Door drs. B. Geiman-Halff, historica wonend in Israel.
Artikel in ‘Het beloofde land’, chanoeka 1995.
De algemeen betreurde moord op premier Jitschak Rabin wordt door het regerende linkse blok aangegrepen om de oppositie het zwijgen op te leggen, onder het voorwendsel dat de gehele rechter vleugel er verantwoordelijk voor is.
Naast het nationaal-religieuze blok moet ook de grootste oppositiepartij, de Likoed, het ontgelden. Oppositieleider Benjamin Netanjahoe wordt verweten dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan opruiing van publiek tijdens demonstraties tegen de regering. Hem wordt tevens verweten dat hij niets heeft ondernomen toen tijdens één van de betogingen waar hij het woord voerde het beruchte portret van Rabin als SS-officier omhoog werd gehouden. Een absurd verwijt: tijdens de betreffende demonstratie stonden de politici hoog boven het publiek op een hel verlicht podium. Vandaar was het onmogelijk goed te zien wat daar beneden in het duister van de avond gebeurde. Bovendien is het de taak van de politie om subversieve elementen uit het publiek te vissen.
Het verwijt krijgt trouwens een navrante bijsmaak nu blijkt dat het bewuste portret omhoog werd gehouden door de organisatie Eyal. De leider daarvan, Avishai Raviv, werkte voor de geheime dienst als agent-provocateur, onder andere met als taak jongeren aan te zetten tot zeer extreme uitlatingen en handelingen, ten einde de oppositie te delegitimeren.
Videobeelden van demonstraties tonen aan dat het juist Netanjahoe was die de menigte tot kalmte maande. Ik was er persoonlijk bij toen hij op kreten uit het publiek “Rabin is een verrader”, reageerde met: “Neen, Premier Rabin vergist zich, maar is geen verrader.”
Zelfs de veel fellere Ariel Sharon, Knesset-lid voor de Likoed, onthield zich altijd zorgvuldig van iedere opmerking of daad die uitgelegd kan worden als opruiing. Het was mijns inziens duidelijk dat het voorzichtige optreden van de politici van Likoed geen toeval was, maar het gevolg van een bewuste strategie.
Om dit te kunnen begrijpen moeten wij teruggaan naar de beginjaren van deze eeuw, toen socialistische zionisten zich in Erets Jisrael vestigden om er een ideale samenleving te stichten op basis van het gelijkheidsideaal. Door middel van werkzaamheid aan de basis, in de landbouw moest een nieuwe jood gecreëerd worden, die in de plaats moest komen van de Galoet (verspreiding) jood, die gedwongen door het antisemitisme genoegen had moeten nemen met secundaire beroepen, zoals in de handel.
“Geen zionisme zonder socialisme; geen socialisme zonder zionisme” zo luidde hun devies. Bij deze socialistische zionisten lag de nadruk aanvankelijk meer op het stichten van een ideale samenleving dan het oprichten van een onafhankelijke joodse staat.
De socialisten zagen met lede ogen toe hoe in 1925 de zogenaamde revisionistische zionisten zich politiek organiseerden onder leiding van Vladimir Ze’ev Jabotinsky. De nieuwe beweging recruteerde haar aanhang onder de stroom van joodse vluchtelingen die in de jaren twintig en dertig uit Polen en Duitsland in Erets Jisrael arriveerden. Deze mensen waren middenstanders, die geen boodschap hadden aan de socialistische ideologie, maar voorstanders waren van particulier initiatief en een stedelijk bestaan. De revisionisten, waaruit het Likoedblok is voortgekomen, stelden zich militanter op en streefden doelbewust naar de stichting van een staat.
De socialisten bestookten hen met scheldkanonnades en noemden hen fascisten. Zij beschuldigden de revisionisten van de moord op een van hun veelbelovende politici, dr. Chaim Arlosoroff en diens vrouw Sima. Hoewel nooit bewezen duikt deze beschuldiging nog altijd op.
Het conflict bereikte een tragisch dieptepunt in de affaire om de Altalena in juni 1948. De Altalena was een schip dat was gerecruteerd door de Irgoen, de ondergrondse militia van de revisionisten, die een groot aandeel heeft gehad in het verzet tegen het Britse mandaat. Het schip, volgeladen met voor de onafhankelijkheidsoorlog benodigde wapens, werd in opdracht van David ben Goerion voor de kust van Tel Aviv beschoten en tot zinken gebracht.
Zestien opvarenden, onder wie overlevenden van de tweede wereldoorlog, verloren hierbij het leven. Het was aan de commandant van de Irgoen, Menachem Begin, te danken dat het incident niet escaleerde. Hij weigerde namelijk represaille-maatregelen te nemen en stelde zich loyaal op tegenover de voorlopige Israëlische regering. Dertig jaar zou het duren voor hij op legale en democratische wijze het premierschap verwierf.
Terug naar het heden. De huidige politieke malaise in Israel is mede het gevolg van het ontbreken van een grondwet. Het Israëlische staatsrecht kent geen speciale parlementaire meerderheid voor het nemen van belangrijke beslissingen: een simpele helft-plus-één is voldoende voor welke beslissing dan ook.
De Oslo ‘B’ accoorden passeerden in de Knesset met 61 stemmen voor en 59 tegen, bepaald geen ruime meerderheid.
Na deze stemming maande zelfs de president, Ezer Weizman, een overtuigde ‘duif’, tot terughoudendheid in het vredesproces.
Prompt stelde een aantal linkse Knesset-leden voor de vrijheid van meningsuiting van de president door middel van wetgeving aan banden te leggen. Dit staaltje van ad hoc beslissingen is bepaald geen voorbeeld van verantwoord omgaan met een zo gewichtig onderwerp als de prerogatieven van het staatshoofd.
Het is een democratische traditie dat naar de stem van de minderheid geluisterd wordt. Dit was echter allerminst het geval onder de regering Rabin.
Grote demonstraties tegen de Oslo-accoorden van meer dan tweehonderdduizend mensen werden door de premier zelf afgedaan met een minachtend: “Ik heb lak aan ze” of “huilebalken”.
Deze demonstranten protesteerden niet tegen de accoorden omdat zij tegen vrede zijn, maar omdat zij oprecht geloven dat dit proces tot escalatie van het terrorisme en misschien zelfs tot de ondergang van de staat zou kunnen leiden.
Dit gevoel is versterkt nu er sinds de Oslo-overeenkomst in september 1993 162 Israëlische slachtoffers van terrorisme te betreuren vielen.
Het heette dat het verzet tegen de accoorden afkomstig was van een marginale groep fanatieke ‘kolonisten’, terwijl in werkelijkheid het verzet afkomstig was uit alle lagen van de bevolking, seculier en religieus en uit alle delen van het land.
Pogingen van de oppositie (Likoed, de raad van kolonisten, individuele rabbijnen) om tot een dialoog te komen met de regering werden stelselmatig afgewezen.
Het was dit vacuum in het democratisch functioneren dat het klimaat schiep van frustratie en woede waarin de betreurenswaardige moord op de premier kon plaatsvinden.
- De volgende zorgwekkende symptomen met betrekking tot de vrijheid van meningsuiting zijn nu te signaleren:
- de komplottheorie, welke de politie reden gaf om een grote groep mensen tegen wie geen enkel bewijs van medeplichtigheid bestond ‘door te lichten’.
- de straffe maatregelen tegen ‘opruiing’ en ‘racisme’, voorlopig zonder een duidelijke definiëring van deze begrippen. Het feit dat zelfs de leider van de grootste oppositiepartij van ‘opruiing’ wordt beschuldigd, alsmede een flink aantal goed bekend staande rabbijnen, laat weinig illusies aangaande de ruime wijze waarop de regering van plan is het criterium ‘opruiing’ te interpreteren.
- de preventieve of administratieve detentie, een maatregel die uit de tijd stamt van het Engelse mandaat, die wordt gebruikt tegen mensen tegen wie geen substantiële beschuldiging kan worden ingebracht, maar van wie wordt aangenomen dat zij een politiek niet correct standpunt innemen.
- de verhindering van alijah (immigratie) van personen die tot extreem rechtse groeperingen behoren. Ook hier geldt weer dat een duidelijke definiëring van het begrip ontbreekt, met andere woorden waar zal de lijn worden getrokken tussen gewoon rechts en ‘extreem’? En waarom wordt alleen naar rechts gekeken wanneer het om ‘extreem’ gaat, terwijl toch extreem links (waaronder prominente publieke figuren) zich bepaald niet onbetuigd laat wat betreft opruiing tegen Likoed en orthodoxie?
Het democratisch bestel in Israel lijkt te wankelen. De vrijheid van meningsuiting en het
legitieme functioneren van de oppositie lijken in gevaar.