagen Soekot en acht dagen Chanoeka.
Over het algemeen wordt uitgelegd dat zeven te maken heeft met het ultieme in de natuur: het volmaakte, het hoogste dat er te bereiken valt in deze wereld. Terwijl acht juist staat voor het stapje hoger: het bovennatuurlijke.